34 314 Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 november 2015

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1.

Algemeen

1

2.

Aanleiding

2

3.

Doel van het wetsvoorstel

3

4.

Voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel

4

5.

Nut en noodzaak van een wettelijke regeling

5

6.

Het wetsvoorstel selectieve woningtoewijzing

8

7.

Relatie met grondrechten

13

8.

Evaluatie en monitoring

14

9.

Inwerkingtreding

14

10.

Privacy Impact Assessment (PIA)

15

11.

Administratieve en bestuurlijke lasten en impactanalyse politie

15

12.

Consultatie

15

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel houdende de wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag. Deze leden zijn van mening dat het belang van een veilige leefomgeving – en daarmee de individuele vrijheid van de burger – ruimschoots opweegt tegen beperking van andere grondrechten. Mensen die ernstige woonoverlast veroorzaken moeten kunnen geweerd uit bepaalde buurten. Het is daarbij goed dat de huidige praktijk van selectieve woningtoewijzing, juist vanwege de beperking van grondrechten, een basis krijgt in de wet in formele zin. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hechten veel belang aan effectieve maatregelen om woonwijken veiliger en plezieriger te maken, maar constateren ook dat het voorliggende wetsvoorstel instrumenten kent die diep in kunnen grijpen in iemands grondrechten. Daarom maken deze leden graag gebruik van deze mogelijkheid om de regering over een aantal zaken nadere uitleg te vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met zorg kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Hieronder zullen deze leden door middel van vragen ingaan op hun zorgen.

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben evenwel nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat woonoverlast zo veel mogelijk dient te worden voorkomen en beperkt. Echter, zij hechten ook veel belang aan privacy van mensen en aan de vrijheid om te mogen wonen waar je wilt. Deze leden zijn daarom nog niet overtuigd van de noodzaak en wenselijkheid van dit voorstel en hebben enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat een wettelijke basis biedt voor selectieve woningtoewijzing door aan gemeenten de mogelijkheid te bieden in door de Minister aangewezen complexen, straten of gebieden, die kampen met ernstige leefbaarheidsproblemen, woningzoekenden met een crimineel of overlastgevend verleden te kunnen weren. Het voorliggende wetsvoorstel bevat ingrijpende maatregelen die een inbreuk maken op de grondrechten vrijheid van vestiging en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Voor de toepassing van dit soort ingrijpende maatregelen moeten zwaarwegende redenen van algemeen belang bestaan. Deze leden hebben daarom vragen over de proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit van dit wetsvoorstel, specifiek het voorstel waarbij screening gebeurt op basis van politiegegevens. Deze leden constateren dat de afdeling advisering van de Raad van State met name ten aanzien van dit onderdeel kritisch is.

Het lid Van Vliet heeft met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het lid Van Vliet is verheugd dat gemeenten meer mogelijkheden krijgen om criminelen of mensen die overlast veroorzaken te weren uit wijken, straten of complexen waar sprake is van ernstige leefbaarheidsproblemen. Ook keurt het lid Van Vliet de middelen die gemeenten hiertoe krijgen goed, namelijk het vragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) ofwel het screenen op basis van politiegegevens. Verder heeft het lid Van Vliet nog enkele vragen en opmerkingen.

2. Aanleiding

Het valt de leden van de PvdA-fractie op dat de aanleiding die de regering aandraagt ligt in het feit dat selectieve woningtoewijzing in een aantal gemeenten nu al toegepast wordt en daarvoor eigenlijk een wettelijke grondslag nodig is. Dat laat bij deze leden de vraag achter of het niet aan de regering is om een eigen afweging te maken of hierin voldoende aanleiding is om een wetsvoorstel in te dienen. In de veronderstelling dat de regering deze eigen afweging heeft gemaakt horen deze leden graag welke argumentatie hierbij gevolgd is.

In de memorie van toelichting lezen de leden van de PvdA-fractie dat de huidige vormen van screening, die door enkele gemeenten toegepast wordt, alleen betrekking kan hebben op huurwoningen van woningcorporaties. In Amsterdam hebben particuliere makelaars echter een zogenaamd stoplichtconvenant gesloten met de politie om nieuwe huurders te screenen. Deze leden willen graag uitleg van de regering over de overeenkomsten, verschillen en tekortkomingen van dit stoplichtconvenant. Waarin moet het voorliggende wetsvoorstel effectiever zijn?

De leden van de SP-fractie vragen zich af in hoeverre de regering zich laat leiden door sentimenten die in sommige delen van de samenleving leven. Aan welke andere mogelijke oplossingen heeft de regering gedacht, zo willen de leden van de SP-fractie weten. Welke preventieve oplossingen zijn er mogelijk en waarom heeft de regering daar niet voor gekozen? Is het te rechtvaardigen dat de illegale praktijk van het screenen van huurders in vijftien gemeenten in ons land uitmondt in een wet die voor alle 2,4 miljoen huishoudens in huurwoningen kan gelden, zo vragen deze leden.

In de Rotterdamwet, zoals deze van kracht is, is de huurder met een laag inkomen op een achterstandspositie geplaatst. Het voorliggende wetsvoorstel zorgt voor een verdere achterstelling. Graag vernemen de leden van de SP-fractie hierop een reactie. Daarbij komt de vraag hoe de regering kan uitsluiten dat de wetswijziging discriminatie tot gevolg zal hebben.

Is de regering van mening dat (potentiële) criminelen en overlastgevers voornamelijk in huurwoningen wonen? En wat doet de regering als criminelen en overlastgevers in een koophuis wonen? De leden van de SP-fractie vragen zich daarnaast af waarom de regering criminaliteit of overlast en het hebben van een laag inkomen aan elkaar koppelt, en willen graag een toelichting.

De leden van de D66-fractie lezen dat er momenteel in meer dan vijftien gemeenten een vorm van selectieve woningtoewijzing bestaat. Deze leden vragen welke gemeenten dit zijn. De leden van de D66-fractie merken op dat er zo’n 380 gemeenten zijn die geen selectieve woningtoewijzing gebruiken. Die gemeenten slagen er blijkbaar op een andere manier in om leefbaarheidsproblemen te voorkomen. Deze leden vragen waarom de methoden die voor het overgrote deel van de gemeenten afdoende zijn om leefbaarheidsproblemen te voorkomen, niet afdoende zijn voor die paar gemeenten die selectieve woningtoewijzing gebruiken.

