34 362 Rapport van de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2016

Ten vervolge op mijn brief van 25 januari jl. (Kamerstuk 34 362, nr. 8) en naar aanleiding van het verzoek van het lid Segers (ChristenUnie) bij de regeling van de werkzaamheden van 26 januari jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 46, Regeling van Werkzaamheden) bericht ik u als volgt.

De concept-onderzoeksopdracht

In overleg met de heer Oosting is de volgende concept-onderzoeksopdracht geformuleerd:

«In het verlengde van de werkzaamheden van de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking:

  • zal de Commissie nader onderzoek doen naar de reconstructie van de feiten in 2014 en 2015 in opdracht van de toenmalige Minister naar de afwikkeling van de ontnemingsschikking in 2001;

  • kan de Commissie alle onderzoeksvragen formuleren die zij dienstig acht voor een zo volledig mogelijk feitelijk beeld van deze reconstructie, met name waar het betreft de verlening van de opdracht daartoe en de informatieverstrekking over de activiteiten ter uitvoering daarvan;

  • geldt als vertrekpunt voor het nader onderzoek de e-mailwisseling zoals opgenomen in de bijlage bij de brief van 25 januari 2016;

  • is de Commissie bevoegd om andere vragen te formuleren, deze te onderzoeken en te beantwoorden.»

In het Instellingsbesluit zal worden bepaald dat de Commissie zich door andere personen kan doen bijstaan voor zover zij dat voor de vervulling van haar taak nodig acht. Ook krijgt de Commissie alle bevoegdheden waarover de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking beschikte.

Uiteraard ben ik bereid met uw Kamer op korte termijn te overleggen over de onderzoeksopdracht. Ik ben voornemens het Instellingsbesluit volgende week vrijdag aan de ministerraad voor te leggen.

Duur onderzoek

Ik heb ook met de heer Oosting gesproken over de vraag hoeveel tijd de Commissie naar verwachting nodig zal hebben om de onderzoeksopdracht op een verantwoorde manier uit te voeren. De Commissie is zich ten volle bewust van de uitdrukkelijke wens van uw Kamer dat het onderzoek op zo kort mogelijke termijn zal zijn afgerond. Om geen tijd te verliezen is de Commissie, vooruitlopend op het Instellingsbesluit, al actief begonnen met de voorbereidingen. De heer Oosting heeft mij toegezegd dat de Commissie haar onderzoek met voortvarendheid zal uitvoeren en heeft mij gevraagd om haar de ruimte te geven die zij nodig acht voor haar taak. Gelet op het belang van een grondig en zorgvuldig onderzoek heb ik dat verzoek ingewilligd. Dat was ook een aanbeveling van de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking, die ik heb onderschreven. Ik heb de heer Oosting inmiddels de originele versie van de in Nieuwsuur gepresenteerde stukken gegeven, alsmede andere naar aanleiding van die uitzending beschikbaar gekomen informatie; vanzelfsprekend zal ik ook eventueel nieuwe informatie onmiddellijk ter beschikking stellen van de heer Oosting.

De Commissie kan tussenrapportages uitbrengen, indien zij daartoe aanleiding ziet.

De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft afgelopen maandag naar aanleiding van de berichtgeving van Nieuwsuur wederom een oproep gedaan om alle informatie die binnen mijn ministerie beschikbaar is aan de Commissie te verstrekken. Voorts wordt nog expliciet onder de aandacht van medewerkers gebracht dat zij, in het verlengde van de bestaande klokkenluidersregeling die betrekking heeft op melding van vermoedens van misstanden aan leidinggevenden en vertrouwenspersonen binnen het ministerie, dezelfde bescherming zullen genieten als zij rechtstreeks informatie verstrekken aan de Commissie Oosting.

Over de uitkomsten van het onderzoek zal ik ook deze keer uw Kamer onverwijld informeren. Datzelfde geldt vanzelfsprekend indien de Commissie een tussenrapportage zou uitbrengen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven