34 307 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 21 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN E.J.M.W. TE D.2 INZAKE AARD EN OMVANG VAN OPGELEGDE BELASTINGAANSLAGEN

Vastgesteld 16 juni 2016

Klacht

Verzoeker beklaagt zich over een meningsgeschil met de Belastingdienst over het door hem gedragen ondernemingsrisico en de als gevolg hiervan aan hem opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de jaren 2011 tot en met 2015. Ook zijn verzoek om een betalingsregeling c.q. kwijtschelding van belastingschulden wordt afgewezen.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Verzoeker, werkzaam als handelsagent, komt in bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011, aangezien hij van mening is dat de inkomsten die hij als zelfstandig ondernemer genoten heeft als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt. Hij geeft aan voor een aantal opdrachtgevers gewerkt te hebben en commercieel risico te lopen. Het bezwaar wordt afgewezen omdat de inspecteur op het standpunt staat dat verzoeker in 2011 slechts voor één opdrachtgever werkzaam is geweest en zich naar buiten toe ook als zodanig gepresenteerd heeft. Verzoeker komt niet in beroep tegen de uitspraak op bezwaar.

Ook in de volgende jaren wijkt de Belastingdienst af van de aangiften van verzoeker omdat niet wordt voldaan aan de vereisten van zelfstandig ondernemerschap en er dus geen aanspraak gemaakt kan worden op ondernemersfaciliteiten. Als gevolg van de opgelopen belastingschuld vraagt verzoeker om een betalingsregeling en, als die wordt afgewezen, om een gedeeltelijke kwijtschelding. Een beroep tegen de negatieve beschikking op het verzoek om gedeeltelijke kwijtschelding wordt eveneens afgewezen.

Overwegingen

In zijn antwoord schrijft de Staatssecretaris dat de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 voor de inspecteur aanleiding was om het ondernemerschap van verzoeker te herzien. In het kader van een bezwaarprocedure heeft verzoeker de inspecteur niet kunnen overtuigen dat sprake was van winst uit onderneming. Aangezien verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen de voor hem negatieve uitspraak op bezwaar, is de aanslag over 2011 onherroepelijk vast komen te staan. Dat geldt ook voor de gecorrigeerde aanslagen over 2012 en 2013. Omdat betaling uitbleef is er een procedure tot dwanginvordering gestart. Het verzoek om gedeeltelijke kwijtschelding is in beroep afgewezen op grond van de overweging dat het verzoeker verwijtbaar is dat hij de betreffende aanslagen niet kon betalen en ook geen bedragen gereserveerd had die hij volgens zijn eigen aangiften verschuldigd was.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat de afweging van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Koşer Kaya (D66), Beertema (PVV), Bruins Slot (CDA), Klein (Klein), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Dikkers PvdA), Van Nispen (SP), Swinkels (D66), Krol (50PLUS) en De Caluwé (VVD).

Naar boven