34 329 Wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 26 april 2016

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De VVD-fractieleden hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben een positieve grondhouding ten aanzien van dit voorstel. Zij hebben tevens nog één vraag met betrekking tot de werking van de richtlijnen voordat onderhavig wetsvoorstel in werking is getreden.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hechten aan een goede toegang van mkb-bedrijven, sociale ondernemingen en start-ups tot aanbestedingen, aan minder administratieve lasten en aan voldoende mogelijkheden voor innovatie en duurzaamheid in het aanbestedingsproces. Zij maken van de gelegenheid gebruik een aantal vragen aan de regering te stellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Welke bepalingen van de richtlijnen hebben rechtstreekse werking en welke rechten en plichten kunnen inschrijvers en aanbesteders daaraan ontlenen? Het wetsvoorstel zal immers niet in werking treden voor 18 april 2016, de datum die in artikel 51, eerste lid, van richtlijn 2014/23/EU, artikel 90, eerste lid, van richtlijn 2014/24/EU en artikel 106, eerste lid, van richtlijn 2014/25/EU als datum staat genoemd waarvoor de richtlijnen moesten zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Ter zake de bestrijding van corruptie scoort Nederland beter dan het Europees gemiddelde. Dat is vooral prettig voor buitenlandse bedrijven die in Nederland meedoen aan aanbestedingen. De berging van de Costa Concordia werd grotendeels uitgevoerd door een Italiaans bedrijf met goede contacten in de politiek. De bestuursvoorzitter van Boskalis, de heer Berdowski, noemde dat in een uitzending van Pauw & Witteman van 16 september 2013 «de Italiaanse factor». Tevens zei hij dat de meeste Europese aanbestedingen doorgaans in Nederland plaatsvinden.

Hoe wordt er toezicht gehouden op al die landen binnen de EU die corrupter zijn dan Nederland en waarom blijkt dat, gelet op het voorgaande, niet te werken? Hoeveel economische schade lijdt Nederland door het missen van min of meer corrupte aanbestedingen elders in de EU?

Is het niet verstandiger de implementatie van de EU-richtlijnen uit te stellen totdat de rest van de EU op minimaal gelijk corruptieniveau zit als Nederland, om daarmee voor onze ondernemers een gelijk speelveld te creëren en economische schade voor Nederland te voorkomen?

In hoeverre is er toezicht op de kwaliteit van keurmerken? Diverse universiteiten onderzochten diverse fair tradekeurmerken en stelden vast dat die het doel voorbij schieten en alleen lijken te bestaan om de betrokken bestuurders businessclass over de wereld te laten vliegen.

Sommige duurzaamheidskeurmerken houden geen rekening met transport, waardoor biologisch voedsel uit Midden-Amerika dat wordt verscheept naar Europa, duurzamer zou zijn dan kasgekweekte voeding uit Nederlandse kas zonder transportlast. Acht de regering het wenselijk daar dan wel toezicht op te houden, dan wel keurmerken te schrappen uit de aanbestedingsvoorwaarden als niet vaststaat dat het keurmerk toegevoegde waarde heeft?

In hoeverre is er toezicht op de kosten van de entrance fee die een keurmerk aan een ondernemer vraagt?

In hoeverre acht de regering duurzaamheideisen onafhankelijk toetsbaar en vergelijkbaar? Laat dit geen ruimte voor subjectiviteit van de aanbestedende dienst?

Is er een verklaring waarom het criterium Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) volgens USP Marketing Consultancy 46% duurder is2 en volgens onderzoek dat de regering aanhaalt, slechts 10%?

Hoe kan het dat bij inbesteden er geen controle is op de hoogte van de betrokken kosten? Is de regering bereid, los van een mogelijke latere evaluatie, inbesteden zo te reguleren dat het onmogelijk wordt dat te doen zonder de toetsing aan marktconforme prijzen en uitgangspunten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Kan de regering aangeven in hoeverre het wetsvoorstel en het daarbij behorende EMVI-principe zekerheid biedt dat de laagste prijs uiteindelijk niet doorslaggevend zal zijn?

Welke categorieën denkt de regering uit te sluiten, op basis van het amendement-Monasch3, door middel van een algemene maatregel van bestuur inzake gunning op basis van de laagste prijs?

In hoeverre zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat er meer kans op succes is voor mkb-bedrijven?

