Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2024
Met deze brief wil ik graag het antwoord op de motie van Kent (Kamerstuk 34 352, nr. 278) met uw Kamer delen. Deze motie heeft de regering verzocht te onderzoeken hoe er
wordt omgegaan met smartengeld binnen de Participatiewet in verband met de inkomens-
en vermogenstoets.
Binnen de Participatiewet is smartengeld (ook wel immateriële schade) omschreven in
Artikel 31 lid 2 onderdelen l en m. Bij ministeriële regeling is een lijst opgesteld
van vergoedingen die zijn vrijgesteld. Op deze lijst staan ingrijpende gebeurtenissen
zoals oorlog, nationale rampen of ernstig overheidsfalen. Ook het Schadefonds geweldsmisdrijven
valt hieronder. Voor deze uitkeringen geldt dat het gehele bedrag niet bij de middelen
in het kader van de Participatiewet wordt gerekend. Deze lijst wordt regelmatig aangevuld
met nieuwe vergoedingen die worden vrijgesteld, in afstemming met vrijstelling voor
andere regelingen zoals toeslagen en eigen bijdrages voor de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz). De volledige lijst is te vinden
in Artikel 7 van de «Regeling Participatiewet, IOAW en IAOZ».1
Voor overige schadevergoedingen is het aan het college van een gemeente om te beoordelen
in hoeverre giften en andere vergoedingen vanuit het oogpunt van bijstandsverlening
verantwoord zijn. Gemeenten hebben dus beleidsvrijheid om op basis van een individuele
beoordeling maatwerk toe te passen bij vergoedingen voor immateriële schade die niet
bij ministeriële regeling zijn vrijgesteld. Veel gemeenten hebben hiervoor een beleidskader
opgesteld met bijvoorbeeld een maximumbedrag of een gedeeltelijke vrijstelling van
de schadevergoeding bij het bepalen van het recht op bijstand. Een veelvoorkomend
uitgangspunt is dat een derde wordt vrijgesteld; een beleid dat ook de SVB hanteert.
In alle gevallen moet de gemeente rekening houden met de hoogte, aard en bijzondere
bestemming van de schadevergoeding. Jurisprudentie geeft daarbij houvast. Een eenmaal
vrijgelaten immateriële schadevergoeding blijft bij de betreffende gemeente gedurende
de bijstandsverlening buiten aanmerking, ook als de bijstandsverlening na een onderbreking
weer wordt hervat.
Om goed antwoord te kunnen geven op deze motie heb ik bij de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG), de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en enkele gemeenten navraag gedaan
naar hun ervaringen met (immateriële) schadevergoedingen. Hieruit komt het beeld naar
voren dat gemeenten goed uit de voeten kunnen met landelijke lijst met vrijgestelde
schadevergoedingen en weinig te maken krijgen met gevallen waarin zij zelf moeten
beoordelen en bepalen in hoeverre een schadevergoeding moet meetellen in de inkomens-
en vermogenstoets. Waar dat wel zo is, wordt dat ervaren als relatief complex. Zij
geven hierbij aan dat dit inherent is aan het samengesteld karakter (materieel/immaterieel)
dat schadevergoedingen kunnen hebben. Het is daarom belangrijk met elkaar te blijven
investeren in kennis en kunde van professionals. Dit doe ik bijvoorbeeld samen met
diverse sectorpartijen met spoor 3 van het programma Participatiewet in balans, waarin
initiatieven worden gestimuleerd om de vakkundigheid van professionals te versterken
en de uitvoering te ondersteunen.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten