Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34389 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34389 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het stelsel van bestuursrechtspraak te vereenvoudigen en doorzichtiger te maken door het aanbrengen van een verdere scheiding tussen de Afdeling advisering en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en door overheveling van de rechtsmacht van de Centrale Raad van Beroep naar de gewone rechterlijke macht en de rechtsmacht van het College van Beroep voor het bedrijfsleven naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, eerste tot en met derde lid, komt te luiden:
1. De vice-president en de leden worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor het leven benoemd. De leden worden benoemd in de Afdeling advisering of de Afdeling bestuursrechtspraak. De benoeming kan worden gewijzigd, met dien verstande dat de wijziging geschiedt in overeenstemming met de vice-president en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak en een benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak slechts op verzoek van het lid kan worden gewijzigd in een benoeming in de Afdeling advisering.
2. Voor de benoeming van de vice-president wordt de Raad gehoord. Voor de benoeming van de leden doet de Raad een aanbeveling, met dien verstande dat de aanbeveling geschiedt in overeenstemming met de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak indien het te benoemen lid deel zal uitmaken van die afdeling.
3. Vacatures worden in de Staatscourant gepubliceerd onder opgave van het profiel van de gezochte kandidaat of kandidaten. De Tweede Kamer der Staten-Generaal voert ten minste eenmaal per jaar overleg met de vice-president en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak over de vacatures.
B
In artikel 3 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Het ontslag, de schorsing, het belasten met een andere taak bij ongeschiktheid wegens ziekte en het waarschuwen van de leden die zijn benoemd in de Afdeling bestuursrechtspraak geschieden in overeenstemming met de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De staatsraden worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie benoemd in de Afdeling advisering of de Afdeling bestuursrechtspraak. De staatsraden worden voor het leven benoemd. De staatsraden die worden benoemd in de Afdeling advisering kunnen, in afwijking van de tweede volzin, voor een bepaalde tijd van ten minste drie jaren worden benoemd. Vacatures worden in de Staatscourant gepubliceerd onder opgave van het profiel van de gezochte kandidaat of kandidaten. De Tweede Kamer der Staten-Generaal voert ten minste eenmaal per jaar overleg met de vice-president over de vacatures in de Afdeling advisering en met de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak over de vacatures in die afdeling. Voor de benoeming doet de afdeling van de Raad waarvan de te benoemen staatsraad deel zal uitmaken een aanbeveling.
2. Onder vernummering van het vierde tot zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
4. Een staatsraad wordt door de afdeling van de Raad waarvan hij deel uitmaakt, bij met redenen omkleed besluit, ontslagen, geschorst, of bij ongeschiktheid wegens ziekte met een andere taak belast, en een staatsraad wordt door de voorzitter van de afdeling van de Raad waarvan hij deel uitmaakt, bij met redenen omkleed besluit, gewaarschuwd overeenkomstig hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat:
– in plaats van «procureur-generaal» wordt gelezen: voorzitter van de afdeling van de Raad waarvan de staatsraad deel uitmaakt;
– in plaats van «plaatsvervangend procureur-generaal» wordt gelezen: het oudste aanwezige lid van de afdeling van de Raad waarvan de staatsraad deel uitmaakt, naar rang van benoeming;
– in plaats van «bij een gerecht dan wel binnen het gezagsbereik van Onze Minister» wordt gelezen: binnen de Raad dan wel binnen het gezagsbereik van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
– in plaats van «functionele autoriteit» wordt gelezen: voorzitter van de afdeling van de Raad waarvan de staatsraad deel uitmaakt;
– de afdeling van de Raad waarvan de staatsraad deel uitmaakt de mededeling van een beslissing als bedoeld in artikel 46p, vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, doet aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. De artikelen 46i, vijfde lid, 46k, vijfde lid, en 46l, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt gelezen:
– in plaats van «de rechterlijke ambtenaar»: de staatsraad;
– in plaats van «op voordracht van Onze Minister»: op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
– in plaats van «de Hoge Raad»: de afdeling van de Raad waarvan de staatsraad deel uitmaakt.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «De artikelen 2, derde tot en met vijfde lid, 3» vervangen door: De artikelen 2, eerste lid, derde volzin, vierde en vijfde lid, 3, eerste en vijfde lid.
D
Artikel 10, derde lid, komt te luiden:
3. De artikelen 2, eerste lid, derde volzin, vierde en vijfde lid, 3, eerste en vijfde lid, 4, 5, eerste lid, aanhef en onder d, en vijfde lid, 6, 8, tweede tot en met vijfde lid, en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.
E
Aan artikel 14, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De vice-president en de Raad treden daarbij niet in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak, noch in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in categorieën van zaken.
F
Artikel 30a, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt uit de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak die voldoen aan het vereiste, gesteld in artikel 2, vierde lid, een voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak benoemd. Voor de benoeming doet de Afdeling bestuursrechtspraak een aanbeveling.
G
Artikel 42, vierde lid, vervalt.
Artikel 4, eerste lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman komt te luiden:
1. De vice-president van de Raad van State of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak kunnen een lid van de Afdeling advisering, onderscheidenlijk een lid van de Afdeling bestuursrechtspraak, op diens verzoek gedurende een bepaalde periode ontheffen van de waarneming van zijn ambt.
In artikel XIV, tweede lid, van de wet van 22 april 2010 tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (Stb. 2010, 175) wordt «onverminderd de derde volzin van artikel 2, derde lid» vervangen door: met dien verstande dat een benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak slechts op verzoek van het lid kan worden beëindigd.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen b en c van het tweede lid worden vervangen door:
b. het gerechtshof, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof en onderdeel a niet van toepassing is.
2. De onderdelen b en c van het derde lid worden vervangen door:
b. het gerechtshof en onderdeel a niet van toepassing is, staat inzake alle besluiten hoger beroep open bij het gerechtshof.
B
Artikel 8:9 komt te luiden:
C
Artikel 8:12a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan in zaken die in de Afdeling in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, een lid van de Afdeling verzoeken een conclusie te nemen.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot tweede tot en met zevende lid.
3. In het derde, vierde en zevende lid (nieuw) wordt «het college» vervangen door: de Afdeling.
D
In artikel 8:89, eerste lid, vervalt: de Centrale Raad van Beroep of.
E
In artikel 8:105, eerste lid, wordt «een andere hogerberoepsrechter» vervangen door: een gerechtshof.
F
In artikel 8:106, eerste lid, wordt de tekst na «is beslist,» vervangen door: indien de uitspraak betreft een besluit als bedoeld in artikel 9 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
G
Artikel 8:108, derde lid, vervalt.
H
Na titel 8.5 wordt een titel ingevoegd, luidende:
1. Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen bij de Hoge Raad beroep in cassatie instellen tegen:
a. een uitspraak van het gerechtshof die overeenkomstig afdeling 8.2.6 of artikel 8:104, eerste lid, onderdeel c, is gedaan,
b. een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van het gerechtshof.
2. Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen bij de Hoge Raad voorts beroep in cassatie instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, onderdelen a en b, indien bij gegrondverklaring van het verzet tegen de uitspraak op het beroep hoger beroep zou hebben opengestaan bij het gerechtshof.
3. Indien de belanghebbenden en het bestuursorgaan daarmee schriftelijk instemmen, kan bij de Hoge Raad voorts beroep in cassatie worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 of artikel 8:104, eerste lid, onderdeel c, alsmede tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van de rechtbank, indien tegen die uitspraak hoger beroep openstaat bij het gerechtshof.
4. Geen beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen:
a. een uitspraak van het gerechtshof of van de rechtbank overeenkomstig artikel 8:54, eerste lid;
b. een uitspraak van de rechtbank overeenkomstig artikel 8:54a;
c. een uitspraak van de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank overeenkomstig artikel 8:84, tweede lid, en
d. een uitspraak van de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank overeenkomstig artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vijfde lid.
5. Tegen andere beslissingen van het gerechtshof, van de rechtbank of van de voorzieningenrechter kan slechts tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de in het eerste of het tweede lid bedoelde uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld.
De werking van een uitspraak van het gerechtshof, van de rechtbank of van de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is verstreken of, indien beroep in cassatie is ingesteld, op het beroep in cassatie is beslist, indien de uitspraak betreft een besluit als bedoeld in artikel 9 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
1. De griffier van de Hoge Raad doet van het ingestelde beroep in cassatie zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van het gerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gedaan.
2. De griffier van het gerecht zendt een afschrift van de uitspraak en de op de uitspraak betrekking hebbende gedingstukken die onder hem berusten, onverwijld aan de griffier van de Hoge Raad.
3. De griffier maakt zo nodig onverwijld alsnog een proces-verbaal op van de zitting en zendt dit aan de griffier van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad stelt dit proces-verbaal ter beschikking aan partijen.
1. Indien beroep in cassatie is ingesteld tegen een mondelinge uitspraak, wordt de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke uitspraak, tenzij het beroep in cassatie kennelijk niet-ontvankelijk is of de Hoge Raad anders bepaalt. De vervanging geschiedt binnen zes weken na de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 8:118c, eerste lid, is gedaan. Het beroep in cassatie wordt geacht gericht te zijn tegen de schriftelijke uitspraak.
2. Het gerecht dat de mondelinge uitspraak heeft gedaan, verzendt de vervangende schriftelijke uitspraak gelijktijdig aan partijen en aan de griffier van de Hoge Raad.
3. In afwijking van artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, kan de indiener van het beroepschrift de gronden van het beroep verstrekken of aanvullen tot zes weken na de dag waarop de schriftelijke uitspraak aan hem is verzonden.
Voor zover in deze titel niet anders is bepaald, zijn op het beroep in cassatie de artikelen 8:14 tot en met 8:25, 8:27 tot en met 8:29, 8:31 tot en met 8:40, 8:41, met uitzondering van het tweede lid, 8:41a, 8:43 tot en met 8:45, 8:52, 8:53, 8:60, 8:70, 8:71, 8:72a, 8:75 tot en met 8:79, 8:109, 8:110, derde en vijfde lid, 8:111, 8:112, 8:113, tweede lid, en 8:114 van overeenkomstige toepassing.
1. De andere partij dan de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen acht weken na de dag van verzending van het beroepschrift:
a. een verweerschrift indienen;
b. incidenteel beroep in cassatie instellen.
2. De Hoge Raad kan de in het eerste lid en de in artikel 8:110, derde lid, bedoelde termijnen verlengen.
1. Indien in het beroepschrift, in het verweerschrift of schriftelijk door degene die beroep in cassatie heeft ingesteld binnen twee weken nadat het verweerschrift is verzonden, is verzocht de zaak mondeling te mogen toelichten, bepaalt de Hoge Raad dag en uur waarop de zaak door de advocaten van partijen zal kunnen worden bepleit. De griffier stelt beide partijen of de door hen aangewezen advocaten hiervan ten minste tien dagen tevoren in kennis.
2. De advocaten kunnen in plaats van de zaak mondeling bij pleidooi toe te lichten een schriftelijke toelichting overleggen of toezenden.
3. Artikel 8:62 is van overeenkomstige toepassing voor zover het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak waarbij de gehele of gedeeltelijke handhaving van een bestraffende sanctie in het geding is.
4. In andere gevallen dan in het derde lid bedoeld, heeft de mondelinge behandeling plaats met gesloten deuren, maar kan de Hoge Raad bepalen dat de behandeling openbaar is, voor zover de belangen van partijen daardoor niet worden geschaad.
1. Nadat de toelichtingen zijn gehouden of ontvangen of, indien deze niet zijn verzocht, na indiening van de schrifturen door partijen, stelt de griffier, indien de procureur-generaal bij de Hoge Raad de wens te kennen heeft gegeven om te worden gehoord, alle stukken in diens handen.
2. De procureur-generaal brengt zijn schriftelijke conclusie ter kennis van de Hoge Raad.
3. Een afschrift van de conclusie wordt aan partijen gezonden. Partijen kunnen binnen twee weken na verzending van het afschrift van de conclusie hun schriftelijk commentaar daarop aan de Hoge Raad doen toekomen.
1. De uitspraak van de Hoge Raad wordt schriftelijk gedaan.
2. Wanneer de Hoge Raad, hetzij op de in het beroepschrift aangevoerde, hetzij op andere gronden, de uitspraak van het gerechtshof, van de rechtbank of van de voorzieningenrechter vernietigt, beslist hij bij dezelfde uitspraak de zaak, zoals het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter zou behoren te doen. Indien de beslissing van de hoofdzaak afhangt van feiten die bij de vroegere behandeling niet zijn komen vast te staan, verwijst de Hoge Raad, tenzij het punten van ondergeschikte aard betreft, het geding naar een gerechtshof of naar een rechtbank, ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.
1. In geval van intrekking van het beroep in cassatie door het bestuursorgaan, kan het bestuursorgaan op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. De griffier zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van de intrekking onverwijld aan die belanghebbende.
3. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17, 6:21, 8:75a, tweede lid, eerste en tweede volzin, 8:118g en 8:118h zijn van overeenkomstige toepassing.
1. In geval van verwijzing zendt de griffier van de Hoge Raad de stukken en een afschrift van de uitspraak binnen een week aan het gerechtshof of aan de rechtbank waarheen de zaak is verwezen.
2. Indien de uitspraak geen verwijzing inhoudt, zendt de griffier de door partijen overgelegde stukken onverwijld aan hen terug.
I
Bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking van artikel 1 wordt ingevoegd:
een beschikking van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 2.8a, derde en vierde lid, indien de ingevolge artikel 2.8a, vijfde lid, vereiste toestemming van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu ontbreekt
2. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd de in artikel 4 opgenomen zinsneden vanaf «Een besluit van de Sociaal-Economische Raad», met uitzondering van de zinsneden met betrekking tot de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet luchtvaart, de Wet op het financieel toezicht, de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Zorgverzekeringswet.
b. In de zinsneden met betrekking tot de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet wordt «dan wel de Ontgrondingenwet» vervangen door: , de Ontgrondingenwet of de Winkeltijdenwet
c. In de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart wordt na «8.25c,» ingevoegd: 8.25f, tweede lid,
d. De zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht komt te luiden:
a. artikel 1:26, eerste en tweede lid, hoofdstuk 5.1 en de artikelen 5:77, eerste lid, 5:81, derde lid, 6:1 en 6:2
b. een besluit ter zake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
e. De zinsnede met betrekking tot de Wet wegvervoer goederen komt te luiden:
Wet wegvervoer goederen, met uitzondering van een beschikking van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 2.8a, derde en vierde lid, indien de ingevolge artikel 2.8a, vijfde lid, vereiste toestemming van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu ontbreekt
f. De zinsnede met betrekking tot de Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
1°. onderdeel b vervalt en onderdeel c wordt geletterd b.
2°. in de aanhef en onderdeel b (nieuw) wordt «College zorgverzekeringen» vervangen door: Zorginstituut Nederland.
g. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Beroepsverordening voor het wegvervoer
3. Artikel 3 vervalt.
4. Artikel 4 vervalt.
5. In de alfabetische rangschikking van artikel 5 worden ingevoegd de in artikel 3 (oud) opgenomen zinsneden vanaf «Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers», met uitzondering van de zinsnede met betrekking tot de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
6. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede met betrekking tot de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen vervalt.
b. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet toezicht effectenverkeer 1995
7. Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:
8. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
b. In de eerste volzin wordt «de Centrale Raad van Beroep» vervangen door: een gerechtshof.
c. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd de in artikel 12 na de eerste volzin opgenomen zinsneden.
d. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Gemeentewet: artikel 231
Invorderingswet 1990: de artikelen 22bis, vijftiende lid, 30, tweede lid, 49, vierde lid, 57a, tweede lid, 62a, tweede lid, en 63b, tweede lid
Provinciewet: artikel 227a
Kostenwet invordering rijksbelastingen: artikel 7, eerste lid
Waterschapswet: artikel 123
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen: artikel 4n
Wet op de omzetbelasting 1968: de artikelen 28s, achtste lid, en 28t, negende lid
Wet op het BTW-compensatiefonds: artikel 9, zevende lid
9. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
b. In de eerste volzin wordt «de Centrale Raad van Beroep» vervangen door: een gerechtshof.
c. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Wet inkomstenbelasting 2001: de artikelen 3.37, eerste lid, en 3.42, eerste lid, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Economische Zaken
Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, met uitzondering van artikel 4n
Wet op de rechtsbijstand
Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
10. De artikelen 11 en 12 vervallen.
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid, eerste en tweede volzin, vervalt: , het bestuur van de Centrale Raad van Beroep of het bestuur van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
2. Het zevende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. vice-president, lid van de Raad van State of staatsraad;.
B
Artikel 44 vervalt.
C
In artikel 60, eerste lid, wordt «vonnissen, beschikkingen en uitspraken in burgerlijke zaken, strafzaken en belastingzaken» vervangen door: vonnissen en beschikkingen in burgerlijke zaken en strafzaken.
D
Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De gerechtshoven nemen in eerste aanleg, tevens in hoogste ressort, kennis van de bestuursrechtelijke zaken waarvan de kennisneming bij de wet aan hen is opgedragen.
2. De gerechtshoven oordelen in hoger beroep over uitspraken in bestuursrechtelijke zaken van de rechtbanken in hun ressort, waarover het oordeel bij de wet aan hen is opgedragen.
E
Na artikel 76 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
F
In artikel 80a, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 28 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen» vervangen door «artikel 8:118a van de Algemene wet bestuursrecht» en «artikel 29b van die wet» door: artikel 8:118f, eerste lid, onderdeel a, van die wet.
G
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, eerste volzin, vervalt: dan wel met rechtspraak belaste leden van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
2. In het vierde lid, tweede volzin, vervalt: , dan wel met rechtspraak belaste leden van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
3. Het zesde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. vice-president, lid van de Raad van State of staatsraad;.
H
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: , met rechtspraak belast lid van de Centrale Raad van Beroep of met rechtspraak belast lid van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
2. In het derde lid vervalt: dan wel met rechtspraak belast lid van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
I
In artikel 90, tweede lid, vervalt: , de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 28 komt te luiden:
B
De artikelen 28a tot en met 29h vervallen.
De volgende artikelen vervallen:
a. artikel 31 van de Algemene Kinderbijslagwet;
b. artikel 66 van de Algemene nabestaandenwet;
c. artikel 53 van de Algemene Ouderdomswet;
d. artikel 80 van de Participatiewet;
e. artikel 39 van de Toeslagenwet;
f. artikel 129d van de Werkloosheidswet;
g. artikel 98 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
h. artikel 6:5 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten;
i. artikel 60b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
j. artikel 60b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
k. artikel 47 van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
l. artikel 87f van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
m. artikel 10.3.2 van de Wet langdurige zorg;
n. artikel 6.5 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;
o. artikel 116 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
p. artikel 75m van de Ziektewet.
In de volgende bepalingen wordt «de Centrale Raad van Beroep» vervangen door «het gerechtshof»:
a. artikel 42a van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945;
b. artikel 49 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet;
c. artikel 35f van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;
d. artikel 61, derde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers;
e. de artikelen 44 en 61, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945.
f. artikel 32, vijfde lid, van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds.
In de artikel 19a, achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door «de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State».
Artikel 24 van de Warmtewet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. In het derde lid wordt «Het College» vervangen door «De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State» en «het College» door: de Afdeling.
3. In het vierde lid wordt «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In artikel 71 van de Wet marktordening gezondheidszorg vervalt: , van de Centrale Raad van Beroep, van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
In artikel 1:3a, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt «een besluit waartegen ingevolge artikel 4 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: een besluit waartegen ingevolge artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 46d wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 6°, wordt «of een lid» vervangen door: , een lid of een staatsraad.
2. In onderdeel c, wordt «de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: de rechtbanken en de gerechtshoven.
B
Artikel 53c, onderdeel a, komt te luiden:
a. de leden van de Raad van State en de staatsraden;.
In artikel 11 van de Wet veiligheidsonderzoeken wordt «de leden van de Raad van State» vervangen door «de leden van de Raad van State en de staatsraden» en vervalt: , de leden van de Centrale Raad van Beroep en de leden van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
In de volgende bepalingen wordt «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door «de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State»:
a. de artikelen 25, eerste lid, onderdeel d, en 42, tweede lid, van de Wet op het accountantsberoep;
b. de artikelen 31, tweede lid, en 63d, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.
De Wet tuchtrechtspraak accountants wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel e, komt te luiden:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;.
B
In de artikelen 21d, eerste en tweede lid, 21e, eerste volzin, 29a, tweede lid, 41, achtste lid, 42, onderdeel d, 43, eerste lid, 43a, eerste lid, 43b, 43c, eerste, tweede en vierde lid, 43d, eerste en vierde lid, 43 e, derde lid, 43g, 43h, tweede lid, 43i, eerste en tweede lid, 43j, vierde lid, 44, vijfde lid, 45, onderdelen a en b, 47 en 48, tweede lid, wordt «het College» vervangen door: de Afdeling.
C
In de artikelen 43, derde lid, 43c, derde lid, 43 e, tweede lid, 43h, eerste lid, 43j, eerste en derde lid, 44, eerste en tweede lid, en 46, eerste lid, wordt «Het College» vervangen door: De Afdeling.
D
In de artikelen 43c, eerste lid, en 43d, eerste lid, wordt «de president» vervangen door: de voorzitter.
E
In artikel 43h, tweede lid, wordt «kan het bevelen» vervangen door: kan zij bevelen.
De Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «college: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;» vervangen door: de Afdeling: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;.
B
In de artikelen 13f, eerste lid, 13g, eerste lid, 13h, 13i, eerste, tweede en vierde lid, 13j, eerste en vierde lid, 13l, derde lid, 13m, tweede lid, 13n, eerste, tweede en vijfde lid, 13o, 13r, tweede lid, 13s, eerste lid, 13t, derde lid, 13u, tweede lid, 13v, eerste en tweede lid, 13w, vierde lid, 13x en 13y, eerste lid, wordt «het College» vervangen door: de Afdeling.
C
In de artikelen 13i, derde lid, 13k, tweede en derde lid, 13l, achtste lid, 13m, eerste lid, 13n, tweede, derde en vijfde lid, 13r, eerste lid, 13s, eerste en derde lid, 13t, eerste lid, 13u, eerste lid, en 13w, eerste en derde, wordt «Het College» vervangen door: De Afdeling.
D
In de artikelen 13i, eerste lid, en 13j, eerste lid, wordt «de president» vervangen door: de voorzitter.
E
In artikel 13u, tweede lid, wordt «het bevelen» vervangen door: zij bevelen.
De Wet zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 55a, derde lid, 55r, aanhef, 55s, tweede en derde lid, en 55t, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b en derde lid, wordt «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
B
In de artikelen 55a, derde lid, 55s, vierde lid, en 55t, eerste lid, aanhef, wordt «Het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
C
In artikel 55c, tweede lid, wordt «de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven» vervangen door: de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
B
In artikel 33, tweede lid, wordt «het College als bedoeld krachtens artikel 44,» vervangen door: de Afdeling.
C
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «De artikelen 1, onderdeel b, 3, 4, eerste lid, 5, 31 tot en met 43 en 44 eerste lid» vervangen door: De artikelen 3, 4, eerste lid, 5, 31 tot en met 43 en 44, eerste lid.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. onder «het College» telkens moet worden verstaan: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
d. onder «de president» telkens moet worden verstaan: de voorzitter.
Artikel 44 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 vervalt.
Artikel 8.1 van de Wet wegvervoer goederen vervalt.
Artikel 8a.39, vierde lid, tweede volzin, van de Wet luchtvaart komt te luiden: Voorts wordt voor de toepassing van titel 8.5a van de Algemene wet bestuursrecht als het bestuursorgaan aangemerkt: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
Artikel 30, zesde lid, tweede volzin, van de Wet waardering onroerende zaken komt te luiden: Voor de toepassing van titel 8.5a van de Algemene wet bestuursrecht wordt als het bestuursorgaan aangemerkt: het college.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 3.37 vervallen de aanduiding «1.» voor het eerste lid alsmede het tweede lid.
B
Artikel 3.42, achtste lid, vervalt.
Artikel 30, derde en vierde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen vervalt.
Artikel 7.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming vervalt.
In hoofdstuk 7 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een belanghebbende kan tegen een besluit of een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een rechterlijk ambtenaar als zodanig of een rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, een gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn, beroep instellen bij de Hoge Raad.
1. Ten aanzien van de behandeling van beroep onderscheidenlijk hoger beroep of incidenteel hoger beroep dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanhangig is bij de Centrale Raad van Beroep, treedt het gerechtshof dat bij toepassing van artikel 8:7, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht onderscheidenlijk artikel 60a, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie bevoegd zou zijn geweest in de plaats van de Centrale Raad van Beroep. De bij de Centrale Raad van Beroep aanhangige zaken worden van rechtswege, in de stand waarin zij zich bevinden, overgedragen aan het ingevolge de eerste volzin bevoegde gerechtshof.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de behandeling van onderscheidenlijk verzet, een verzoek om voorlopige voorziening, een verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade of een verzoek om herziening als bedoeld in onderscheidenlijk artikel 8:55, 8:81, 8:88 of 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel is gedaan bij de Centrale Raad van Beroep.
3. Voor de toepassing van de artikelen 8:55 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van uitspraken die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel zijn gedaan door de Centrale Raad van Beroep, treedt het gerechtshof dat bij toepassing van artikel 8:7, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht onderscheidenlijk artikel 60a, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie bevoegd zou zijn geweest ten aanzien van de uitspraak waartegen verzet wordt gedaan onderscheidenlijk waarvan herziening wordt verzocht, in de plaats van de Centrale Raad van Beroep.
1. Ten aanzien van de behandeling van beroep, hoger beroep of incidenteel hoger beroep dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanhangig is bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, treedt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de plaats van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven aanhangige zaken worden van rechtswege, in de stand waarin zij zich bevinden, overgedragen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de behandeling van onderscheidenlijk verzet, een verzoek om voorlopige voorziening, een verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade of een verzoek om herziening als bedoeld in onderscheidenlijk artikel 8:55, 8:81, 8:88 of 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel is gedaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
3. Voor de toepassing van de artikelen 8:55 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van uitspraken die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel zijn gedaan door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, treedt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de plaats van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Onverminderd artikel XXXIII, eerste lid, tweede volzin, worden de administratie en het archief van de Centrale Raad van Beroep overgedragen aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De administratie en het archief van het College van Beroep voor het bedrijfsleven worden overgedragen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Beroepswet wordt ingetrokken.
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Veiligheid en Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34389-2-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.