34 307 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 11 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN C.Z.A. TE M.2 INZAKE TOEPASSING VAN DE HARDHEIDSCLAUSULE BIJ BELASTINGHEFFING OVER PERIODIEKE UITKERINGEN

Vastgesteld 4 februari 2016

Klacht

Verzoekster beklaagt zich over de afwijzing van haar verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2001 tot en met 2009 cq het niet willen toepassen van de hardheidsclausule in verband met belastingheffing in box 1 over periodieke uitkeringen uit een lijfrenteverzekering.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Sinds 2001 ontvangt verzoekster uitkeringen uit een lijfrentepolis die is afgesloten in verband met het genieten van een afkoopsom voor alimentatie. De afkoopsom is destijds door haar ex-partner in aftrek gebracht in zijn aangifte over 2001. De uiterkingen zijn vervolgens door verzoekster zelf jaarlijks aangegeven als belastbare inkomsten uit woning en werk in box 1. De Belastingdienst volgde de aangifte. In 2012 maakt verzoekster bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2010 (en alle voorgaande jaren t/m 2001) omdat zij van mening is dat de inkomsten uit de lijfrentepolis thuishoren onder sparen en beleggen in box 3. Het bezwaar tegen de aanslag 2010 alsmede de bezwaren tegen de voorgaande jaren worden door de Belastingdienst gemotiveerd afgewezen; de laatsten zijn behandeld als verzoeken om ambtshalve vermindering omdat de bezwaartermijn was verlopen.

Verzoekster gaat vervolgens in beroep tegen de beslissing op bezwaar over 2010 en wordt door de rechtbank in het gelijk gesteld; zij is geen inkomstenbelasting in box 1 verschuldigd over de periodieke uitkeringen uit de lijfrenteverzekering. Deze uitspraak wordt in maart 2014 in hoger beroep door het Gerechtshof bevestigd; de inspecteur volgt de uitspraak van het Hof en vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2010.

Met dit vonnis in de hand meldt verzoekster zich opnieuw bij de inspecteur, later bij de Staatssecretaris met het verzoek om met toepassing van de hardheidsclausule ambtshalve vermindering van belasting te verlenen over de gehele looptijd van de polis, dat wil zeggen ook voor de jaren 2001 t/m 2009. Dit verzoek wordt echter afgewezen, onder verwijzing naar het Besluit Fiscaal Recht, met als argument dat het beleid inzake ambtshalve herziening, in weerwil van de gerechtelijke uitspraken, in beginsel geen ruimte laat voor ambtshalve verminderen voor jaren die geen deel uitmaakten van de procedure. Ook wordt aangevoerd dat de ex-partner van verzoekster in 2001 de gehele koopsom van de polis in box 1 in aftrek heeft gebracht als afkoopsom van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting tot betaling van periodieke uitkeringen aan zijn gewezen echtgenote zonder dat de inspecteur achteraf nog de mogelijkheid heeft dit te corrigeren en dat verzoekster bovendien zelf de uiterkingen in box 1 heeft aangegeven en betaald op een volgens de wettelijke regels vastgestelde aanslag.

Overwegingen

Verzoekster is van mening dat het onredelijk is om de jaren voor de uitspraak niet ambtshalve te herzien. De Staatssecretaris geeft aan dat het ambtshalve beleid herziening van de aanslagen van verzoekster uitsluit omdat er geen mogelijkheid meer is de aftrek van de gehele koopsom van de polis in 2001 door de ex-partner te corrigeren. Ook is hij van mening dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling omdat verzoekster zelf de uiterkingen in box 1 heeft aangegeven. De uitspraak van het Gerechtshof doet daar niets aan af. Hij geeft aan, mede in het licht van een gelijke behandeling van alle belastingplichtigen, geen ruimte te hebben om een ander standpunt in te nemen.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van mening dat zowel verzoekster als de Belastingdienst fouten hebben gemaakt in de aangifte en de verwerking van de aanslagen beteffende de periodieke uitkeringen uit de lijfrenteverzekering. De inspecteur heeft nagelaten de gehele in 2001 door de ex-partner in aftrek gebrachte koopsompolis te belasten; vanaf dat jaar heeft verzoekster vervolgens zelf de uiterkingen in box 1 aangegeven als belastbaar inkomen uit woning en werk. In het licht van de gerechtelijke uitspraken, maar met inachtneming van de voorgeschreven verjaringstermijn van 5 jaar, komt de commissie tot het oordeel dat verzoekster moet worden tegemoet gekomen voor de jaren 2008 en 2009, waarvoor zij in 2012, dus nog binnen de verjaringstermijn, bezwaar heeft ingediend. Het niet honoreren van de claims voor de jaren daarvoor acht de commissie, gezien de verjaringstermijn, verdedigbaar.

Voorstel aan de Kamer

De commissie stelt de Kamer voor de Staatssecretaris van Financiën op te roepen de aanslagen 2008 en 2009 alsnog in het voordeel van verzoekster te verminderen en over te gaan tot de orde van de dag.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Koşer Kaya (D66), Beertema (PVV), Bruins Slot (CDA), Klein (Klein), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Dikkers PvdA), Van Nispen (SP), Krol (50PLUS) en De Caluwé (VVD).

Naar boven