34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 143 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2019

Om volwaardig mee te doen in onze samenleving is het spreken van de Nederlandse taal onmisbaar. Voor een praatje met de buren, gesprekken op de werkvloer of bij het solliciteren naar een baan. Ook als het tijdelijk even niet lukt is het belangrijk om arbeidsfit te blijven en mee te blijven doen. Zowel de taaleis, als de tegenprestatie helpt mensen mee te kunnen laten doen. Het is onacceptabel dat, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, mensen onnodig aan de kant blijven staan.

In het Regeerakkoord is daarom opgenomen dat het kabinet in gesprek gaat met gemeenten over de wijze waarop zij actief uitvoering geven aan de tegenprestatie. Daarnaast is in het Regeerakkoord aangegeven dat er niet-vrijblijvende bestuurlijke afspraken gemaakt worden met gemeenten over de verplichting om de Nederlandse taal te leren.

Na de vorming van de nieuwe colleges ben ik met gemeenten over deze onderwerpen in gesprek gegaan. In mijn eerste bestuurlijk overleg met de VNG volgend op de gemeenteraadsverkiezingen, in oktober 2018, heb ik afspraken gemaakt over hoe dit gesprek met de gemeenten zal worden gevoerd. Momenteel worden gesprekken voorbereid om zoveel mogelijk informatie over de uitvoeringspraktijk op te halen en ervaringen uit te wisselen. In de tussentijd heb ik het CBS gevraagd om twee aanvullende onderzoeken te doen naar de uitvoering van de tegenprestatie en de taaleis in de Participatiewet. In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van deze onderzoeken.

De onderzoeken zijn op mijn verzoek in 2018 uitgevoerd door het CBS. Zodat het gesprek met gemeenten op basis van feiten gevoerd kan worden. Het eerste onderzoek heeft betrekking op de uitvoering van de taaleis en is een vervolg op het eerdere onderzoek van het CBS over 2017 waar ik u begin vorig jaar over informeerde1. Het tweede onderzoek gaat over de mate waarin de tegenprestatie in Nederland wordt opgedragen, dan wel uitgevoerd. Beide onderzoeken treft u hierbij aan2.

Onderzoek uitvoering taaleis3

Volgens het CBS waren er in april 2018 ongeveer 36.300 personen van de bijstandspopulatie die de Nederlandse taal onvoldoende beheersten volgens de criteria van de taaleis. Dit is ongeveer 8% van de totale bijstandspopulatie.

In diezelfde maand was van ongeveer 17% (circa 72.300 personen) door gemeenten nog niet in beeld gebracht of zij de Nederlandse taal voldoende beheersten.

In de periode juli 2017 tot en met juni 2018 zijn door gemeenten in totaal 150 (doorlopende) verminderingen opgelegd vanwege het niet voldoen aan de taaleis. Dit is een klein deel van het totale aantal verminderingen van bijstandsuitkeringen dat door gemeenten werd opgelegd in deze periode. Gemeenten geven in het onderzoek aan dat maatregelen zelden nodig zijn omdat de bijstandsgerechtigden in de regel meewerken aan de opgelegde taalverplichting.

In het vorige CBS-onderzoek bleek uit de interviews die met gemeenten zijn gehouden dat veel gemeenten de taaleis niet volgens de letter van de wet uitvoeren. Het gemeentelijk beleid rondom de uitvoering van de taaleis is vrijwel niet gewijzigd ten opzichte van vorig jaar.

Uit het nieuwe onderzoek komt duidelijk naar voren dat veel gemeenten actief taalbeleid voeren. Gemeenten maken hier eigen keuzes in. Zo geven gemeenten aan dat men bij het onderzoeken van het volledige bestand voorrang geeft aan groepen waarbij men op voorhand een taalachterstand vermoedt of worden taaltrajecten aangeboden als een re-integratievoorziening in plaats van een verplichting vanuit de taaleis. Het merendeel van de gemeenten geeft aan dat het taalaanbod voor alle bijstandsgerechtigden geldt, ook voor personen die al aan de taaleis voldoen. Bij sommige gemeenten geldt het aanbod daarnaast ook voor personen die geen uitkering ontvangen of arbeidsverplichting hebben.

Onderzoek uitvoering tegenprestatie4

380 gemeenten in Nederland zijn door het CBS benaderd met de vraag in hoeveel gevallen zij in maart 2018 de tegenprestatie hebben opgedragen dan wel uitgevoerd. 342 gemeenten hebben deze vraag beantwoord, de respons komt hiermee op 90%.

Uit het onderzoek blijkt dat in Nederland in maart 2018 ongeveer in totaal 26.200 personen een tegenprestatie hebben opgedragen gekregen dan wel uitgevoerd. Uit de opmerkingen die door gemeenten bij de uitvraag zijn gemaakt, concludeert het CBS dat dit cijfer waarschijnlijk wordt gedrukt door het feit dat bijstandsgerechtigden andere (maatschappelijk nuttige) activiteiten kunnen verrichten zoals vrijwilligerswerk of mantelzorg.

Van de 342 gemeenten die hebben geantwoord op de uitvraag over de uitvoering van de tegenprestatie hebben 136 (40%) aangegeven de tegenprestatie niet uit te voeren. Sommige gemeenten die hebben aangegeven geen tegenprestatie uit te voeren hebben toegelicht andere maatschappelijk nuttige activiteiten, zoals vrijwilligerswerk of mantelzorg te stimuleren, maar dit niet als tegenprestatie te zien.

Reactie op de uitkomsten onderzoek taaleis

Kennis van de Nederlandse taal en actief participeren is essentieel voor mensen om uit hun isolement te komen, mee te doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De taaleis is daarom een belangrijk instrument voor gemeenten om mensen aan het werk te krijgen. Het is dan ook zaak dat de gemeenten conform de taaleis van iedereen die bijstand ontvangt in beeld hebben of de taalbeheersing voldoet aan de criteria uit de wet en zo nodig een verplichting opleggen.

Ik vind het daarom ongewenst om te constateren dat meerdere gemeenten aangeven met aanpassing van hun taalbeleid te wachten op de evaluatie van de taaleis en de veranderingen in het inburgeringsstelsel. Het belang van een goede taalbeheersing en participatie is te groot om nu nog af te wachten en de uitvoering van de wet niet voortvarend ter hand te nemen. Gelukkig zijn er ook gemeenten die werk maken van hun taalbeleid en invulling geven aan de taaleis.

Reactie op de uitkomsten onderzoek uitvoering tegenprestatie

Ik vind het belangrijk dat bijstandsgerechtigden zich blijven ontwikkelen en naar hun mogelijkheden meedoen en bijdragen aan de maatschappij. Een tegenprestatie kan hen meer zelfvertrouwen geven, sociale contacten en een nuttige tijdsbesteding opleveren. Bijstandsgerechtigden leveren op basis van wederkerigheid een bijdrage aan hun omgeving, maar ook aan hun eigen welzijn.

Ik vind het zorgelijk om te zien dat bijna 40% van de gemeenten in Nederland aangeeft geen tegenprestatie te vragen aan mensen met een bijstandsuitkering. Hiermee laten zij mensen onnodig aan de kant staan. Ik heb gemerkt dat verschillende gemeenten een negatieve connotatie verbinden aan de term tegenprestatie en de wederkerigheidsgedachte, en dat is jammer want dat leidt af van het doel. Hiermee laten gemeenten een instrument dat effectief is om mensen te laten participeren links liggen. Ik wil daarom nogmaals benadrukken dat ik het niet kan accepteren dat mensen aan de zijlijn blijven staan en niet worden gekend. Ik constateer ook dat verschillende gemeenten aangeven op een andere wijze dan via de tegenprestatie te investeren in participatie.

Vervolgstappen

Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke voor de Participatiewet ben ik bereid om alle mogelijke middelen in te zetten om te zorgen dat de wet wordt uitgevoerd zodat de doelen die met de tegenprestatie en de taaleis beoogd zijn gerealiseerd worden. De eerste verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij gemeenten. Waarbij het college invulling geeft aan de wijze waarop de gemeente de wet uitvoert. De gemeenteraden hebben hierbij een controlerende taak.

In bestuurlijk overleg met de VNG heb ik daarom afspraken gemaakt over hoe dit gesprek met gemeenten zal worden gevoerd. Deze gesprekken worden voorbereid. Ik ben zeer gemotiveerd om in deze gesprekken met gemeenten aan de orde te stellen hoe zij de resultaten uit deze onderzoeken duiden, hoe zij aankijken tegen de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie in de praktijk en wat zij doen om ervoor te zorgen dat iedereen meedoet in onze samenleving. Hierbij ligt de focus op wat werkt en wat niet werkt en op goede voorbeelden van gemeenten die actief uitvoering geven aan de taaleis en de tegenprestatie. Voor mij staat voorop dat mensen niet in de steek worden gelaten, maar dat met hen meegedacht wordt over hun mogelijkheden, dat zij zich inspannen om de taal te leren en dat zij wat terug kunnen doen voor hun uitkering. De taaleis en de tegenprestatie zijn daarbij heel nuttige instrumenten.

De uitkomst van deze gesprekken bepaalt in welke mate ik regulerende maatregelen neem. Om de doelen te halen, mensen volwaardig te kunnen laten meedoen en bijdragen, zijn alle mogelijk te nemen maatregelen bespreekbaar. Gemeenten kunnen daarbij van mij verwachten dat ik bereid ben om naar belemmeringen in de regelgeving te kijken maar ik ga er omgekeerd van uit dat alle gemeenten werk maken van de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie conform de wet.

In de eerstvolgende uitgave van Gemeentenieuws zal ik de uitkomsten van de onderzoeken nadrukkelijk onder de aandacht van gemeenten brengen en hen nogmaals oproepen om naar behoren uitvoering te geven aan de taaleis en de tegenprestatie.

De CBS-rapporten over de taaleis dienen ook als input voor de evaluatie van de taaleis die momenteel wordt uitgevoerd. Ik streef ernaar u voor de begrotingsbehandeling over de uitkomsten van de evaluatie en maatregelen die ik naar aanleiding van de evaluatie noodzakelijk acht te informeren en zal de uitkomsten van de gesprekken met gemeenten daarbij betrekken.

Ik kan u naar verwachting ook voor de begrotingsbehandeling informeren over de wijze waarop ik de toepassing van de tegenprestatie verder ga versterken. Ook hier zal ik de uitkomsten van de gesprekken met gemeenten betrekken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven