34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting aan te passen teneinde dit regime in overeenstemming te brengen met het recht van de Europese Unie;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, vierde lid, wordt «dochtermaatschappij» vervangen door «moedermaatschappij als bedoeld in artikel 15, tweede lid, of als dochtermaatschappij» en wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.

B

In artikel 10a, zesde lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.

C

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 18. Ter zake van een deelneming in een lichaam dat als tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van een fiscale eenheid wordt aangemerkt, dan wel dat op basis van artikel 15, achtste lid, deel uitmaakt van een fiscale eenheid, vinden, tenzij anders bepaald, de deelnemingsvrijstelling, uitsluitingen van de deelnemingsvrijstelling en alle regelingen die daarmee verband houden, toepassing als ware dit lichaam geen tussenmaatschappij, onderscheidenlijk geen lichaam als bedoeld in artikel 15, achtste lid, en als ware er in zoverre geen fiscale eenheid in de zin van artikel 15.

D

Artikel 13d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «negende lid» vervangen door: tiende lid.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Ingeval het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden als dochtermaatschappij met de belastingplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, wordt op het tijdstip waarop die fiscale eenheid ten aanzien van die dochtermaatschappij wordt beëindigd het door de belastingplichtige voor de deelneming opgeofferde bedrag gesteld op het naar rato van het aandelenbezit in dat lichaam, met inachtneming van eventueel aan dat aandelenbezit verbonden bijzondere rechten, bepaalde deel van het vanaf dat tijdstip voor de heffing van de belasting in aanmerking te nemen eigen vermogen van die dochtermaatschappij nadat dit is verminderd met de toelaatbare reserves.

3. Na het achtste lid wordt, onder vernummering van het negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 9. Indien het ontbonden lichaam op enig tijdstip is aangemerkt als een tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van een fiscale eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt, en dit lichaam onmiddellijk of middellijk een belang heeft gehad in een of meer andere lichamen die deel uitmaken of deel hebben uitgemaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, wordt het voor de deelneming opgeofferde bedrag slechts in aanmerking genomen voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat dit opgeofferde bedrag in absolute zin uitgaat boven de aan dat andere lichaam of die andere lichamen toe te rekenen winst van de fiscale eenheid gedurende de periode dat dit deel uitmaakte, onderscheidenlijk deze deel uitmaakten, van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, indien die toe te rekenen winst per saldo uitkomt op een negatief bedrag. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ter zake van een deelneming in een lichaam dat op grond van artikel 15, achtste lid, als dochtermaatschappij deel heeft uitgemaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, waarbij onder de aan het andere lichaam of de andere lichamen toe te rekenen winst, bedoeld in de eerste volzin, mede wordt begrepen de aan eerstgenoemd lichaam sinds de voeging toe te rekenen winst van de fiscale eenheid.

E

In artikel 13e, eerste en tweede lid, wordt «negende lid» vervangen door: tiende lid.

F

Aan artikel 13l, vierde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Verder wordt, indien de belastingplichtige een deelneming houdt in een tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van een fiscale eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt, voor de bepaling van de deelnemingsschuld ingevolge het derde lid de boekwaarde van het eigen vermogen verminderd met het laagste van de volgende twee bedragen:

  • a. het bedrag van het eigen vermogen van elke vennootschap die deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, naar rato van het door de tussenmaatschappij onmiddellijk, of via een andere tussenmaatschappij, gehouden aandelenbezit in die vennootschap, rekening houdend met eventueel aan dat aandelenbezit verbonden bijzondere rechten;

  • b. het bedrag van de verkrijgingsprijs van de deelneming in de tussenmaatschappij dat ingevolge het vijfde of tiende lid buiten aanmerking blijft. De tweede volzin is van overeenkomstige toepassing op een deelneming in een lichaam dat op grond van artikel 15, achtste lid, als dochtermaatschappij deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, waarbij onder het eigen vermogen, bedoeld in de tweede volzin, onderdeel a, mede wordt begrepen het vermogen van de in Nederland aanwezige vaste inrichting van dat lichaam, behoudens voor zover dit vermogen reeds ingevolge de tweede volzin, onderdeel a, in aanmerking wordt genomen.