De leden van de D66-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel een bestaande praktijk van een wettelijke grondslag voorziet. Deze leden vragen ten eerste hoe de bestaande praktijk zonder wettelijke grondslag kon bestaan. Tevens vragen zij naar de consequenties als het voorliggende wetsvoorstel niet wordt aangenomen. Blijft de bestaande praktijk dan gehandhaafd, of komt er dan een einde aan het selectief toewijzen?

3. Doel van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie lezen dat een wettelijke regeling voor selectieve woningtoewijzing met screening op politiegegevens een wettelijke basis nodig heeft, omdat de Wet politiegegevens geen grondslag hiervoor biedt en er sprake is van een inperking van grondrechten. Toch wordt momenteel al informatie verstrekt aan burgemeesters ter handhaving van de openbare orde, waarvan de regering aangeeft dat dit een smalle basis is. Deze leden willen graag uitleg van de regering of hiermee geconcludeerd wordt dat de huidige vorm van selectieve woningtoewijzing op basis van politiegegevens onwettig is. Zo ja, dan geeft dat volgens deze leden te denken over de handhaving van de Grondwet en de politiewetgeving. Hierover horen zij graag de visie van de regering. Verder willen de leden van de PvdA-fractie graag weten of op basis van deze conclusie de verstrekking van politiegegevens voor woningtoewijzing beëindigd wordt en slechts hervat zal worden binnen de kaders van het voorliggende wetsvoorstel. Klopt het dat directe verstrekking van gegevens tot het verleden behoort als deze verstrekking binnen de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek mogelijk is? Ook horen deze leden graag hoe de juridische houdbaarheid van andere nieuwe instrumenten van de politie getoetst wordt. Is de regering van mening dat deze toetsing afdoende is?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de vrijheid van vestiging en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zoals die voor alle mensen geldt. Deze leden vragen daarom of het voorliggende wetsvoorstel een inperking van mensenrechten rechtvaardigt. Als het doel is om de praktijk in goede banen te leiden, waarom kiest de regering dan voor een weg via een Woonwet en niet voor een weg via politie of justitie, zo vragen de leden van de SP-fractie.

4. Voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er meerdere instrumenten ingezet kunnen worden voor selectieve woningtoewijzing. Deze leden zien een zekere stapeling in deze instrumenten, ze willen graag van de regering weten of die deze stapeling ook zien en of het logisch is om deze instrumenten gewoonlijk in samenhang in te zetten passend bij de mate van problematiek waar een complex, straat of gebied mee te maken heeft.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel twee instrumenten biedt voor woningtoewijzing op basis van justitiële antecedenten, namelijk het overleggen van een VOG of onderzoek op basis van politiegegevens. Daarbij vormt de VOG een veel minder grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dan onderzoek op basis van politiegegevens. Daarom geven de leden van de PvdA-fractie er de voorkeur aan als er zoveel mogelijk gekozen wordt voor de inzet van de VOG in plaats van onderzoek op basis van politiegegevens. Echter, deze leden lezen dat de verwachting is dat de methode van de VOG maar weinig toegepast zal worden. Daarom vragen zij de regering hoe er voor gezorgd kan worden dat de mogelijkheden van de VOG optimaal gebruikt worden en dit instrument waar mogelijk de voorkeur krijgt.

De leden van de SP-fractie vragen of tegemoet is gekomen aan het commentaar van de Woonbond uit 2013 om te zorgen voor draagvlak onder de andere wijk- of buurtbewoners en professionals die werkzaam zijn in de wijk voor het instellen van de wet. Deze leden zien graag een toelichting en onderbouwing.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering met het voorliggende wetsvoorstel het zogenaamde «dode hout» uit de wet zaagt. De mogelijkheid om de onroerendezaakbelasting (OZB) in het aandachtsgebied te verlagen wordt immers nergens gebruikt en is dubbelop. De OZB in aandachtsgebieden is al lager omdat woningen en ander vastgoed daar een lagere waarde hebben dan in andere delen van de gemeenten. Gaat de regering deze maatregel schrappen?

De leden van de SP-fractie willen weten of en zo ja, welke zorg-, welzijns-, of maatschappelijke organisaties of kennisinstituten zijn geraadpleegd door de regering of door de «werkgroep selectieve woningtoewijzing» om te komen tot een wetsvoorstel dat tot doel heeft om te integreren in plaats van te segregeren en dit in een zo vroeg mogelijk stadium te regelen. Kan de regering hier een toelichting op geven, zo vragen de leden van de SP-fractie?

5. Nut en noodzaak van een wettelijke regeling

De leden van de VVD-fractie lezen (in paragraaf 4.2.4 De wetten Victoria, Damocles, Victor en de Wet tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium) dat veel vormen van woonoverlast buiten de Woningwet vallen. Zou het ook meerwaarde hebben om meer vormen van woonoverlast onder de Woningwet te laten vallen? Zijn de overige in het voorliggende wetsvoorstel benoemde wetten toereikend om alle vormen woonoverlast en onveiligheid zowel preventief als repressief aan te kunnen pakken?

De leden van de VVD-fractie lezen (in paragraaf 4.2.6 Initiatiefwetsvoorstel van Kamerlid Tellegen) dat er geen overlap is met het initiatiefwetsvoorstel van het Kamerlid Tellegen. Zou een potentiële huurder die onder dit initiatiefwetsvoorstel een gedragsaanwijzing heeft gekregen in het verleden, niet automatisch kunnen worden uitgesloten van een straat of complex waar een gemeente preventief geen nieuwe overlastgevers wil huisvesten?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de relatie is met het voorstel van wet van het Kamerlid Tellegen (Kamerstuk 34 007) ter voorkoming van woonoverlast. Waar vullen beide wetsvoorstellen elkaar aan en waar zitten beide wetsvoorstellen elkaar in de weg, zo vragen zij. Ook zijn deze leden benieuwd of bij de evaluatie van de onderhavige wet ook het (toekomstig) gebruik van de Wet aanpak Woonoverlast wordt meegenomen.

