34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 313 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2024

Met deze brief wil ik graag het antwoord op de motie van Kent (Kamerstuk 34 352, nr. 278) met uw Kamer delen. Deze motie heeft de regering verzocht te onderzoeken hoe er wordt omgegaan met smartengeld binnen de Participatiewet in verband met de inkomens- en vermogenstoets.

Binnen de Participatiewet is smartengeld (ook wel immateriële schade) omschreven in Artikel 31 lid 2 onderdelen l en m. Bij ministeriële regeling is een lijst opgesteld van vergoedingen die zijn vrijgesteld. Op deze lijst staan ingrijpende gebeurtenissen zoals oorlog, nationale rampen of ernstig overheidsfalen. Ook het Schadefonds geweldsmisdrijven valt hieronder. Voor deze uitkeringen geldt dat het gehele bedrag niet bij de middelen in het kader van de Participatiewet wordt gerekend. Deze lijst wordt regelmatig aangevuld met nieuwe vergoedingen die worden vrijgesteld, in afstemming met vrijstelling voor andere regelingen zoals toeslagen en eigen bijdrages voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz). De volledige lijst is te vinden in Artikel 7 van de «Regeling Participatiewet, IOAW en IAOZ».1

Voor overige schadevergoedingen is het aan het college van een gemeente om te beoordelen in hoeverre giften en andere vergoedingen vanuit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. Gemeenten hebben dus beleidsvrijheid om op basis van een individuele beoordeling maatwerk toe te passen bij vergoedingen voor immateriële schade die niet bij ministeriële regeling zijn vrijgesteld. Veel gemeenten hebben hiervoor een beleidskader opgesteld met bijvoorbeeld een maximumbedrag of een gedeeltelijke vrijstelling van de schadevergoeding bij het bepalen van het recht op bijstand. Een veelvoorkomend uitgangspunt is dat een derde wordt vrijgesteld; een beleid dat ook de SVB hanteert. In alle gevallen moet de gemeente rekening houden met de hoogte, aard en bijzondere bestemming van de schadevergoeding. Jurisprudentie geeft daarbij houvast. Een eenmaal vrijgelaten immateriële schadevergoeding blijft bij de betreffende gemeente gedurende de bijstandsverlening buiten aanmerking, ook als de bijstandsverlening na een onderbreking weer wordt hervat.

Om goed antwoord te kunnen geven op deze motie heb ik bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en enkele gemeenten navraag gedaan naar hun ervaringen met (immateriële) schadevergoedingen. Hieruit komt het beeld naar voren dat gemeenten goed uit de voeten kunnen met landelijke lijst met vrijgestelde schadevergoedingen en weinig te maken krijgen met gevallen waarin zij zelf moeten beoordelen en bepalen in hoeverre een schadevergoeding moet meetellen in de inkomens- en vermogenstoets. Waar dat wel zo is, wordt dat ervaren als relatief complex. Zij geven hierbij aan dat dit inherent is aan het samengesteld karakter (materieel/immaterieel) dat schadevergoedingen kunnen hebben. Het is daarom belangrijk met elkaar te blijven investeren in kennis en kunde van professionals. Dit doe ik bijvoorbeeld samen met diverse sectorpartijen met spoor 3 van het programma Participatiewet in balans, waarin initiatieven worden gestimuleerd om de vakkundigheid van professionals te versterken en de uitvoering te ondersteunen.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Naar boven