34 306 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015)

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 12 november 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:

B

Aan artikel 13aa wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Dit artikel vindt overeenkomstige toepassing op voordelen die de belastingplichtige geniet uit hoofde van een deelneming als bedoeld in artikel 13, zeventiende lid.

II

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 23c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, aanhef, wordt na «Voor zover het bedrag van de gezamenlijke gebruteerde voordelen bestaat uit een winstuitkering» ingevoegd: , niet zijnde voordelen uit een deelneming, bedoeld in artikel 13, zeventiende lid.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Voor zover het bedrag van de gezamenlijke gebruteerde voordelen bestaat uit voordelen uit hoofde van een deelneming als bedoeld in artikel 13, zeventiende lid, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, ter zake van die winstuitkering geen 5% in aanmerking genomen maar het werkelijke bedrag aan winstbelasting dat daarop drukt.

3. Onder vernummering van het vijfde lid (oud) tot zevende lid en het zesde tot en met achtste lid (oud) tot achtste tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het werkelijke bedrag aan winstbelasting dat drukt op een voordeel uit hoofde van een deelneming als bedoeld in het vierde lid, betreft belasting naar de winst waarvan de belastingplichtige aantoont dat die is toe te rekenen aan dat voordeel en dat die belasting is betaald door het lichaam waarin de belastingplichtige deelneming heeft, of door lichamen waarin het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft, een belang heeft, mits het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft, een onmiddellijk of middellijk belang heeft in het lichaam waarbij het belang in elke schakel ten minste 5% bedraagt.

4. In het zevende lid (nieuw), eerste volzin, wordt na «bedoeld in het derde lid,» ingevoegd: of voordelen uit hoofde van een deelneming, bedoeld in het vierde lid,.

5. In het negende lid (nieuw), eerste volzin, wordt «of het derde lid,» vervangen door « het derde lid, of het vierde lid,» en wordt «zesde lid» vervangen door: achtste lid.

6. In het tiende lid (nieuw), eerste volzin, wordt «zevende lid» vervangen door: negende lid.

Toelichting

Onderhavig wetsvoorstel regelt dat de deelnemingsvrijstelling niet openstaat voor voordelen die in de staat van de deelneming als rente worden beschouwd. Indien de rente in de staat van de deelneming niet in aftrek komt door een (algemene) renteaftrekbeperking is daardoor sprake van dubbele belastingheffing. Daarom verplicht de Moeder-dochterrichtlijn tot verrekening van de in het buitenland geheven winstbelasting. In het wetsvoorstel ontbreekt echter de mogelijkheid tot verrekening met dubbele heffing van belasting tot gevolg.

Met dit amendement wordt wel voorzien in die verrekeningsmogelijkheid. Daartoe wordt de hybride lening onder de deelnemingsverrekening van artikel 13aa van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gebracht. Om het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met de Moeder-dochterrichtlijn regelt het amendement dat voor voordelen uit een deelneming zoals bedoeld in artikel 13, zeventiende lid, op grond van artikel 23c, vierde lid, de daadwerkelijke buitenlandse vennootschapsbelasting verrekend kan worden. De bewijslast hiervoor ligt op grond van het voorgestelde artikel 23c, zesde lid, bij de belastingplichtige. De wijzigingen in het voorgestelde zevende, negende en tiende lid van artikel 23c betreffen slechts aangepaste verwijzingen.

Omtzigt

Naar boven