De leden van de PvdA-fractie zien de beantwoording van hun vragen met belangstelling tegemoet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Duurzaamheid en innovatie

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat, in lijn met de aanbestedingsrichtlijnen, een van de meest in het oog springende veranderingen in de Aanbestedingswet 2012 de ruimte is die wordt geboden aan duurzaamheid en innovatie. Deze leden onderstrepen nog maar eens dat met de jaarlijkse overheidsinkoop van circa 60 miljard euro aan producten en diensten, overheden een geweldige verantwoordelijkheid en kans hebben om als launching customer voorop te gaan in het investeren in innovatieve, duurzame en sociaal verantwoorde oplossingen.

Voor duurzaamheid betreft het vooral verduidelijkingen in de wet betreffende de mogelijkheden voor marktconsultatie vooraf, het in de aanbesteding betrekken van andere stadia in de levenscyclus en het toestaan van het eisen van een keurmerk. Uit de evaluatie van de Aanbestedingswet 2012 bleek dat bij slechts 13% van de aanbestedingen duurzaamheid als beoordelingscriterium wordt gehanteerd. In hoeverre gaan de verduidelijkingen in het voorliggende wetsvoorstel bijdragen aan een significante toename van duurzaamheid als beoordelingscriterium bij aanbestedingen? Welke verwachtingen heeft de regering daaromtrent, dan wel welke garanties kan zij in dezen aan de Kamer bieden?

Ter bevordering van innovaties hebben de leden van de ChristenUnie-fractie met interesse kennisgenomen van de in het voorliggende wetsvoorstel geïntroduceerde mogelijkheid om een innovatiepartnerschap aan te gaan. Zij zien dit als een kans om innovatie in Nederland te stimuleren. De procedure van het innovatiepartnerschap geeft aanbestedende diensten die behoefte hebben aan een innovatieve oplossing voor een probleem, de kans om effectiever innovatiegericht in te kopen. Hiermee lijkt het kiezen van een innovatieve oplossing voor een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf aantrekkelijker te worden. Biedt deze procedure van het innovatiepartnerschap ook meer kansen aan innovatieve mkb-bedrijven en innovatieve start-ups? Welke mogelijkheden ziet de regering om innovatieve start-ups meer kansen te bieden in aanbestedingsprocedures? In welke mate kan de regering bevorderen dat in consortia die meedingen naar overheidsopdrachten, meer aandacht komt voor het betrekken van start-ups en sociale ondernemingen?

Verhoging Europese aanbestedingsdrempel

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering er helaas niet in is geslaagd om voldoende medestanders in de EU te vinden voor een verhoogde aanbestedingsdrempel in de aanbestedingsrichtlijnen. Vooralsnog lijkt de kans op een hogere Europese aanbestedingsdrempel verkeken. Wel zijn deze leden benieuwd welke acties de regering gaat ondernemen om de motie-Agnes Mulder4 inzake de agendering van de verhoging van de Europese aanbestedingsdrempel in «Brussel», uit te voeren. Welk drempelbedrag acht de regering gewenst? Wat wordt haar minimale inzet?

Clusterverbod

Er is een wettelijk verbod op het onnodig samenvoegen dan wel clusteren van opdrachten. De praktijk is echter weerbarstig. Ondanks het wettelijk verbod is volgens MKB INFRA het onnodig clusteren vorig jaar toegenomen van 18% naar 27%.5 Deelt de regering deze inschatting van MKB INFRA? Hoe kijkt de regering tegen deze ontwikkeling aan? Hoe gaat de regering het onnodig samenvoegen van opdrachten in de praktijk tegen? Is het in de praktijk altijd helder of er sprake is van het onnodig clusteren van opdrachten? Graag het verzoek aan de regering om op deze vragen in te gaan mede tegen de achtergrond dat de afgelopen jaren innovatieve contractvormen ̶ zoals Design, Build & Maintain (DBM), Design, Build, Finance & Maintain (DBFM), en Design, Build, Finance, Maintain & Operate (DBFMO) ̶ een hoge vlucht hebben genomen, niet in het minst bij het Rijksvastgoedbedrijf en Rijkswaterstaat. Welke mogelijkheden ziet de regering om tot een betere handhaving van het clusterverbod te komen c.q. tot meer kansen voor mkb-bedrijven in aanbestedingsprocedures?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 13 mei 2016.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Gerkens

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Swagerman (VVD), Kok (PVV), (vicevoorzitter), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), (voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 34 329, nr. 28.

X Noot
4

Kamerstukken II 2015/16, 34 329, nr. 14.

Naar boven