De leden van de VVD-fractie lezen (in paragraaf 4.3 Evaluatie van de huidige praktijk van selectieve woningtoewijzing) dat de Minister voor Wonen en Rijksdienst aanvragen voor selectieve woningtoewijzing zal toetsen en hierbij ook de zienswijze van gedeputeerde staten van de betreffende provincie kan vragen. Wat is hiervan de meerwaarde? Heeft de provincie voldoende gegevens om te beoordelen of het recht op vrije vestiging teveel wordt ingeperkt? Is een aanvraag vanuit de gemeente, ondersteund door het college van B&W en de gemeenteraad, niet voldoende?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering verwijst naar maatregelen die in Engeland, Ierland en Schotland genomen kunnen worden om overlast te stoppen. Dat brengt deze leden tot de vraag of er andere Europese landen zijn die regels hebben voor woningtoewijzing op basis van crimineel of overlastgevend gedrag. Zo ja, hoe worden binnen deze regels de grondrechten van de betrokkenen beschermd?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering selectieve woningtoewijzing ook wil gebruiken om radicalisering, extremisme en terrorisme te bestrijden. Deze leden begrijpen het doel, maar vragen zich af hoe de noodzaak van selectieve woningtoewijzing op deze gronden voor een beperkt gebied goed te onderbouwen is. Ook willen deze leden weten of in deze gebieden de politiedossiers dan ook enkel op deze feiten onderzocht worden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de uitleg waarom het voorliggende wetsvoorstel noodzakelijk is de regering laat zien dat met de andere instrumenten voor bestrijding van overlast en criminaliteit niet voorkomen kan worden dat mensen met crimineel of overlastgevend gedrag zich in een kwetsbaar gebied vestigen. Met een deel van de andere maatregelen wordt echter wel gepoogd om het ongewenste gedrag te stoppen, met de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek wordt het gedrag toch voornamelijk verplaatst. Daarom vragen deze leden of de regering er ook de voorkeur aan geeft om het ongewenste en strafbare gedrag te stoppen en hoe effectief ze denkt dat het initiatiefwetsvoorstel van het Kamerlid Tellegen hierin gaat zijn.

Welke samenhang zit er tussen de verschillende repressieve en preventieve instrumenten en welke positie moet het voorliggende wetsvoorstel innemen? Ook zouden de leden van de PvdA-fractie graag van de regering horen of de andere middelen voor de bestrijding van overlast en criminaliteit in wijken, waar de laatste jaren veel aan toegevoegd is, inmiddels optimaal werken. Deze leden vragen of indien dit nog niet het geval is, het nu tijdig is om nog bestaande lacunes weg te nemen.

Eén van de voordelen van de voorgestelde wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek is het feit dat selectieve woningtoewijzing ook toegepast kan worden bij particuliere huurwoningen. Daarom willen de leden van de PvdA-fractie graag weten hoeveel particuliere woningen er relatief zijn in de gebieden waar nu selectieve woningtoewijzing plaatsvindt op basis van politiedossiers. Daarnaast willen deze leden graag een overzicht van de gebieden waar selectieve woningtoewijzing op basis van politiedossiers toegepast is, de duur daarvan en een inschatting van de regering of deze wijken ook voor aanwijzing met gebruik van VOG of politiegegevens in aanmerking zou komen.

Het valt de leden van de PvdA-fractie op dat er meerder malen op gewezen wordt dat de verwachtingen over de effectiviteit van deze screening bescheiden is. Hierop ontvangen deze leden graag een reactie, ook gezien de proportionaliteit van het ingrijpen van deze maatregelen op de grondrechten van betrokkenen.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de maatregelen om (potentiële) criminelen en overlastgevers te weren uit bepaalde buurten zich verhouden tot het toestaan van (grote) bedrijven die belasting ontduiken of overlast geven door bijvoorbeeld lawaai of het milieu vervuilen in het hele land. Met andere woorden, is de regering van mening dat het voorliggende wetsvoorstel een druppel op een gloeiende plaat is in het kader van het terugdringen van de criminaliteit, willen de leden van de SP-fractie weten?

Daarnaast willen deze leden weten hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot uitlatingen van de Minister van Veiligheid en Justitie dat de politie er geen extra taken zal krijgen. Daarnaast is het de vraag hoe de uitbreiding van de Rotterdamwet zich verhoudt tot de reorganisatie bij de politie die volgens deze leden chaotisch is en er 2.000 mensen bij de politie hun baan verliezen. De leden van de SP-fractie vragen zich af het door de regering beoogde doel gehaald kan worden zonder andere instanties als politie en justitie te overbelasten.

De leden van de SP-fractie willen graag weten in hoeverre woning- of pandeigenaren of alleen huurders onder het voorliggende wetsvoorstel vallen. Voorts hebben deze leden de vraag of er een verschil is in de benadering van huurders van corporatiewoningen en van vrije sectorwoningen. Graag vernemen de leden van de SP-fractie de verschillen met daarbij een onderbouwing.

Kan de regering uitleggen hoe radicaliseren van mensen wordt voorkomen als deze mensen als een paria uit een buurt worden geweerd, zo vragen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen zich voorts af hoe het voorliggende wetsvoorstel de bron van radicalisering aanpakt. In hoeverre worden sociaaleconomische verschillen verkleind en sociale achterstanden opgeheven? De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering bij deze onderwerpen voor repressieve maatregelen kiest en niet voor positieve stimulatie of een combinatie van beide.

De leden van de SP-fractie vragen of het de bedoeling is dat het voorliggende wetsvoorstel gebruikt kan worden om overlast van studentenpanden tegen te gaan. In (universiteit)steden komt overbewoning met gevolgen voor de leefbaarheid en fysieke veiligheid voor. Denk bijvoorbeeld aan geluids- en fietsenoverlast. In hoeverre vallen jongeren onder het voorliggende wetsvoorstel?

Daarnaast stellen de leden van de SP-fractie de vraag of overlast door het onderverhuren van (onzelfstandige) woonruimten tegen gegaan kan worden met dit voorliggende wetsvoorstel. In hoeverre valt AirBnB onder het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie vragen wat het voorliggende wetsvoorstel betekent voor psychiatrisch patiënten die niet al dan niet vanwege bezuinigingen niet zijn opgenomen in een GGZ-instelling, maar wel overlast kunnen veroorzaken voor een buurt. Deze leden vragen voor welke stoornissen deze wet wel gaat gelden en voor welke niet. Kunnen bijvoorbeeld mensen met herhaalde manische periodes of psychoses geweerd worden uit een buurt, ook al zijn zij zich vaak niet bewust van de overlast die zij veroorzaken? De leden van de SP-fractie vragen hoe gemeenten en politie hiermee om kunnen gaan omdat «ronddwalen» wordt benoemd als overlast.

De leden van de SP-fractie willen ook graag weten hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot de ingediende initiatiefwetsvoorstel van het Kamerlid Tellegen. Deze leden ontvangen graag een overzicht waar de wetten overlap vertonen, op elkaar aansluiten of elkaar mogelijk tegenspreken.

Het is de leden van de SP-fractie onvoldoende duidelijk of voldaan wordt aan de noodzakelijkheids- en proportionaliteitseis zoals die geuit is door de Raad van State. Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting hoe de regering meent aan deze eisen te voldoen.

De leden van de CDA-fractie zien graag dat dat de proportionaliteit en effectiviteit van het voorliggende wetsvoorstel aanmerkelijk duidelijker worden gemotiveerd. Op beide aspecten, proportionaliteit én effectiviteit, is volgens deze leden een concrete motivering wenselijk.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de privacy van betrokkenen is gewaarborgd specifiek in de gevallen dat sprake is van screening van politiegegevens. Dient de screening van politiegegevens aanvullend op de mogelijkheid van een VOG gezien worden of kan ook volstaan worden met enkel de screening, zo vragen deze leden?

De leden van de CDA-fractie menen dat de noodzaak voor het invoeren van dit voorliggende wetsvoorstel duidelijk vast dient te staan aangezien er sprake is van ingrijpende maatregelen die een ernstige inbreuk kunnen maken op de grondrechten vrijheid van vestiging en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Kan de noodzaak worden aangetoond aan de hand van een overzicht, met daarbij de aard, de omvang en de ernst en de plaatsen waar deze overlast wordt ervaren, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie zien graag dat verduidelijkt wordt waarom de bestaande preventieve mogelijkheid van selectieve woningtoewijzing op grond van inkomensvereisten of sociaal economische kenmerken in combinatie met de bestaande mogelijkheden om bij ernstig overlast gevend gedrag personen uit hun huis te zetten, niet effectief is.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de uitkomsten van de evaluatie van de gemeente Rotterdam inzake de toepassing van de huisvestigingsvergunning in de periode 2009–2011 amper gebruikt zijn bij het opstellen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zien graag dat dat alsnog geschiedt aangezien de resultaten van die evaluatie niet onverdeeld positief zijn.

Het is, naar de mening van de leden van de CDA fractie, verbazingwekkend dat de resultaten uit die evaluatie niet explicieter zijn beschouwd bij de totstandkoming van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in de memorie van toelichting wordt beargumenteerd dat het voorliggende wetsvoorstel een extra preventieve maatregel is gericht op het voorkomen van extra overlast in wijken die al te maken hebben met veel overlast en dat dit een aanvulling is op andere instrumenten die een meer repressief karakter hebben. Deze leden begrijpen het onderscheid dat wordt gemaakt tussen preventieve en repressieve maatregelen, maar merken op dat het onderscheid dat hiertussen wordt gemaakt niet louter te maken is op basis van de vraag of een maatregel effect heeft voor of na het moment van woningtoewijzing. Immers, een repressieve maatregel genomen op het moment dat een huurder nog in zijn vorige woning zit kan bij verhuizing naar de nieuwe woning ook een preventieve uitwerking hebben. Deze leden vragen daarom de analyse van de toegevoegde waarde van het voorliggende wetsvoorstel in het algemeen, en de screening op basis van politiegegevens in het bijzonder, ten opzichte van de bestaande instrumenten verder te verdiepen.

Ook zijn de leden van de ChristenUnie-fractie van mening dat hierbij ook alternatieve opties voor het preventief screenen betrokken dienen te worden. In de memorie van toelichting wordt verwezen naar de maatregelen die in Engeland zijn genomen op basis van de Anti-social Behaviour, Crime and Policing Act 2014 en vergelijkbare wetgeving in Ierland en Schotland. Deze leden vragen naar een vergelijking van deze maatregelen met de huidige mogelijkheden in Nederland en met de voorgestelde gedragsaanwijzing in het initiatiefwetsvoorstel van het Kamerlid Tellegen (Wet aanpak woonoverlast). Deelt de regering de mening dat de voorgestelde gedragsaanwijzing ook preventief kan werken als hij is gegeven op het voorgaande adres van degene die een huisvestingsvergunning aanvraagt? Ook vragen deze leden of is onderzocht of huisuitzetting bij structurele woonoverlast kan worden vergemakkelijkt, bijvoorbeeld door de inzet van een gedragsaanwijzing als een laatste kans.

6. Het wetsvoorstel selectieve woningtoewijzing

De leden van de VVD-fractie vragen (naar lezing van paragraaf 5.2.1. Werkwijze in het algemeen) of een terugkijkperiode van maximaal vier jaar voor personen vanaf 18 jaar niet al te beperkend is voor mensen die een leeftijd hebben van ver boven de 18 jaar. Waarom moet worden gekozen tussen een VOG en een politieonderzoek, en mogen niet beide worden gebruikt? Hoe kunnen statushouders of EU-burgers van wie politie of justitie niet de volledige achtergrond kent toch effectief worden gescreend? De leden van de VVD-fractie lezen dat de maatregel niet preventief mag worden ingezet in gebieden waar de situatie nog niet zo ernstig is. Hoe wordt bepaald wanneer een situatie ernstig genoeg is? De leden van de VVD-fractie lezen dat sommige gemeenten en woningbouwcorporaties wel willen dat dit nieuwe instrument ook preventief kan worden ingezet in kwetsbare wijken. Kan dit bijdragen aan een veilige wijk of buurt?

De leden van de VVD-fractie hebben (na lezing van paragraaf 5.2.2.1 Complexen, straten en gebieden) kennisgenomen van de structuur van hoe een wijk of buurt kan worden toegewezen als gebied waar potentiële overlastgevers kunnen worden geweerd. Werkt deze procedure ook als er haast of urgentie is om nieuwe wijken of straten snel als nieuw toewijzigingsgebied te kunnen aanmerken? De leden van de VVD-fractie merken op dat gemeenten, de G32 en woningbouwcorporaties vinden dat gebiedsaanwijzing door de Minister voor Wonen en Rijksdienst op aanvraag van de gemeente een te zware, tijdrovende en complexe procedure is. Hoe wordt deze procedure zo kort mogelijk gehouden? Wat vindt de Minister voor Wonen en Rijksdienst van de gedane suggestie om een maximaal percentage van de woningvoorraad vast te leggen waarbij gescreend kan worden?

De leden van de VVD-fractie begrijpen (na lezing van paragraaf 5.2.2.10 Mandatering van afgifte van huisvestingsvergunning aan verhuurders van woningen) dat de afgifte van een huisvestingsvergunning kan worden gemandateerd aan de eigenaar of beheerder van de desbetreffende woning. Deze leden vragen zich af wat de meerwaarde van een dergelijke mandatering is. Bij onderzoek op basis van politiegegevens zal het college van B&W immers eerst een woonverklaring moeten afgeven, en die levert voor het college even veel werk op als een huisvestingsvergunning. Of kan een eigenaar, zo vragen deze leden zich af, in redelijkheid de vergunning weigeren als een woonverklaring is afgegeven?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de gemeenteraad in haar aanvraag gebieden, straten of complexen benoemt die ze voor de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aangewezen wil hebben met de instrumenten die daar toegepast zouden moeten worden. Deze leden willen van de regering weten of de Minister voor Wonen en Rijksdienst slechts de ruimte heeft om deze aanvraag toe of af te wijzen of dat er ook ruimte is om een beperkter gebied aan te wijzen of andere (minder ingrijpende) instrumenten dan de gemeenteraad verzocht had.

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie of het overleg met belanghebbenden, zoals woningcorporaties, woningeigenaren en bewoners, niet standaard onderdeel van de aanvraag voor aanwijzing zouden moeten zijn. Kan informatie over deze raadpleging van belanghebbenden een vast onderdeel van de aanvraag vormen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering expliciet uitsluit dat dit vergaande instrument preventief ingezet wordt. Deze keuze ondersteunen zij, maar deze leden willen graag weten waar de uitsluitende inzet als ultimum remedium in de wettekst is geborgd.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de Minister voor Wonen en Rijksdienst de aanwijzing van een gebied voor toepassing van instrumenten van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek eerder in kan trekken, als uit signalen blijkt dat die aanwijzing niet langer nodig is. In dat kader vragen deze leden of er systematisch informatie verzameld wordt over het voortbestaan van de noodzaak voor de aanwijzing en hoe dat gebeurt.

Voor een goede screening op basis van politiegegevens is het van belang dat die gegevens zo compleet en betrouwbaar mogelijk aangeven wat er op het gebied van woonoverlast en criminaliteit gebeurt. Daarom is het van belang dat alle betrokkenen bijdragen aan goede dossiervorming, zo merken de leden van de PvdA-fractie op. Daarin zien deze leden ook een belangrijke rol voor woningcorporaties en andere verhuurders. Graag horen deze leden hoe de regering deze partijen wil stimuleren om hun kennis met de politie te delen om tot betere dossiervorming over overlast en criminaliteit te komen.

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de aanwezigheid van een hardheidsclausule, die bij onbillijkheid van het weigeren van een huisvestingsvergunning ingeroepen kan worden. Deze leden vragen zich echter af of dit niet tot berekenend gedrag kan leiden, waarbij een familielid van onbesproken gedrag eerst verhuist en familieleden een beroep doen op de hardheidsclausule. Herkent de regering deze mogelijkheid en hoe kan die voorkomen worden?

Eén van de grondrechten die door het voorliggende wetsvoorstel beperkt wordt is het recht op vrijheid van vesting. De leden van de PvdA-fractie willen graag meer duidelijkheid over de borging van de mogelijkheid om je in dezelfde stad of gemeente te vestigen. Daarnaast vragen deze leden zich af wat de verwachtte beperkte effecten van de toetsing aan politiegegevens voor invloed heeft op de proportionaliteit van de inbreuk op het recht op vrije vestiging.

De leden van de SP-fractie zouden graag de garantie hebben dat er geen enkele mogelijkheid bestaat dat óf de verhuurder óf andere huurders inzage krijgen in de politiegegevens van een woningzoekende. Op welke concrete manieren wordt het raadplegen van politiegegevens beperkt en gestroomlijnd, als met het voorliggende wetsvoorstel juist de deur voor gemeenten om deze gegevens te krijgen wordt opengezet, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is om na het vragen van een VOG alsnog een aanvraag in te dienen om inzage politiegegevens te verkrijgen. In hoeverre is een dubbeling uitgesloten? Tevens vragen deze leden of er een beperking is per woningzoekende als het gaat om screening of het overleggen van een VOG en of dit onbeperkt kan gebeuren op verschillende adressen en op verschillende momenten.

De leden van de SP-fractie willen weten waarom van minderjarige kinderen de politiegegevens kunnen worden opgevraagd. Voor 18-plussers geldt een terugkijkperiode van vier jaar als het gaat om politiegegevens. In hoeverre kan een gezin waarvan de ouders niets hebben misdaan worden geweerd uit een buurt als hun 18-jarige zoon op 14-jarige leeftijd een misstap heeft begaan? De leden van de SP-fractie willen graag een uitleg hierover. Ook willen zij weten hoe deze mogelijkheid zich verhoudt tot de proportionaliteit van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie vragen zich (na lezing van paragraaf 5.2.2.2 Aanvraag voor de aanwijzing van een complex, straat of gebied) af waarom voor een verlenging van de aanvraag is gekozen voor een periode van vier keer vier jaar. Deze ingrijpende maatregel zou als ultimum remedium gebruikt moeten worden en dan is een maximale periode van twintig jaar erg lang. De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om deze periode te verkorten.

Daarnaast vragen deze leden of de regering bereid is om kleinere gemeenten uit te sluiten van deze wet. Deze leden vragen waarom een wet in het kader van ernstige grootstedelijke problematiek zou moeten kunnen gelden in elke gemeente in ons land.

Op basis van welke wetten kan een gedragsaanwijzing worden gegeven aan mensen die zich willen vestigen in de buurt of in hetzelfde wooncomplex van hun familie, maar van wie de huisvestingsvergunning wordt afgewezen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan een andere duiding komen van het begrip «family life», en vallen goede vrienden daar ook onder?

De leden van de SP-fractie willen weten of het voorliggende wetsvoorstel ook geldt in gebieden waar de Rotterdamwet van kracht is, of moeten die gemeenten een aparte aanvraag (inclusief de onderbouwing voor de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag)?

Tevens willen de leden van de SP-fractie weten hoeveel gemeenten een aanvraag gaan doen om huurwoningen selectief toe te wijzen ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag. Zullen dat net zoveel gemeenten zijn als gemeenten die de huidige Rotterdamwet hebben aangevraagd en waarom? Graag vernemen de leden van de SP-fractie een onderbouwde inschatting.

De leden van de SP-fractie vragen (na lezing van paragraaf 5.2.2.7 Het beoordelen van de politiegegevens) of het uitsluitend het college van burgemeester en wethouders dat inzage heeft in de politiegegevens. Voorts willen deze leden weten hoe lang de gegevens bewaard worden en wie dit controleert.

De leden van de SP-fractie vragen (na lezing van paragraaf 5.2.2.10 Mandatering van afgifte huisvestingsvergunning aan verhuurders van woningen) of er een maximale termijn is wanneer een besluit tot afgifte van de huisvestingsvergunning wordt genomen, omdat daarmee onnodige leegstand kan worden voorkomen.

Waar kan een woningzoekende terecht als in zijn/ haar ogen de huisvestingsvergunning onterecht is afgewezen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen ook in hoeverre is de privacy van de woningzoekende dan gewaarborgd, of moet deze zijn/haar privacy (deels) opgeven en de VOG of de politiegegevens gebruiken bij een gemeentelijke commissie voor beroep en bezwaar.

De leden van de SP-fractie vragen (na lezing van paragraaf 5.3 Handhaving en toezicht) waarom de handhaving in het geheel bij de gemeente ligt en niet bij de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Het is immers diezelfde gemeente die een besluit neemt over de inperking van enkele mensenrechten. Is het niet logisch dat een Minister voor Wonen en Rijksdienst als systeemverantwoordelijke verantwoordelijk is voor het uniform en correct uitvoeren van deze gevoelige wet, zo vragen de leden van de SP-fractie?

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of na aanwijzing van gebieden er tussentijdse toetsing plaats vindt om te zien of de noodzaak voor de aanwijzing nog bestaat.

De leden van de CDA-fractie menen dat toepassing van het voorliggende wetsvoorstel in bepaalde gebieden, de overlast in aanpalende gebieden kan vergroten. Graag vernemen deze leden of de regering nader kan aangeven of deze gedachte juist is en welke conclusies daaruit getrokken worden.

De leden van de D66-fractie zetten vraagtekens bij het gebruik van een VOG of politiegegevens voor toewijzing van een woning. Deze leden vragen zich af of deze maatregel zijn doel niet voorbij schiet. Getuigt het niet van een te groot maakbaarheidsdenken om te veronderstellen dat door het selecteren op grond van gedragingen in het verleden de leefbaarheid van een straat of gebied zodanig verbetert, dat dit opweegt tegen de inbreuk op de privacy en de vrijheid van vestiging? Deze leden zijn niet overtuigd door de aangehaalde evaluaties, aangezien die onder meer gingen over selectieve toewijzing op basis van zinvolle dagbesteding (Hambaken) of beperkt waren tot drugsgerelateerde overlast (Dichtersbuurt). Zij vragen de regering daarom nader te onderbouwen waarom deze maatregel werkelijk bijdraagt aan een verbetering van de leefbaarheid.

De leden van de D66-fractie merken op dat bij de aanvraag van een VOG, maar zeker bij het gebruik van politiegegevens, er sprake kan zijn van meldingen of aangiften die niet tot een veroordeling hebben geleid. Dergelijke meldingen zouden er volgens deze leden toe kunnen leiden, dat een huisvestingsvergunning niet wordt verstrekt. Daarmee hebben personen nadeel van een melding, zonder dat de meldingen zijn bewezen of de betreffende persoon is veroordeeld. Waarom acht de regering dit proportioneel?

De leden van de D66-fractie hebben aarzelingen bij het rechtstreeks gebruiken van politiegegevens door de gemeente voor het afgeven van een huisvestingsvergunning. Gebruik door het college van burgemeester en wethouders zal er in de praktijk op neerkomen dat een gemeentelijke ambtenaar de politiegegevens opvraagt en beoordeelt. Ondanks de eisen waaraan deze beoordeling moet voldoen, zal hier altijd voor een deel sprake zijn van een subjectieve beoordeling. De leden van de D66-fractie vragen de regering op welke manier dat verder kan worden geminimaliseerd. Zou beoordeling door Justis in plaats van de gemeente hier toch niet beter op zijn plaats zijn, om een meer uniforme beoordeling te waarborgen?

De leden van de D66-fractie wijzen ook op de zeer slechte recente ervaringen met de bescherming van persoonsgegevens door gemeenten bij het gebruik van Suwinet. Deze leden vragen hoe de regering kan garanderen dat de politiegegevens op geen enkele manier voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt dan het verstrekken van een huisvestingsvergunning.

De leden van de D66-fractie vragen of het niet effectiever zou zijn om te investeren in het verminderen van de overlast van overlastgevende personen en gezinnen, in plaats van deze mensen te verbieden op bepaalde plaatsen te gaan wonen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de procedure voor het aanvragen van een VOG dan wel de verstrekking van politiegegevens, de analyse daarvan, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders betekent voor de verhuurder die de woning weer zo snel mogelijk wil verhuren. Zij vragen om een vergelijking van de termijn van leegstand ten opzichte van de huidige situatie.

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven dat de inzet van de zware instrumenten uit het voorliggende wetsvoorstel met voldoende waarborgen dient te gebeuren. De toets door de Minister en de gemeenteraad past hierbij. Het voorliggende wetsvoorstel bevat een opsomming van gedragingen die mogen worden meegewogen maar dit omvat niet de ernst van de zaken. In het nader rapport wordt zelfs gesteld dat het niet mogelijk is om «in algemene termen aan te geven wat de ernst van de overlast moet zijn om de maatregel van selectieve woningtoewijzing te kunnen toepassen». Deze leden vragen waarom dat niet mogelijk is. Is hier niet enige afbakening mogelijk om te voorkomen dat het instrument te makkelijk leidt tot het niet afgeven van een woonverklaring of huisvestingsvergunning of leidt tot willekeur? Er komt weliswaar een handreiking voor de toepassing van het voorliggende wetsvoorstel, maar hoort een dergelijke afbakening niet thuis op het niveau van wet, zo vragen deze leden?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat een deel van de politiegegevens die mag worden toegepast van subjectieve aard is. Dit wordt enigszins gecompenseerd door de verplichting van het toevoegen van een duiding door de politie. Deze leden vragen waarom dan toch nog een belangenafweging bij het college van burgemeester en wethouders. Deze leden vragen om een voorbeeld waaruit blijkt dat dit een toegevoegde waarde heeft. Zij wijzen er op dat een dergelijke belangenafweging ook niet plaatsvindt in het geval er wordt gekozen voor een VOG.

In de memorie van toelichting wordt verder de mogelijkheid geschetst dat het college van burgemeester en wethouders wel een huisvestingsvergunning afgeeft maar daar voorwaarden aan verbindt middels een gedragsaanwijzing. Deze leden vragen waarom de regering van mening is dat dit geen punitief karakter in zich draagt. Ook vragen zij waarom een dergelijke gedragsaanwijzing niet zou kunnen in het geval de politiegegevens niet worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders maar er een woonverklaring al dan niet wordt verstrekt door de dienst Justis.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat uitsluitend indien vaststaat dat op basis van de andere criteria uit de huisvestingverordening, de woning zou kunnen worden toegewezen aan de aanvrager, een onderzoek op basis van de politiegegevens wordt geïnitieerd, zo staat in de memorie van toelichting (blz. 44). Deze leden vragen waar deze volgordelijkheid blijkt uit het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden constateren voorts dat deze volgordelijkheid niet in alle gevallen geldt. In geval van mandatering van de huisvestingsvergunning aan de toegelaten instelling wordt namelijk eerst een woonverklaring afgegeven, terwijl er nog geen toets is geweest op de andere aspecten van de huisvestingsvergunning. Deze leden vragen of dit proportioneel is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer een potentiele huurder in situaties dat de huisvestingsvergunning is gemandateerd precies een woonverklaring moeten aanvragen bij de gemeente. Klopt het dat dit pas moet nadat bijvoorbeeld door loting duidelijk is geworden dat ze in aanmerking komen voor een woning? Indien het college van burgemeester en wethouders voornemens is de woonverklaring te weigeren of aan de woonverklaring voorschriften te verbinden op grond van zijn beoordeling van de politiegegevens, wordt de aanvrager eerst gehoord. Deze leden vragen of dit ook plaatsvindt indien de huisvestingsvergunning niet is gemandateerd aan de toegelaten instelling en de gemeente dus zelf beslist over de huisvestingsvergunning. Deze leden vragen welke procedurele eisen er zijn over het horen van de aanvragers en of dit nog plaatsvindt voor het moment dat de potentiele huurder het bewijs van een huisvestingsvergunning moet laten zien aan de verhuurder.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat wanneer een potentiele huurder van mening is dat de politiegegevens niet kloppen, dan een procedure kan worden ingezet om deze te wijzigen. Deze leden vragen of het bij subjectieve politiegegevens wel mogelijk is vier jaar na dato nog voldoende inzicht te krijgen over de achtergronden van deze politiegegevens. Deze leden vragen ook of het proportioneel is dat politiegegevens kunnen worden tegengeworpen die bij de huurder niet altijd bekend hoeven zijn omdat niet in alle gevallen melding wordt gedaan van opname van deze gegevens door de politie.

Bezwaar en beroep tegen het niet verstrekken van een huisvestingsvergunning of woonverklaring heeft geen schorsende werking. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe lang een dergelijke procedure maximaal duurt. Ook vragen deze leden wat dit betekent in situaties dat moet worden geloot. Het is immers denkbaar dat een potentiele huurder die uiteindelijk een bezwaar- en beroepsprocedure wint hierdoor een woning waarvoor hij is uitgeloot misloopt en dan weer langere tijd moet wachten tot hij weer bovenaan eindigt bij een loting. Deze leden vragen voorts of deze huurder in dat geval met succes beroep kan doen op een schadevergoeding.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de gemeenteraad moet kiezen voor screening op basis van de VOG of op basis van politiegegevens. Tegelijkertijd wordt gesteld dat een combinatie met woningtoewijzing op grond van sociaaleconomische kenmerken wel mogelijk is. Deze leden vragen waarom een combinatie van VOG en politiegegevens niet mogelijk is. Volgens deze leden moet een stapeling worden voorkomen maar dient het al dan niet mogen combineren wel goed gemotiveerd te worden.

Zo’n 15 gemeenten passen nu al een vorm van screening toe. Begrijpen deze leden goed dat hiervoor dus zonder het voorliggende wetsvoorstel nu geen wettelijke basis is en dat deze gemeenten hier dus mee zouden moeten stoppen zolang dit voorstel niet is verheven tot wet? Ook vragen deze leden hoeveel woningen momenteel in deze 15 gemeenten aan een dergelijke vorm van screening zijn onderworpen.

Het ligt in de rede dat eerst gekeken wordt naar de vereisten op basis van de inkomenscriteria of de sociaaleconomische kenmerken en dat pas indien de woningzoekende op basis daarvan in aanmerking komt voor de woonruimte, onderzoek plaatsvindt op basis van politiegegevens of de woningzoekende wordt geïnformeerd dat hij een VOG moet aanvragen (paragraaf 6 memorie van toelichting). De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom deze volgorde niet is opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat wordt geconstateerd dat criminele en overlast gevende invloeden in wijken ook vaak van buiten de wijk komen. Deze leden vragen daarom of inzet op repressieve maatregelen dan wel preventieve maatregelen die gericht zijn op de persoon (gedragsaanwijzing) in plaats van op het aangaan van een huurcontract niet effectiever zijn.

7. Relatie met grondrechten

De leden van de PvdA-fractie hechten aan een zo beperkt mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de mensen die een huisvestingsvergunning moeten aanvragen. Een mogelijkheid daarvoor zou het centraal beoordelen van de politiegegevens zijn, zodat ze niet aan de gemeente verstrekt hoeven te worden. De regering wil deze gegevens juist wel aan de gemeente verstrekken, met als doel de mogelijkheid om meer maatwerk te bieden door bijvoorbeeld in plaats een afwijzing een gedragsaanwijzing te geven. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of gemeenten niet vaker voor de veilige weg zullen kiezen en een aanvraag afwijzen, waardoor deze diepere inbreuk op de privacy door de rechtstreekse verstrekking van politiegegevens weinig oplevert. Graag horen deze leden hoe vaak de regering een gedragsaanwijzing verwacht en of ze het aantal gedragsaanwijzingen wil bijhouden om de praktijk van het verstrekken van politiegegevens te kunnen evalueren. Ook vragen deze leden zich af hoe voorschriften zoals een gedragsaanwijzing gehandhaafd kunnen worden.

De leden van de SP-fractie vragen of het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot de rechten van kind en het VN-kinderrechtenverdrag. Kan een moeder na een periode van opsluiten in de gevangenis zich nog voegen bij de vader en hun minderjarige kind als in dat complex deze wet van kracht zal zijn? Kan een jongen van 16 jaar die uit jeugddetentie of een jeugdzorginstelling komt weer bij zijn ouder(s) gaan wonen ook al staat het huis in een buurt waar deze wet van kracht is? In hoeverre heeft voorliggend wetsvoorstel negatieve gevolgen voor gezinshereniging voor zowel binnenlandse- als buitenlandse gezinnen?

8. Evaluatie en monitoring

Voor de evaluatie van de nieuwe maatregelen sluit de regering aan bij de algemene evaluatiebepaling, daarbij gaan de leden van de PvdA-fractie ervan uit dat bij de eerste evaluaties nadruk gelegd zal worden op de nieuwe maatregelen. Deze leden willen de regering ook nadrukkelijk verzoeken om eventuele waterbed- of spreidingseffecten van de het voorliggende wetsvoorstel zo goed mogelijk in kaart te brengen. Daarnaast is in het Regeerakkoord overeengekomen dat een nieuwe inbreuk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gekoppeld wordt aan een horizonbepaling. Deze leden vragen de regering waarom er in dit geval niet gekozen is voor een horizonbepaling, juist ook omdat er nog aanzienlijke onzekerheid is over de effectiviteit.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de inperking van huurdersrechten. Deze leden vragen daarom of de regering bereid is om de Tweede Kamer jaarlijks te rapporteren over de stand van zaken omtrent de uitvoering en handhaving van de uitgebreide Rotterdamwet als deze wordt aangenomen. De leden van de SP-fractie stellen het op prijs als de volgende vragen daarbij worden betrokken. Wil de Minister voor Wonen en Rijksdienst monitoren hoe vaak om een VOG wordt gevraagd, hoe vaak om politiegegevens wordt gevraagd en hoe vaak een huisvestingvergunning wordt afgegeven?

Tevens vragen de leden van de SP-fractie of deze wet over twee jaar geëvalueerd kan worden en niet pas over vijf jaar.

9. Inwerkingtreding

De leden van de SP-fractie vragen wanneer het voorliggende wetsvoorstel in werking zal treden.

10. Privacy Impact Assessment (PIA)

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er een Privacy Impact Assessment is uitgevoerd, maar hebben deze niet aangetroffen in de stukken die aan de Kamer gestuurd zijn. Daarom vragen zij deze PIA alsnog te mogen ontvangen.

11. Administratieve en bestuurlijke lasten en impactanalyse politie

De leden van de PvdA-fractie merken op dat bij de beoordeling van de kosten van het voorliggende wetsvoorstel ervan uit wordt gegaan dat de invloed op woningcorporaties gering is. Welke rol hebben de woningcorporaties in de cijfermatige onderbouwing van een besluit van de gemeente om een gebied aan te wijzen op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en hoeveel kosten moeten ze hiervoor maken?

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de regering rekening heeft gehouden met kosten die woningcorporaties en particuliere verhuurders zullen maken. Is hier niet sprake van een onderschatting, gezien de mogelijke leegstand en de uitvoering van de aanpak? De leden van de SP-fractie vragen hoe deze wet zich verhoudt tot het leefbaarheidsgeld dat beschikbaar is vanuit de nieuwe Woningwet. De leden van de SP-fractie vragen een bevestiging dat de personeelskosten niet vallen onder het budget dat een woningcorporatie mag uitgeven aan leefbaarheid.

Het lid Van Vliet vraagt zich het met betrekking tot de bestuurlijke lasten af of de Minister voor Wonen en Rijksdienst deze lasten periodiek gaat monitoren en gaat bekijken hoe deze gereduceerd kunnen worden.

12. Consultatie

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de paragraaf over consultatie onder andere staat dat er een reactie is ontvangen van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). In het wetgevingsadvies van het CBP staat echter dat er bijna geen advies was verstrekt doordat afspraken tussen het ministerie en het college niet nagekomen werden. De leden van de PvdA-fractie vinden het erg belangrijk dat op relevante wetsvoorstellen het advies van het CBP gehoord wordt. Daarom vragen deze leden hoe deze procedure is misgelopen en hoe in de toekomst gewaarborgd wordt dat consultaties van het CBP wel ontvangen worden.

De leden van de PvdA-fractie kijken uit naar de beantwoording van hun vragen.

Het lid Van Vliet sluit zich aan bij de stelling van onder meer gemeenten, woningcorporaties en het Stedennetwerk G32 dat de gebiedsaanwijzing door de Minister voor Wonen en Rijksdienst op aanvraag van de gemeenteraad een te zware, tijdrovende en complexe procedure is. Hoe staat de regering tegenover het opgeworpen alternatief om in plaats van de aanwijzingsprocedure in het voorliggende wetsvoorstel een maximaal percentage van de woningvoorraad vast te leggen, waarbij gescreend mag worden in een gemeente waarbij de Minister voor Wonen en Rijkdienst achteraf toetst of de criteria voor het aanwijzen van gebieden goed zijn toegepast.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Naar boven