34 384 Wijziging van de Kieswet in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor registratie als kiezer voor Nederlanders die in het buitenland wonen (permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 19 juli 2016

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat strekt tot het regelen van permanente kiezersregistratie van niet-ingezetenen. Zij onderschrijven het doel van het wetsvoorstel om het uitoefenen van het kiesrecht door Nederlanders in het buitenland te bevorderen en te vereenvoudigen. Zij hebben echter nog wel enkele kanttekeningen bij het voorliggende voorstel en stellen daarom onder andere enkele vragen met betrekking tot het gekozen niveau van regelgeving, de verschillende aanvraagtermijnen, en het uitblijven van de mogelijkheid om te stemmen in persoon op een ambassade of consulaat.

2. Inbreng van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen. Als reactie op het amendement-Bosma (Kamerstukken II 2015/16, 34 384, nr. 8) tot wijziging van de Kieswet om het voor iedere partij mogelijk te maken om een lijst met 80 kandidaten in te dienen heeft de regering aangegeven dit doel redelijk te vinden, de achterliggende redenering goed te begrijpen en geen principiële reden meer te zien voor het huidige verschil tussen partijen.

Bovendien zouden er volgens de regering geen praktische bezwaren meer bestaan ten aanzien van het formaat van het stembiljet. De regering gaf dan ook aan de indiener van het amendement royaal tegemoet te willen treden. Kan de regering aangeven of zij daadwerkelijk hieraan «tegemoet wil treden» en bereid is om met een concreet voorstel te komen om een lijst met 80 kandidaten voor iedere partij mogelijk te maken? Zo ja, is de regering bereid dit nog vóór de eerstkomende Tweede Kamerverkiezingen te regelen? Zo nee, welke – al dan niet praktische – bezwaren heeft de regering dan nog bij het mogelijk maken van dergelijke kieslijsten?

3. Inbreng van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie missen een dwingende reden om de beslistermijnen in de artikelen D 5, D 6 en D 7 (nieuw) niet langer in een wet in formele zin te vervatten, maar bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. Zij vragen welke wijzigingen er sinds de invoering van de huidige artikelen D 3b, vierde lid, en D 6 Kieswet zijn die afwijking van de oorspronkelijke lijn dat gelet op de bijzondere materie in het democratisch bestel alle wezenlijke elementen op het niveau van een formele wet moeten worden vastgelegd rechtvaardigen. Zij vragen daarnaast om te reflecteren op het advies van de Kiesraad van 17 augustus 2015. Zij vragen tevens om te betogen hoe de innerlijke consistentie van de kieswetgeving nu volgens de regering versterkt wordt, waar de Kiesraad in zijn advies bij dit wetsvoorstel juist wijst op het verminderen van deze consistentie. Deze leden vragen welke termijn nu voorzien wordt in de algemene maatregel van bestuur zoals genoemd in de voorgestelde artikelen D 5, D 6 en D 7 en welke aanwijzingen er zijn dat er spoedig of met regelmaat aanpassing van deze termijnen voorzien wordt. Zij vragen of een snellere evaluatie van de wet niet eveneens een oplossing zou bieden om binnen afzienbare termijn tot een wijziging van de wet te komen indien blijkt dat de vastgelegde beslistermijn problematisch is.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat er verschillen blijven bestaan in de aanvraagtermijnen, ondanks de waarschuwingen door de Kiesraad en de Raad van State dat de mogelijkheid om de termijn van negen weken die geldt bij een verzoek tot wijziging van gegevens, te omzeilen en te bekorten tot zes weken door het doen van een verzoek tot een nieuwe registratie. Deze leden hebben begrip voor het argument van de werklast die er is voor de gemeente Den Haag, maar zij merken op dat de route die de Raad van State en de Kiesraad noemen, eveneens leidt tot verhoging van de werklast. Zij vragen daarom om specifiek op dit punt in te gaan bij de evaluatie van dit wetsvoorstel en indien de werklast van deze termijn anders is dan gedacht bovendien met voorstellen te komen die leiden tot eenduidige termijnen. Daarnaast vragen zij of het informeren van de niet-ingezetenen pas start op het moment dat de verkiezingscampagne in Nederland begint of dat al eerder informatie wordt verzonden ten einde deze groep tijdig te informeren om zo nodig bijtijds een verzoek tot wijziging van gegevens te kunnen doen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de regering geen aanleiding ziet om gevolg te geven aan het advies van de Kiesraad om in landen waar grote aantallen Nederlanders verblijven stemmen in persoon op ambassades en consulaten mogelijk te maken. Zij vragen of bij de afweging om afwijzend op dit advies te reageren gebruik is gemaakt van de ervaringen van andere landen met deze mogelijkheid en indien dit niet het geval is, hier alsnog op te reflecteren.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben ook nog enige artikelsgewijze vragen. Ten aanzien van artikel B 5 vragen deze leden waarom het derde lid gewijzigd wordt, nu uit het tweede lid voortvloeit dat de burgemeester van de plaats waar betrokkene volgens de basisregistratie zijn adres heeft wordt geïnformeerd en in de andere gevallen de burgemeester van de gemeente ’s-Gravenhage. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen ten aanzien van artikel VI waarom slechts eenmalig en in het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze wet personen kunnen worden uitgenodigd tot registratie van de kiesgerechtigdheid van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben. Nu juist een belangrijk doel van dit wetsvoorstel is dat meer kiesgerechtigden die hun woonplaats buiten Nederland hebben hun stem uitbrengen, is het voorstelbaar dat degenen die zich niet hebben laten registreren periodiek en bijvoorbeeld ruim voor volgende Tweede Kamerverkiezingen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot registratie.

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning wacht met belangstelling de antwoorden van de regering af en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Eerste Kamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Engels

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Engels (D66) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Ruers (SP) (vice-voorzitter), Van Bijsterveld (CDA),Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD),Strik (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Bikker (CU), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA), Van Weerdenburg (PVV), Klip-Martin (VVD).

Naar boven