34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2016

Aanleiding

De Inspectie SZW heeft op mijn verzoek onderzoek gedaan naar de gemeentelijke verordeningen tegenprestatie in alle gemeenten1. De centrale vraag van het onderzoek was of gemeenten voldoen aan de bepalingen in de Participatiewet ten aanzien van het verplichte karakter van de tegenprestatie.

Het is van belang dat mensen meedoen in de samenleving en dat de bijstand uitnodigt en activeert om mee te doen. Nuttige activiteiten helpen mensen ook om een sociaal netwerk op te bouwen en regelmaat op te doen. Tegen deze achtergrond vraagt de Participatiewet aan personen die recht hebben op bijstand het verrichten van een tegenprestatie, overeenkomstig de door de gemeenteraad vast te stellen verordening.

Bij de invulling van de tegenprestatie hebben gemeenten een grote mate van beleidsvrijheid. Het is van belang dat uitkeringsgerechtigden invloed kunnen hebben op de keuze van de maatschappelijk nuttige activiteiten, zodat de activiteiten zoveel mogelijk aansluiten bij hun wensen en mogelijkheden. Dat werkt motiverend. Ik zie dan ook het liefste dat mensen zelf met voorstellen komen voor maatschappelijk nuttige activiteiten. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat iemand al vrijwilligerswerk verricht. Het college kan dat dan als tegenprestatie aanmerken.

Uitkomsten onderzoek

Uit de rapportage blijkt dat vrijwel alle gemeenteraden een verordening tegenprestatie hebben vastgesteld. In het overgrote deel van de gemeenten voldoet de verordening aan de wettelijke eisen. Echter blijkt ook dat 29 van de 390 gemeenten een verordening hebben die niet voldoet aan de eisen die de Participatiewet daaraan stelt. In meer dan de helft van die gevallen is sprake van gemeenten die in een samenwerkingsverband opereren, waarbij de samenwerkende gemeenten dezelfde verordening hanteren. Van deze 29 gemeenten hebben er 9 aangegeven de verordening aan te zullen passen of deze te herzien. De overige 20 gemeenten hebben de Inspectie SZW laten weten de regels anders te interpreteren en/of nut en noodzaak van aanpassing van de verordening niet te zien. Het rapport van de Inspectie SZW is bij deze brief gevoegd.

Reactie

Het verheugt me om te zien dat vrijwel alle gemeenten in een verordening de tegenprestatie hebben vastgelegd. Uit het rapport blijkt dat de grote meerderheid van deze gemeenten de verordening op orde hebben (372 van de 392 gemeenten). Aan de andere kant blijkt uit het rapport eveneens dat er een aantal gemeenten is, waaronder verschillende grote gemeenten, die de wet op een zodanige manier menen te kunnen interpreteren dat het verrichten van een tegenprestatie een vrijblijvende aangelegenheid is.

Zoals ik eerder heb aangegeven in de Verzamelbrief 2015-12, zijn de wettelijke grondslag en de verordening bedoeld om de tegenprestatie als een verplichting te kunnen opleggen. De wetgever spreekt ook van het opdragen van maatschappelijk nuttige werkzaamheden als tegenprestatie. De wetgever heeft de gemeenten veel beleidsvrijheid gegeven om beleid te ontwikkelen betreffende de inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie zodat rekening kan worden gehouden met de lokale situatie en de persoon die het betreft. De beleidsvrijheid strekt echter niet zo ver dat gemeenten de wettelijke bevoegdheid hebben om in de verordening de tegenprestatie niet als verplichting op te nemen. Ik heb de uitkomsten van het rapport met de VNG besproken. Ik ben van mening dat gemeenten zich moeten houden aan de wet. Daarom zal ik de uitkomsten van dit rapport ook presenteren in de eerstkomende Verzamelbrief aan gemeenten, en daarbij tevens de gemeenten die het betreft oproepen om conform de Participatiewet te handelen en de verordening tegenprestatie, voor zover nodig, daarmee in lijn te brengen. Met de VNG heb ik afgesproken nader overleg te voeren hoe om te gaan met gemeenten die zich niet houden aan de wettelijke kaders. In het volgende bestuurlijk overleg komt dit punt weer op de agenda.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Verzamelbrief gemeenten 2015-1, brief van 5 juni 2015

Naar boven