Klacht
Verzoeker beklaagt zich over de afhandeling van de teruggaaf omzetbelasting en over
de behandeling van de klacht die hij daarover indiende.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker, medevennoot in een Vennootschap onder firma (v.o.f), ontving eind april
2013 van de Belastingdienst een beschikking teruggaaf omzetbelasting over de maand
maart van dat jaar. Toen hij eind mei 2013 bij de Belastingdienst kantoor Dordrecht
informeerde naar het moment van betaling, kreeg hij te horen dat de somma van ruim
€ 11.000 reeds was overgemaakt naar een rekening bij de Deutsche Bank. Navraag bij
de bank wees uit dat het bedrag naar de Belastingdienst was teruggestort, omdat het
betreffende rekeningnummer niet meer bestond. Pas tegen eind juli 2013 vernam verzoeker,
naar eigen zeggen, met verbijstering dat de Belastingdienst het bedrag alsnog had
overgemaakt naar een door zijn medevennoot opgegeven rekeningnummer op naam van de
v.o.f. zonder dat verzoeker hiervoor getekend had.
Een jaar later, in juli 2014, dient verzoeker een klacht in over de gang van zaken
bij de Belastingdienst. Hij is ontstemd over het feit dat hij gedurende twee maanden
van veelvuldig contact met belastingkantoor Dordrecht geen duidelijkheid kreeg over
de stand van de uitbetaling. Ook zou zijn vrees dat het bedrag gestort zou worden
op een rekeningnummer van zijn voormalige vennoot, met wie hij in een langdurige conflictsituatie
verkeert, door het belastingkantoor zijn weggenomen met de verzekering dat een wijziging
van een rekeningnummer van een v.o.f. niet zonder de handtekening van alle vennoten
kan plaatsvinden. In antwoord op de klacht schrijft de directeur dat het geen vereiste
is dat door iedere vennoot apart wordt getekend; hij staat op het standpunt dat de
Belastingdienst bevrijdend aan de v.o.f. heeft betaald. Hij adviseert verzoeker in
overleg met zijn toenmalige vennoot tot een vergelijk te komen. Er wordt niet ingegaan
op de klacht over de gebrekkige communicatie tussen verzoeker en Belastingdienst.
Overwegingen
In zijn antwoord schrijft de Staatssecretaris van oordeel te zijn dat de desbetreffende
teruggaaf correct is uitbetaald en dat de Belastingdienst bevrijdend heeft betaald.
Hij stelt echter vast dat dit ook niet door verzoeker wordt bestreden, maar dat de
klacht betrekking heeft op de wijze waarop verzoeker door de Belastingdienst is behandeld.
Deze voelt zich van het kastje naar de muur gestuurd en vindt dat daar in de klachtafhandeling
destijds niet afdoende op is gereageerd. Daarom heeft de Staatssecretaris besloten
de klachtbehandeling te laten overdoen. Dit heeft geleid tot een nieuwe brief aan
verzoeker waarin erkend wordt dat de behandeling van de klacht over de communicatie
is tekortgeschoten en dat hiervoor excuses op zijn plaats zijn. Overigens wordt nogmaals
benadrukt dat de handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot het uitbetalen
van de teruggaaf omzetbelasting destijds correct is geweest en dat verzoeker daarover
juist is geinformeerd. Wel betrof het een overgangssituatie, waarbij op het moment
van betaling kon worden volstaan met overboeking naar een rekeningnummer dat op naam
van de v.o.f. stond, zodat de extra eis met betrekking tot het aantonen van de handelingsbevoegdheid
zich niet aandiende.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat met het aanbieden van excuses voor de gebrekkige communicatie
tussen verzoeker en Belastingdienst de zaak als afgedaan kan worden beschouwd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers