34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 oktober 2019

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben op 9 juli 2019 en 10 september 2019 gesproken over de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 4 juli 2019 inzake de vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling.2

Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie de Staatssecretaris op 25 september 2019 enkele vragen gesteld.

De Staatssecretaris heeft op 1 oktober 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 25 september 2019

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 9 juli 2019 en 10 september 2019 gesproken over uw brief d.d. 4 juli 2019 inzake de vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling.3 De leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie danken de regering voor de toegezonden brief en maken graag van de gelegenheid gebruik om de regering hierover enkele vragen te stellen.

In de brief wordt aangegeven dat er één nieuwe banenafspraak komt voor alle werkgevers in Nederland, zodat samenwerking meer gestimuleerd wordt.4 Het wordt daarom niet langer relevant geacht om bij te houden wie in welke sector werkt. Vanaf het moment dat dit niet meer wordt bijgehouden, is het niet langer mogelijk om in kaart te brengen welke sectoren achterblijven en wat hiervoor de redenen zijn. Dit nodigt naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden uit tot freerider-gedrag: de overheidssector kan zijn verantwoordelijkheid afwentelen op de markt en vice versa. Erkent de regering dit probleem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke oplossing draagt zij hiervoor aan?

De brief bevat de toezegging dat u samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal bekijken welke mogelijkheden er zijn om overheidswerkgevers te stimuleren (en dus niet te verplichten) ook zelf reguliere banen te blijven realiseren.5 Graag vernemen de aan het woord zijnde leden waarom de regering er niet voor kiest om overheidswerkgevers te verplichten zelf reguliere banen te blijven realiseren. Voorts vernemen deze leden graag van de regering welke mogelijkheden zij ziet om overheidswerkgevers te stimuleren een substantiële bijdrage te leveren aan de gezamenlijke banenafspraak. Hoeveel banen verwacht de regering in de overheidssector te creëren door de nieuwe banenafspraak?

De leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie leggen graag de volgende casus voor aan de regering:

Stel het bedrijfsleven haalt onder moeilijke omstandigheden het afgesproken aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking, maar de overheid haalt het opnieuw ruimschoots niet, met als gevolg dat niet wordt voldaan aan de nieuwe banenafspraak. Betekent een dergelijk geval vervolgens dat alle sectoren onder de quotumregeling komen te vallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht de regering dit wenselijk?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, E.M. Sent

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2019

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie. Deze vragen gaan over het vereenvoudigde systeem voor de banenafspraak, zoals ik deze uiteenzet in mijn brief van 4 juli 20196. Ik beantwoord de vragen in deze brief. Op een deel van de vragen ben ik eerder ingegaan in mijn brief van 24 april 2019 met de memorie van antwoord7 bij het Wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing dat ter behandeling in uw Kamer ligt. Ook in mijn brief van 9 september met de nadere memorie van antwoord8 naar aanleiding van het nader verslag is het vereenvoudigde systeem aan de orde gekomen.

Het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing gaat overigens niet over de vereenvoudiging van het systeem voor de banenafspraak, maar regelt een aantal technische aanpassingen van de huidige wet die te beschouwen zijn als «noodzakelijk onderhoud» voor de korte termijn. In mijn brief van 4 juli zet ik uiteen hoe het systeem van de banenafspraak en quotumregeling ook op de lange termijn houdbaar kan blijven. Ik verwacht het wetsvoorstel voor de vereenvoudigde Wet banenafspraak in het najaar voor internetconsultatie aan te kunnen bieden.

De leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie merken op dat omdat in het vereenvoudigde systeem voor de banenafspraak sprake zal zijn van één nieuwe banenafspraak, dit uitnodigt tot freerider-gedrag: de ene sector kan zijn verantwoordelijkheid afwentelen op de andere sector. Zij vragen de regering of zij dit probleem erkent en welke oplossingen zij daarvoor aandraagt.

Met de Banenafspraak hebben werkgevers zich gecommitteerd aan het realiseren van 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze afspraak wordt gefaciliteerd door het wettelijk stelsel van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Een belangrijk onderdeel van dit wettelijke systeem is dat werkgevers worden afgerekend op de behaalde resultaten. Dit geldt voor zowel markt- als overheidswerkgevers. Een van de knelpunten van het huidige systeem is echter dat werkgevers belemmeringen ervaren bij het realiseren van deze banen. Het stelsel ondersteunt dus niet, maar hindert. Ook in het vereenvoudigde systeem worden werkgevers afgerekend op de behaalde resultaten.

In het oude systeem is het in de praktijk onmogelijk voor een werkgever om samen met een andere werkgever voor banen te zorgen. Werkgevers waren eilanden op zichzelf: banen die gerealiseerd werden door samenwerking, telden maar bij één werkgever mee, de formele werkgever. Dit leidt tot discussies waar een baan meetelt en zorgt er bovendien voor dat er minder banen zijn dan er zouden kunnen zijn. Daarmee brengt het ook het behalen van de banenafspraak op de langere termijn in gevaar. Tot slot waren er ingewikkelde administratieve systemen nodig om het tellen van de banen mogelijk te maken.

Vanwege deze redenen heeft de Tweede Kamer mij verzocht om het onderscheid tussen overheid en markt op te heffen. Daarmee is er geen sprake meer van twee afspraken maar van één gezamenlijke Banenafspraak. Daardoor kunnen werkgevers samenwerken bij het realiseren van banen en ontstaan er extra mogelijkheden voor mensen met een beperking om aan het werk te komen. Deze mogelijkheid tot samenwerken betekent niet dat er afgewenteld gaat worden. Sectoren staan namelijk nog steeds voor hun eigen verantwoordelijkheid. Voor de overheidswerkgevers hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en ik hiervoor zelfs extra afspraken gemaakt (zie ook hieronder). Indien de afgesproken aantallen niet gehaald worden, zullen individuele werkgevers via de quotumregeling nog altijd gestraft worden als ze onvoldoende banen gerealiseerd hebben. Dit voorkomt freerider gedrag.

De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA willen verder weten waarom de regering er niet voor kiest om de overheidswerkgevers te verplichten reguliere banen te blijven realiseren. Ook vragen deze leden welke mogelijkheden de regering ziet om overheidswerkgevers te stimuleren een substantiële bijdrage te leveren aan de gezamenlijke banenafspraak. Verder willen deze leden weten hoeveel banen de regering verwacht dat de overheidssector realiseert in het vereenvoudigde systeem voor de banenafspraak.

De marktsector heeft tot nu toe uitstekend gepresteerd. De overheidssector is achtergebleven en verdient daarom extra aandacht. De Minister van BZK en ik hebben meermaals aangegeven dat we zeer teleurgesteld zijn in de resultaten die overheidswerkgevers hebben behaald. Ook in de nader memorie van antwoord van 9 september ben ik hierop ingegaan.

De Banenafspraak is verankerd in een wettelijk kader. Daarmee hebben werkgevers al een verplichting om banen te realiseren: immers de quotumregeling is het ultieme wettelijk middel om werkgevers te verplichten de afgesproken banen te realiseren. Werkgevers moeten uiteraard zelf aan de slag, maar het kabinet vindt het belangrijk om ze daarbij te stimuleren. Daarom hebben de Minister van BZK en ik extra maatregelen genomen. Deze heb ik toegelicht in mijn (nadere) memorie van antwoord en in mijn brief van 4 juli 2019. Zo is de heer Van de Gaag aangesteld als inspirator voor alle sectoren samen. Ook hebben de Minister van BZK en ik een bestuursakkoord met alle 14 overheidssectoren afgesloten dat het mogelijk maakt de vinger aan de pols te houden bij overheidssectoren en individuele overheidswerkgevers. Het bestuursakkoord vraagt sectoren en werkgevers «werkplannen» te maken. In deze werkplannen worden de sectoren en de werkgevers in die sectoren geacht te laten zien hoe zij van plan zijn de banenafspraak te realiseren, en ook de resultaten te laten zien. De sectoren worden hierdoor niet alleen opnieuw herinnerd aan het belang van het actief aan de slag gaan met de banenafspraak. Het akkoord maakt het ook mogelijk voor regionale en sectorale stakeholders om «hun» werkgevers en sectoren scherp te houden en goede voorbeelden te verspreiden. Ik ga ervan uit dat de stakeholders deze mogelijkheden gaan gebruiken. Dit zorgt voor afrekenbaarheid. Daarnaast streeft de Minister van BZK, die verantwoordelijk is voor de banenafspraak binnen de overheid, ernaar dit jaar een brief aan de Tweede Kamer te sturen over de werkplannen.

Via deze maatregelen verwacht ik dat overheidswerkgevers hun opgave serieus zullen nemen en niet de kantjes ervan af zullen lopen. Ook regionale en sectorale stakeholders kunnen hierbij helpen. De combinatie van de vereenvoudiging van het stelsel plus de bovenstaande stimulerende maatregelen maakt dat ik verwacht dat overheidswerkgevers hun verantwoordelijkheid zullen nemen en hun aandeel van 25.000 extra banen voor de banenafspraak zullen realiseren. Afspraak is immers afspraak.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie of het quotum in het nieuwe systeem ook geactiveerd wordt indien slechts een sector de achterstand op de banenafspraak heeft veroorzaakt, en of dit wenselijk is.

In de antwoorden op vorige vragen heb ik uiteengezet dat er slechts één banenafspraak zal zijn in het vereenvoudigde systeem. Dit geeft alle werkgevers in Nederland, in markt- en overheidssector, meer mogelijkheden om de extra banen te realiseren voor mensen met een beperking die aan de kant staan.

Mochten alle werkgevers tezamen, dus van overheid en markt tezamen, onverhoopt de tussentijdse aantallen van de banenafspraak toch niet halen, dan is er de wettelijk stok achter de deur in de vorm van de quotumregeling. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 4 juli 2019, blijft de beslissing, net zoals in het huidige systeem, om de quotumregeling te activeren een discretionaire bevoegdheid van het kabinet. Deze beslissing wordt niet eerder genomen dan na samenspraak met sociale partners en gemeenten. Activering van de quotumregeling heeft immers grote gevolgen voor werkgevers en is daarom een beslissing die buitengewoon weloverwogen genomen moet worden. Onder andere de economische situatie kan daarbij worden meegenomen.

Ik heb voor de vereenvoudigde quotumregeling als ander uitgangspunt genomen dat goed gedrag beloond moet kunnen worden. In de huidige werkwijze in het quotum maakt het niet uit of een werkgever precies genoeg of ruim te veel banen realiseert. Onder de voorgestelde vereenvoudigde werkwijze zal een werkgever die ruim voldoende banen realiseert hiervoor beloond worden. Hiervan zullen ook marktwerkgevers profiteren. Indien zij meer dan voldoende banen realiseren, zoals in de gestelde casus, dan profiteren zij in sterkere mate dan nu het geval is van een ingevoerde quotumregeling.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kox (SP), Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Ester (CU), Sent (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), De Bruijn-Wezeman (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD) (ondervoorzitter), Ballekom (VVD), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van der Linden (FVD), Moonen (D66), Nanninga (FVD), Otten (Fractie-Otten), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Hermans (FVD)

X Noot
2

Kamerstukken I 2018/2019, 34 352, D.

X Noot
3

Kamerstukken I 2018/2019, 34 352, D.

X Noot
4

Kamerstukken I 2018/2019, 34 352, D, p.3.

X Noot
5

Kamerstukken I 2018/2019, 34 352, D, p.10.

X Noot
6

Kamerstukken I 2018/2019, 34 352, D.

X Noot
7

Kamerstukken I 2018/2019, 34 956, C.

X Noot
8

Kamerstukken I 2018/2019, 34 956, E.

Naar boven