34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid)

C VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 15 november 2016

Het wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover de volgende vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Graag maken zij gebruik van de gelegenheid de regering hierover enkele vragen te stellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Op 7 november heeft de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs («NOB») haar commentaar op het concept besluit tot wijziging van het besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente en het besluit fiscale eenheid 2003 gepubliceerd.2 De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering te reageren op de door NOB- gestelde vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben daarnaast naar aanleiding van ontwikkelingen in de jurisprudentie een vraag over de invloed van het fiscale eenheid regime en de diverse renteaftrekbeperkingen uit de Wet Vennootschapsbelasting 1969:

De Hoge Raad heeft op 8 juli jongsteden prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie inzake toepassing van artikel 10a Vpb en de zogenaamde «per-element» benadering van het fiscale eenheid regime als mogelijk volgend uit de Groupe Steria en Finanzambt Linz arresten van het HvJ3. Concreet zou het toepassen van deze benadering in casus voor de Hoge Raad ten gevolg kunnen hebben dat bepaalde (valuta)resultaten behaald door een Nederlandse moedermaatschappij met een in buitenland (Verenigd Koninkrijk) gevestigde dochtermaatschappij die niet aftrekbaar zijn op grond van art. 10a, toch in aftrek moeten worden toegestaan indien deze resultaten wél aftrekbaar waren geweest als de entiteiten in een fiscale eenheid gevoegd hadden kunnen worden.

In de literatuur is opgemerkt dat een erkenning van de per-elementbenadering door het Hof mogelijk grote budgettaire gevolgen kan hebben4. De leden van de CDA-fractie willen de regering derhalve vragen of het Ministerie van Financiën scenario’s heeft klaarliggen voor het geval het Hof beslist dat de Nederlandse fiscale eenheidsregime op belangrijke punten in strijd is met het EU-recht en/of de regering van mening is dat op voorhand wetgevend geanticipeerd dient te worden op een mogelijk negatieve uitspraak van het Hof.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de regering waarom deze ervoor heeft gekozen een verplichting op te nemen voor een «gekozen» moedermaatschappij. Immers, dit zou voor administratieve problemen kunnen zorgen. Ook vragen de leden van de fractie van de PvdA graag een beoordeling van de regering betreffende potentiële uitvoeringsproblemen bij het tijdig onderzoeken van een aansluitende fiscale eenheid. Immers, als dit onderzoek langer duurt dan drie maanden, is de termijn verstreken waarbinnen om een aansluitende fiscale eenheid moet worden verzocht.

In «Verliesverrekening bij ontvoeging van clustermaatschappijen» gepubliceerd in het weekblad Fiscaal Recht (2016/66) betogen I.M. de Groot en B. Suvaal dat het mogelijk moet zijn om verliezen van de «bestaande» fiscale eenheid die aan de dochtermaatschappijen toerekenbaar zijn, ook aan die dochtermaatschappijen mee te geven of bij die dochtermaatschappijen te laten achterblijven. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een appreciatie van de regering aangaande het voorstel van beide auteurs tot aanpassing van art. 15af Wet VPB 1969.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de memorie van antwoord bij voorkeur binnen vier weken aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), Hoekstra (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA), Rinnooy Kan (D66), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), Vreeman (PvdA), Overbeek (SP)

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning van de Eerste Kamer onder griffienummer 160163.

X Noot
3

HvJ EU 2 september 2015, C-386/14 en HvJ EU 6 oktober 2015, C-66/14.

X Noot
4

De leden van de CDA-fractie verwijzen hierbij naar bijvoorbeeld Kok in TFO 2016/146.1, commentaar Van Horzen bij NTFR 2160/1900, commentaar Marres bij BNB 2016/197.

Naar boven