34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

Y BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2016

Vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de integratie van de Research- en Development Aftrek (RDA) in de S&O-afdrachtvermindering (WBSO) per 20161. Deze integratie is uitgewerkt in het Belastingplan 2016.

Met behulp van de WBSO kunnen bedrijven de loonkosten en andere kosten en uitgaven voor Research en Development (R&D), bijvoorbeeld voor prototypes of onderzoeksapparatuur, verlagen. Bedrijven dragen minder loonheffing af en zelfstandigen krijgen een vaste aftrek. De R&D-niet-loonkosten komen pas sinds dit jaar in aanmerking voor de WBSO. Voorheen werden deze ondersteund door de RDA, in de vorm van een aftrekpost in de winstbelasting.

Tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken en de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2016 vorig jaar, heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor de effecten van de integratie op de verdeling van het WBSO- budget tussen mkb en grootbedrijf. Op 28 oktober 2015 heb ik u een raming gegeven, gebaseerd op uitvoeringsgegevens van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)2. Deze raming voorzag dat de budgetverdeling tussen mkb en grootbedrijf in 2016 in grote lijnen gelijk blijft met de verdeling voor de integratie. Dit was ook een expliciet uitgangspunt bij het vaststellen van de parameters.

Ik heb toegezegd uw Kamer op Prinsjesdag te informeren over de verdeling van het budget tussen mkb en grootbedrijf, voor zover dat op dat moment mogelijk is op basis van de dan toe bekende realisaties.

In deze brief beschrijf ik de effecten van de integratie op de budgetverdeling tussen mkb en grootbedrijf. Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om nader in te gaan op het doel en het effect van de WBSO (mede in relatie tot een recente studie van het IMF), het gebruik van de regeling in 2016, het beschikbare budget en de parameters voor 2017.

Doel en effect WBSO

Innovatie is een bron voor duurzame economische groei en levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen van Nederland. Innovatie speelt een belangrijke rol bij het verhogen van de arbeidsproductiviteit en het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Bedrijven investeren uit zichzelf minder in R&D dan maatschappelijk gezien optimaal is. De oorzaak hiervan is dat zij de kennis-spillovers, waar andere bedrijven van kunnen meeprofiteren, niet volledig meenemen in hun beslissing over hun R&D-inspanningen. Om deze reden stimuleert de overheid bedrijven om te investeren in R&D. Doel van het kabinet is daarbij dat in 2020 in Nederland 2,5% van het BBP wordt uitgegeven aan R&D (door publieke en private partijen).

Volgens een recente studie van het IMF3 ligt het maatschappelijk rendement van extra R&D-uitgaven twee keer zo hoog als het private rendement. Het IMF adviseert overheden om de marginale kosten van R&D met 50% te verlagen om het maatschappelijk gewenst optimum te bereiken. Generiek fiscaal beleid, zoals in Nederland de WBSO, kan daar volgens het IMF een belangrijke rol bij spelen.

Het IMF gaat er in zijn studie van uit dat het verlagen van de kosten van private R&D een elasticiteit van −1 kent. Deze elasticiteit komt er op neer dat het verlagen van de kosten van private R&D met één euro (via fiscale ondersteuning of subsidies) leidt tot extra investeringen in R&D ter waarde van één euro. Deze multiplier is weliswaar lager dan de multiplier in de laatste WBSO-evaluatie4 (waarbij is geconcludeerd dat de extra R&D-loonuitgaven per euro WBSO € 1,77 bedragen) of de multiplier in een recente studie over het Britse R&D Tax Relief Scheme5 (waarbij is geconcludeerd dat de extra R&D-uitgaven per pond aan tax relief £ 1,7 bedragen), maar hoger dan de multiplier die het CPB als uitgangspunt neemt in de eerdere studie Kansrijk Innovatiebeleid6. Volgens het CPB leidt één euro extra aan WBSO tot € 0,10 – € 0,50 aan extra private R&D-loonuitgaven.

Een prijselasticiteit van -1 kan volgens het IMF worden beschouwd als een goede globale consensus van schattingen in de internationale literatuur. Het ontwerp en de uitvoering van fiscale instrumenten zijn volgens het IMF medebepalend voor de effectiviteit ervan. Het geven van een korting op de loonkosten van R&D-medewerkers of op R&D-uitgaven (zoals het geval is bij de WBSO) wordt door het IMF positief belicht.

Gebruik in 2016

De belangstelling voor de WBSO is in 2016 onverminderd groot. Er maken dit jaar naar verwachting 23.000 bedrijven gebruik van de WBSO, waarvan ruim 97% mkb’er is. Voorbeelden van door de WBSO ondersteunde innovaties zijn terug te lezen op de website van RVO.nl7.

Op basis van de aanvragen die in het eerste halfjaar van 2016 zijn ingediend, verwacht RVO.nl dat de budgetuitputting van de WBSO in 2016 2% hoger ligt ten opzichte van de raming van vorig najaar.

Het toegenomen gebruik van de regeling is met name te verklaren doordat bedrijven meer WBSO zijn gaan aanvragen voor R&D-niet-loonkosten (plus 8,5%). Het percentage van 8,5% betreft alleen de bedrijven die werkelijke kosten en uitgaven opvoeren, en is nog exclusief de bedrijven die kiezen voor een forfaitair (vast) bedrag voor kosten en uitgaven. Door de integratie van de RDA in de WBSO kunnen ondernemers het fiscale voordeel op de R&D-niet-loonkosten eerder en beter verzilveren. Zij kunnen dit nu maandelijks via de loonheffing verrekenen in plaats van pas na afloop van het jaar via de vennootschapsbelasting. Daardoor is het aanvragen van WBSO voor R&D-niet-loonkosten aantrekkelijker voor bedrijven.

De verdeling van het budget tussen mkb en grootbedrijf ontwikkelt zich in 2016 conform de eerder aan uw Kamer geschetste verwachting. Zie tabel 1. Het mkb maakt in 2016 naar verwachting gebruik van 65,4% van het budget. Dit aandeel is relatief hoog, gezien het feit dat het mkb verantwoordelijk is voor 40% van de in Nederland uitgevoerde R&D8.

Daarbij moet worden opgemerkt dat deze cijfers niet definitief zijn, omdat nog niet alle WBSO voor 2016 is aangevraagd en beoordeeld. Daarnaast is de uiteindelijke verdeling van het budget afhankelijk van de werkelijk gerealiseerde R&D door bedrijven. De definitieve budgetverdeling zal halverwege 2017 bekend zijn.

Tabel 1

Verdeling WBSO-budget tussen grootteklassen bedrijven

Prognose 2016, op basis van analyses voorafgaand aan integratie (28 oktober 2015)

Meeste recente prognose 2016, op basis van werkelijke aanvragen tot juli 2016

klein (< 50 werkzame personen)

44,7%

44,3%

middelgroot (50–249 werkzame personen)

21,2%

21,1%

groot (≥ 250 werkzame personen)

34,1%

34,6%

Bron: RVO.nl

Budget en parameters 2017

Het in stand houden van de parameters (ondersteuningspercentages, schijflengtes) is van belang voor een stabiel investerings- en vestigingsklimaat voor het R&D-intensieve bedrijfsleven. Gelet op het groeiende gebruik van de WBSO zal het kabinet hiertoe de komende jaren extra budget beschikbaar stellen. Het betreft een bedrag van € 33 miljoen in 2017 en structureel € 85 miljoen vanaf 2018. Met inachtneming van de onderuitputtingen uit het verleden is met deze extra middelen het WBSO-budget voor 2017 en verder € 1.205 miljoen. Daarmee kunnen de parameters voor 2017 ongewijzigd blijven (zie tabel 2). Het doorgroeiende mkb blijft daarbij extra ondersteund, doordat het verhoogde tarief in de eerste schijf op de eerste € 350.000 aan R&D-(loon)kosten van toepassing blijft. Het kabinet kan hiermee opnieuw een stevige impuls geven aan de private R&D in Nederland.

Tabel 2 – Parameters WBSO 2017

Tarief eerste schijf

32%

 

Tarief eerste schijf starters

40%

 

Grens eerste schijf

€ 350.000 R&D-(loon)kosten

 

Tarief tweede schijf

16%

 

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II, 2014/15, 34 002, nr. 106

X Noot
2

Kamerstukken II, 2015/16, 34 300, nr. 69

X Noot
3

IMF, Fiscal Monitor, april 2016

X Noot
4

Evaluatie WBSO 2006–2010, EIM, februari 2012

X Noot
5

«Do tax incentives for research increase firm innovation? An RD design for R&D». NBER Working Paper 22405, juli 2016

X Noot
6

Kansrijk Innovatiebeleid, CPB, februari 2016

X Noot
8

CBS, ICT, kennis en economie 2016

Naar boven