34 321 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met enkele technische wijzigingen, een mogelijkheid om voor het nettopensioen af te wijken van de verplichte deelneming in de Stichting Pensioenfonds ABP en een keuzeoptie voor sociale partners ten aanzien van de indexatiewijze voor ingegane pensioenen en bestaande uitzichten op pensioen

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet privatisering ABP te wijzigen in verband enkele technische wijzigingen, en regels te stellen om voor het nettopensioen af te kunnen wijken van de verplichte deelneming in de Stichting Pensioenfonds ABP, en de wijze van indexatie;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel j, komt te luiden:

j. nettopensioen:

het nettopensioen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel q, onder 3°, vervalt, onder vernummering van de onderdelen 4° tot en met 9° tot 3° tot en met 8°.

2. In onderdeel q, onder 9°, wordt de zinsnede «onder 1° tot en met 8°» telkens vervangen door: onder 1° tot en met 7°.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen e en f geletterd tot f en g.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel d een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. in dienst van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en in dienst is van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

D

Onder vernummering in artikel 10, van het tweede lid tot derde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

In afwijking van het eerste lid worden de reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, in alle gevallen aangepast aan een wijziging of vervanging van de indexatiewijze in de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, waartoe de sectorwerkgevers en centrales van overheidspersoneel, bedoeld in artikel 4, derde lid, besluiten op de wijze, bedoeld in artikel 4.

E

Artikel 21, eerste en tweede lid, komt te luiden:

  • 1. De overheidswerknemers zijn verplicht deel te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP tot het bedrag dat op grond van artikel 18ga, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 tot het pensioengevend loon behoort.

  • 2. De Stichting Pensioenfonds ABP heeft tot taak op verzoek van:

    • a. de sectorwerkgever, of

    • b. de overheidswerkgever, die overheidswerknemers in dienst heeft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, en derde lid, onder b, en c, vrijstelling voor het nettopensioen te verlenen van de nettopensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds ABP of de verleende vrijstelling in te trekken. De Stichting Pensioenfonds ABP stelt de voorwaarden waaronder de vrijstelling wordt verleend of wordt ingetrokken vast, met dien verstande dat de aanspraken op een niet bij de Stichting Pensioenfonds ABP afgesloten regeling voor het nettopensioen ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de Stichting Pensioenfonds ABP.

    De onder a en b genoemde werkgevers zijn zonder vrijstelling verplicht de nettopensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds ABP aan de overheidswerknemers aan te bieden.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De wet kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven