De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel mensen die langdurig in de bijstand verkeren vaak langere tijd
niet worden gezien en gesproken door gemeenten;
constaterende dat maar liefst 60% van de mensen in de bijstand in de veronderstelling
verkeert dat ze ontheven zijn van een sollicitatieplicht, terwijl dit in de realiteit
slechts geldt voor 10% van de mensen;
overwegende dat dit maatschappelijk gezien onaanvaardbaar is;
overwegende dat iedereen in de bijstand een passende vorm van ondersteuning moet krijgen
bij re-integratie vanuit het principe van sociale activering en geholpen wordt om
weer actief mee te doen in de maatschappij;
overwegende dat mensen in de bijstand vanuit het principe van wederkerigheid er alles
aan moeten doen om actief op zoek te zijn naar werk of, als dit niet mogelijk is,
anderszins een bijdrage te leveren aan hun ontwikkeling en de samenleving;
verzoekt het kabinet, binnen de bij gemeenten voor participatie beschikbare middelen
te verkennen niet langer óf maar hóé gemeenten mensen in de bijstand een niet-vrijblijvend
aanbod kunnen doen dat bij hen past, waarbij de sociale activering ten behoeve van
de eigen ontwikkeling en de wederkerigheid zoals omschreven in de huidige tegenprestatie
goed ingebed zijn;
verzoekt het kabinet tevens, daartoe aan de voorkant met gemeenten afspraken te maken
over de gemeenschappelijke opgave om meer mensen uit de bijstand naar een passend
aanbod te begeleiden, waarbij breder wordt gekeken naar best practices en alle maatschappelijke
kosten en baten voor mensen in de bijstand;
verzoekt het kabinet, voorts als aanbod te beschouwen een baan, een leer-werk- en
re-integratietraject, een stage, vrijwilligerswerk, een studie/taalcursus tot ten
minste niveau 1F, schuldhulp, mantelzorg onder bepaalde voorwaarden of een traject
in de huidige tegenprestatie, waaruit de gemeente de keuze kan maken wat in het individuele
geval als best passend aanbod wordt gezien;
verzoekt het kabinet, verder daarbij bijzondere aandacht te hebben voor de positie
van alleenstaande ouders met kinderen onder de 4 jaar;
verzoekt het kabinet, ten slotte de Kamer hierover gelijktijdig met de kabinetsreactie
op de evaluatie van de taaleis en de tegenprestatie te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Raemakers
Nijkerken-de Haan
Peters
Bruins