Algemeen
Inleiding
Op 16 maart 2013 zijn de wet van 14 maart 2013 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen)
(Stb. 89) en de wet van 14 maart 2013 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede
categorie huishoudinkomens) (Stb. 90) in werking getreden.
Dit wetsvoorstel strekt ertoe om een tweetal uitvoeringstechnische elementen, die
voortvloeien uit bovengenoemde wetten, te verduidelijken en aan te scherpen.
Regeldruk/administratieve lasten
Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen ten aanzien van de regeldruk en de administratieve
lasten.
Artikelsgewijs
Artikel I
Zoals in de parlementaire geschiedenis van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging
meerdere malen is aangegeven (Kamerstukken II 2011/12, 33 129, nr. 3, pagina’s 4 en 7; Kamerstukken II 2011/12, 33 330, nr. 3, pagina’s 4 en 8; Kamerstukken I 2012/13, 33 330, E, pag. 32), verstrekt de Belastingdienst op verzoek aan de verhuurder een inkomensverklaring,
inhoudende in welke inkomenscategorie het huishoudinkomen valt. Teneinde eventuele
misverstanden over de huidige tekst te voorkomen, wordt met de voorliggende redactionele
wijziging – die geen inhoudelijke wijziging inhoudt – buiten twijfel gesteld dat de
(inspecteur van de) Belastingdienst op verzoek van een verhuurder een dergelijke inkomensverklaring
moet verstrekken. Het betreft hier dus alleen een verduidelijking van de reeds bestaande
tekst van artikel 7:252a, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (het voorgestelde
artikel I, onderdel 1). De voorgestelde wijziging in artikel I, onderdeel 2, loopt
hierbij mee.
Artikel II
Met de voorgestelde wijziging van artikel 19b, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte wordt het eenvoudiger om verhuurders aan te spreken die in strijd met de
wet een inkomensverklaring opvragen. Volgens de huidige tekst kan het afgeven van
inkomensverklaringen alleen worden geweigerd indien de verhuurder de inkomensverklaring
voor een ander doel «gebruikt» dan voor het doen van een voorstel tot verhoging van
de huurprijs. Dat impliceert dat de situatie dat een verhuurder die in strijd met
de wet een inkomensverklaring heeft opgevraagd, terwijl hij deze vervolgens niet ten
grondslag legt aan een voorstel tot huurverhoging, niet wordt aangemerkt als misbruik
en in dat geval niet de sanctie, genoemd in artikel 19b, vijfde lid, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte, kan worden toegepast. In de praktijk is dan ook gebleken dat
niet in alle gevallen kan worden opgetreden tegen het onrechtmatig opvragen. Het is
altijd wel de bedoeling geweest dat ook het doen van onrechtmatige verzoeken tot het
afgeven van inkomensverklaringen als misbruik wordt aangemerkt, waarvoor de sanctie
opgenomen in artikel 19b, vijfde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
dus ook is bedoeld. Om die reden wordt voorgesteld om ook het in strijd met de wet
opvragen van een inkomensverklaring onder de reikwijdte van artikel 19b van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte te brengen, zodat in voorkomende gevallen ook daarvoor – zoals
vermeld – de sanctie, genoemd in artikel 19b, vijfde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte kan worden toegepast. De sanctie houdt in dat het portaal voor de verhuurder
voor een bepaalde duur kan worden gesloten en de verhuurder voor geen van zijn huurders
een inkomensafhankelijke huurverhoging kan doorvoeren. Dit is een sanctie die niet
lichtvaardig zal worden opgelegd. Belangrijkste toetspunt daarbij is of de verhuurder
adequate maatregelen neemt of heeft genomen om onterecht opvragen te voorkomen.
Artikel III
In het voorgestelde artikel III is bepaald dat deze wet onder toepassing van artikel 12
van de Wet raadgevend referendum in werking treedt op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip. De toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum is
aan de orde nu het verdergaand verduidelijken van artikel 7: 252a, derde lid, van
het Burgerlijk Wetboek, zoals beschreven bij de toelichting op artikel I van dit wetsvoorstel,
dient plaats te vinden vóór het moment waarop de Belastingdienst de portal voor de
verhuurders open stelt. Dat zal zijn op 1 februari 2016.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok