34 349 Instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg (Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding)

H MOTIE VAN HET LID KÖHLER C.S.

Voorgesteld 26 juni 2018

De Kamer,

gehoord de beraadslagingen over het wetsvoorstel inzake een beperkt verbod op gezichtsbedekkende kleding,

constaterende, dat het wetsvoorstel beoogt de algemene norm te stellen dat het dragen van gezichtsbedekkende kleding niet is toegestaan in onderwijs-, zorg- en overheidsinstellingen en het openbaar vervoer, in het belang van onderlinge en herkenbare communicatie voor kwalitatief verantwoorde dienstverlening en het waarborgen van de veiligheid,

constaterende, dat er op dit moment nog onvoldoende inzicht is in de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel, met name wat betreft de subsidiariteit van het wetsvoorstel,

verwelkomt de toezegging van de regering om voor invoering van de wet overleg te plegen met de betrokken sectoren (onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen, zorginstellingen, openbaar vervoer) en de Kamer over de resultaten van dat overleg te informeren,

stelt vast dat de mensen die in deze sectoren werken, niet zijn of zullen worden belast met het handhaven van de wet,

constateert dat het bevoegd gezag van de instellingen en bedrijven in de betreffende sectoren zelf kan bepalen of en hoe de wet in huisregels en werkinstructies zal worden verwerkt,

verwelkomt de toezegging van de regering om, na invoering van de wet, de effecten ervan te volgen en na een periode van twee tot drie jaar de bevindingen in kaart te brengen, waarbij naast de nationale ervaringen ook de ervaringen in andere Europese landen zullen worden betrokken,

verzoekt de regering deze bevindingen ter bespreking voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Köhler

Van Apeldoorn

Wezel

Meijer

Gerkens

Naar boven