G

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «juridische» vervangen door «gehele juridische» en wordt «95 percent» vervangen door: 95%.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met elfde lid tot derde tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Ingeval een topmaatschappij de gehele juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van twee belastingplichtigen en dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in elk van die belastingplichtigen vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van elk van die belastingplichtigen, wordt op verzoek van beide belastingplichtigen de belasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de ene belastingplichtige deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de andere belastingplichtige. De laatstgenoemde belastingplichtige wordt aangemerkt als moedermaatschappij en de andere belastingplichtige als dochtermaatschappij. Bij het verzoek wordt aangegeven welke belastingplichtige als moedermaatschappij wordt aangemerkt. Een belastingplichtige waarvan aandelen worden gehouden door een andere maatschappij die deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid, kan niet als moedermaatschappij optreden. Het eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing. De vanaf de totstandkoming van de fiscale eenheid als moedermaatschappij aangemerkte belastingplichtige sluit op het tijdstip direct voorafgaande aan de totstandkoming van de fiscale eenheid haar boekjaar af.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Onder een bezit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mede verstaan een middellijk bezit van aandelen, mits deze aandelen onmiddellijk worden gehouden door:

    • a. een of meer belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel uitmaken, of

    • b. een of meer tussenmaatschappijen.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt in de aanhef «eerste lid» vervangen door «eerste of tweede lid» en wordt in onderdeel b «vierde lid, eerste volzin» vervangen door «zevende lid, tweede volzin». Voorts wordt in onderdeel c «vierde lid, tweede volzin,» vervangen door «achtste lid» en wordt in onderdeel d «moedermaatschappij» vervangen door «moedermaatschappij, bedoeld in het eerste lid,». Ten slotte wordt in onderdeel e «dochtermaatschappij» vervangen door «moedermaatschappij, bedoeld in het tweede lid, en iedere dochtermaatschappij» en wordt in onderdeel f «dochtermaatschappij» vervangen door: dochtermaatschappij, dan wel de topmaatschappij de aandelen in de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij,.

5. Na het vierde lid (nieuw) worden, onder vernummering van het vijfde tot en met twaalfde lid (nieuw) tot zevende tot en met veertiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Onder een tussenmaatschappij wordt verstaan: een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid dan wel een daarmee naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is opgericht naar het recht van een in het vierde lid, onderdeel d, bedoeld land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat:

    • a. die, onderscheidenlijk dat, volgens de fiscale wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aldaar is gevestigd en niet, volgens een door die lidstaat of staat met een derde staat gesloten verdrag op het gebied van dubbele belastingheffing, geacht wordt te zijn gevestigd in een staat die geen lid is van de Europese Unie en geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • b. die, onderscheidenlijk dat, in de staat van vestiging, zonder keuzemogelijkheid en zonder ervan te zijn vrijgesteld, onderworpen is aan een belasting naar de winst;

    • c. die, onderscheidenlijk dat, geen onderneming drijft met behulp van een in Nederland aanwezige vaste inrichting als bedoeld in het achtste lid; en

    • d. waarvan de gehele juridische en economische eigendom van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal wordt gehouden door belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel uitmaken, door een topmaatschappij of door andere maatschappijen die als tussenmaatschappij kunnen worden aangemerkt, en dat bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de vennootschap of het lichaam vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de vennootschap of het lichaam.

  • 6. Onder een topmaatschappij wordt verstaan: een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij, dan wel een daarmee naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is opgericht naar het recht van een in het vierde lid, onderdeel d, bedoeld land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat, die, onderscheidenlijk dat, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c.

6. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven voor de beoordeling of een naar buitenlands recht opgericht lichaam naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een naar Nederlands recht opgericht lichaam als bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, vijfde lid, aanhef, en zesde lid. Tevens kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven volgens welke belastingplichtigen bij wie voor het bepalen van de winst niet dezelfde bepalingen van toepassing zijn tezamen een fiscale eenheid kunnen vormen.

7. Na het zevende lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het achtste tot en met veertiende lid (nieuw) tot negende tot en met vijftiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 8. Een belastingplichtige die niet in Nederland is gevestigd en een onderneming drijft met behulp van een in Nederland aanwezige vaste inrichting, kan, in afwijking van het vierde lid, onderdeel c, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden deel uitmaken van een fiscale eenheid voor zover het heffingsrecht over de uit die onderneming genoten winst met inachtneming van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting aan Nederland toekomt, indien de plaats van de werkelijke leiding van de belastingplichtige is gelegen:

    • a. in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of

    • b. op de BES eilanden dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een andere staat dan bedoeld in onderdeel a in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie van vaste inrichtingen verbiedt, waarbij:

      • 1°. indien deze belastingplichtige als moedermaatschappij deel uitmaakt van de fiscale eenheid, het aandelenbezit in de dochtermaatschappij behoort tot het vermogen van de in Nederland aanwezige vaste inrichting van deze belastingplichtige, en,

      • 2°. indien deze belastingplichtige als dochtermaatschappij deel uitmaakt van de fiscale eenheid, een dochtermaatschappij van de belastingplichtige alleen tot de fiscale eenheid kan behoren ingeval de aandelen in die dochtermaatschappij aan het vermogen van de in Nederland aanwezige vaste inrichting van deze belastingplichtige zijn toe te rekenen.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de voorwaarden, bedoeld in de eerste volzin, mede betrekking hebben op de vraag voor welk deel de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij.

8. In het negende lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.

9. In het tiende lid (nieuw) wordt in onderdeel b «vierde lid, derde volzin» vervangen door «achtste lid». Voorts wordt na onderdeel c, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. indien de moedermaatschappij, bedoeld in het tweede lid, niet langer als moedermaatschappij van de fiscale eenheid wordt aangemerkt, tenzij de maatschappij die direct daaropvolgend als moedermaatschappij wordt aangemerkt pas vanaf dat moment deel is gaan uitmaken van de fiscale eenheid;.

10. In het elfde lid (nieuw) wordt «een dochtermaatschappij» vervangen door «een moedermaatschappij als bedoeld in het tweede lid of een dochtermaatschappij» en wordt «die dochtermaatschappij» telkens vervangen door: die maatschappij.

11. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «Het verzoek bedoeld in het eerste lid en zesde lid, onderdeel d» vervangen door: Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, tweede lid en tiende lid, onderdeel d.

12. In het dertiende lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.

13. In het veertiende lid (nieuw), aanhef, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.

14. In het veertiende lid (nieuw), onderdeel b, wordt «zesde lid» vervangen door: tiende lid.

15. In het veertiende lid (nieuw) worden na onderdeel b, onder verlettering van de onderdelen c tot en met h tot onderdelen e tot en met j, twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • c. de voortzetting van een fiscale eenheid ten aanzien van een belastingplichtige ingeval een belastingplichtige als bedoeld in het achtste lid ophoudt in Nederland belastbare winst te genieten;

  • d. de voortzetting van een fiscale eenheid ten aanzien van een belastingplichtige ingeval een topmaatschappij als bedoeld in het zesde lid in de plaats komt van een andere zodanige topmaatschappij;.

16. In het veertiende lid (nieuw), onderdeel e (nieuw), wordt «achtste lid» vervangen door: achtste en negende lid.

17. Aan het veertiende lid (nieuw) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j (nieuw) door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • k. de omstandigheid dat een maatschappij waarvan de aandelen door een topmaatschappij of een tussenmaatschappij worden gehouden, deel uitmaakt van een fiscale eenheid;

  • l. de omstandigheid dat een belastingplichtige als bedoeld in het achtste lid deel uitmaakt van een fiscale eenheid.

18. In het vijftiende lid (nieuw) wordt «vierde lid, eerste volzin, en tiende lid» vervangen door: zevende, achtste en veertiende lid.

H

Aan artikel 15ac wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Negatieve voordelen op een schuldvordering, of een soortgelijk vermogensbestanddeel, van een belastingplichtige op:

    • a. een tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, of een topmaatschappij als bedoeld in artikel 15, zesde lid, van een fiscale eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt, of

    • b. een lichaam als bedoeld in artikel 15, achtste lid, dat deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt van eenzelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige,

    worden slechts in aanmerking genomen indien deze niet rechtens dan wel in feite, direct of indirect verband houden met aan een andere maatschappij, die tot dezelfde fiscale eenheid behoort of heeft behoord als de belastingplichtige, toe te rekenen negatieve bedragen aan winst van de fiscale eenheid.

I

In artikel 15ag, eerste lid, wordt «Vanaf het ontvoegingstijdstip van een moedermaatschappij worden» vervangen door «Vanaf het ontvoegingstijdstip van een moedermaatschappij, waaronder voor de toepassing van dit artikel mede begrepen het tijdstip van beëindigen van een fiscale eenheid door de ontbinding en vereffening van de dochtermaatschappij, worden» en wordt «voorzover» vervangen door: voor zover.

J

In artikel 15ah, eerste lid, wordt «de artikelen 15ab, tweede lid, 15ad» vervangen door: de artikelen 13d, negende lid, 15ab, tweede lid, 15ac, 15ad.

K

In artikel 15a, zevende lid, wordt «tiende lid» vervangen door: veertiende lid.

ARTIKEL II

In de Invorderingswet 1990 wordt in artikel 24, eerste lid, en artikel 39 «artikel 15, eerste lid» vervangen door: artikel 15, eerste of tweede lid.

ARTIKEL III

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt in artikel 37a, tweede lid, «eenheid» vervangen door: fiscale eenheid.

ARTIKEL IV

Met betrekking tot een op het tijdstip van indiening van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet bestaande fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet niet voldoet aan het in artikel 15, eerste of tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen vereiste van het bezit van de gehele juridische en economische eigendom van aandelen, vindt dit vereiste voor het eerst toepassing met ingang van het boekjaar dat aanvangt nadat 24 maanden zijn verstreken na het tijdstip van indiening van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet.

ARTIKEL V

Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fiscale eenheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven