34 389 Wijziging van de Wet op de Raad van State, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten in verband met de scheiding van taken binnen de Raad van State en de opheffing van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak)

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2016

Op 22 april jl. heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij verzocht om voor 29 april a.s. de nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel organisatie hoogste bestuursrechtspraak in te dienen waarin de vragen en opmerkingen worden beantwoord over het vorige maand door de commissie uitgebrachte verslag (Kamerstuk 34 389, nr. 5). Mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie bericht ik u als volgt.

In het verslag over het wetsvoorstel is een groot aantal vragen opgenomen over de organisatorische en financiële aspecten van het wetsvoorstel. Deze vragen hebben ons aanleiding gegeven om met het oog op een zorgvuldige beantwoording daarvan deze aspecten nader in kaart te brengen, in overleg met alle daarbij betrokken personen en instanties. Dit overleg is nog gaande. Het is daarom niet mogelijk het verslag voor 29 april te beantwoorden. Het streven is erop gericht de nota naar aanleiding van het verslag zo spoedig mogelijk na afronding van het overleg in te dienen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven