34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

34 360 Wijziging van het Belastingplan 2016

AA1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 april 2017

De leden van de vaste commissie voor Financiën2 hebben kennisgenomen van de brief3 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris van Financiën, van 21 november 2016 inzake de beantwoording van vragen over de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied.

Naar aanleiding hiervan is op 15 februari 2017 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën hebben op 18 april 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 15 februari 2017

De leden van de vaste commissie voor Financiën (FIN) hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief4 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris van Financiën, van 21 november 2016 inzake de beantwoording van vragen over de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied.

De leden van de fracties van de VVD en 50PLUS hebben nog enige nadere vragen.

VVD

De beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie is in de ogen van deze leden niet bemoedigend. Zij verwachten dat de regering in het belang van de burger toeziet op een efficiënte en zorgvuldige uitwerking en vervolgens invoering van haar belastingplannen voor gemeenten met het oog op de versterking van de lokale democratie. Het is naar het oordeel van deze leden gewenst dat deze belastingherziening wordt benut om ten behoeve van de burger de transparantie en kwaliteit van de gemeentelijke belastingheffing op een hoger niveau te brengen. Deze leden moeten nu vaststellen dat met uw reactie in uw brief van 21 november 2016 nagenoeg geen enkele vraag inhoudelijk is behandeld of beantwoord. Op grond van deze reactie moeten deze leden vermoeden dat de regering onvoldoende, althans te weinig, of zelfs geen informatie heeft over de processen en de resultaten van belastingheffing op gemeentelijk niveau.

Deze leden vragen u te bevestigen of hun voorlopige conclusies onjuist zijn. Zo ja, dan vernemen zij graag waarop u uw oordeel baseert dat de gemeenten en de overheid «in control» zijn voor wat betreft de huidige heffing van gemeentelijk belastingen, en ook voor wat betreft de «infrastructuur» op gemeentelijk niveau om te komen tot een hervorming van het gemeentelijke belastinggebied.

Deze leden vragen u derhalve te bevestigen dat gemeenten de majeure hervorming van het gemeentelijke belastinggebied aankunnen. Zij vragen of een inschatting van de mogelijke gevolgen kan worden gemaakt («impact assessment») ter voorkoming van verrassingen. Nu bij de leden van de VVD-fractie met de beantwoording van hun vragen de indruk is gewekt dat het inzicht in de gemeentelijke belastingprocessen suboptimaal is, vragen zij u of de tijd die nog resteert voordat er daadwerkelijk voorstellen worden geformuleerd, kan worden benut om de infrastructuur voor de belastingheffing op gemeentelijk niveau op orde te brengen.

50PLUS

Uit de antwoorden op de vragen van de leden van de 50PLUS-fractie blijkt eens te meer in de ogen van deze leden dat dit kabinet duidelijk de optie open houdt dat een volgend kabinet kan besluiten de 4 miljard lastenverlichting uitsluitend aan te wenden voor verlichting voor de werkenden. Een zo neutraal mogelijke terugsluis van de ingezetenenheffing zou volgens het CBP geen banen opleveren. Door de terugsluis aan te passen kan de ingezetenenheffing een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid. Deze leden vragen u om toe te lichten, als verruiming van het gemeentelijk belastinggebied een beleidsoptie kan zijn, waarom deze dan gekoppeld moet worden aan een banenplan. Deze leden ontvangen van u graag een toelichting waarom deze optie aan de orde is. Bent u het met deze leden eens dat deze banenoptie nodeloos leidt tot een zware hypotheek op het debat over de verruiming van het belastinggebied?

Volgens deze leden verwordt de inkomstenbelasting tot een uitdeelsysteem, een tweede soort toeslagencircus binnen de inkomstenbelasting, zonder enige rechtsonderbouwing. Onderschrijft u deze interpretatie, zo vragen zij. De inkomstenbelasting is in de ogen van deze leden geen banenmachine, maar dient op rechtvaardige en gelijke wijze te heffen over een gelijk inkomen, zonder aftrek van grote cadeaus.

Kunt u toelichten waarom deze optie is opgenomen, temeer omdat dit een aanbeveling is van de Commissie Rinnooy Kan, zo merken deze leden op. Kunt u bevestigen dat uit de samenstelling van deze Commissie blijkt dat geen enkele vertegenwoordiger van de ouderen is opgenomen, terwijl deze Commissie met een aanbeveling komt om de terugsluis aan de werkenden cadeau te doen? Kunt u aangegeven hoe groot het belastingvoordeel is voor de werkenden met een modaal inkomen en een tweemaal modaal inkomen? Deze leden vragen u om de aanbevelingen van de Commissie te laten toetsen door de betrokken ministeries en maatschappelijke organisaties waaronder de ouderenorganisaties.

Het moge duidelijk zijn dat de leden van de 50PLUS-fractie ernstig bezwaar maken tegen een terugsluis die uitsluitend gericht zou zijn op werkenden. Zij zien dit als – wederom – een vorm van fiscale leeftijdsdiscriminatie, zoals dat bijvoorbeeld ook de arbeidskorting is. Zij merken op dat dit volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer «Zicht op belastingverlichtende regelingen'5 budgettaire kosten van € 17 miljard met zich brengt, naast de IACK die twee miljard kost. Daarnaast kost de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling nog eens totaal drie miljard, zo merken deze leden op, waarbij het in totaal om € 22 miljard gaat. Kunt u een reactie geven op de stelling van de Algemene Rekenkamer dat het hier om belastingfaciliteiten gaat en kunt u reageren op de enorme omvang van deze faciliteiten?

Volgens de Algemene Rekenkamer zijn de arbeidskorting en de IACK belastingfaciliteiten omdat met deze beide heffingskortingen een beleidsdoel wordt nagestreefd, namelijk het vergroten van de arbeidsparticipatie. Andere voorbeelden zijn de MKB-vrijstelling en de 30%-regeling.6 Kunt u hierop reageren? Erkent u dat deze kosten van € 22 miljard mede door de niet-werkenden worden betaald? Kunt u aangegeven met welk percentage alle schijftarieven kunnen worden verlaagd bij afschaffing van de arbeidskorting, de IACK, de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling (waarbij deze afschaffing in totaal € 22 miljard vrij maakt)? Kunt u aangegeven met welk percentage alle schijftarieven kunnen worden verlaagd voor werkenden en niet-werkenden op gelijke wijze bij een terugsluis van € 4 miljard?

Tevens constateren deze leden dat de optie wordt open gehouden om de gemeentelijke belastingverhoging de vorm te geven van een verhoging van de OZB. Zij merken hierbij op dat een dergelijke verhoging van de OZB de ouderen relatief zwaarder treft dan bij een ingezetenenheffing. Kunt u zich een voorstelling maken hoe ouderen aankijken tegen een beleidsmix van verlaging van de inkomstenbelasting voor uitsluitend werkenden en uitsluitend een verhoging van de OZB (die de ouderen relatief zwaarder treft dan een ingezetenenheffing)? Kunt u zich voorstellen dat dit als zeer onrechtvaardig wordt beschouwd, in de ogen van deze leden? Zij brengen in herinnering de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) die materieel tot een fiscale leeftijdsdiscriminatie op ongekende schaal leidde omdat de werkenden de 4%-tariefverhoging in de eerste schijf dienden te betalen ter -overigens slechts gedeeltelijke- compensatie van het fiscale voordeel doordat voortaan de betaling door de werkgever van de inkomensafhankelijke premie van 7% als onbelast loon werd aangemerkt. En dat terwijl de niet-werkenden dat fiscale voordeel niet genoten en wel de extra belasting moesten betalen tot max € 800. Het leidde tot een grote WUL-opstand onder de ouderen, merken deze leden op. Zij brengen eveneens in herinnering dat de regering zich van dit verzet niets aan trok en over ging tot de orde van de dag en zelfs enkele tijdelijke compenserende maatregelen beperkte (zoals bijvoorbeeld de verlaging in 2015 tot 70 euro van de destijds nieuw ingevoerde ouderenkorting van 150 euro voor ouderen met een inkomen boven de inkomensgrens van de bestaande ouderenkorting voor de lagere inkomens).

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Een gelijkluidende brief is verzonden aan de staatsecretaris van Financiën.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, F.H.G. de Grave

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2017

Op 15 februari 2017 stelden de leden van de fracties van de VVD en 50PLUS enkele nadere vragen naar aanleiding van de eerdere beantwoording van de vragen die gesteld zijn over de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied met kenmerk EK 2016–2017, 34 302 / 34 360, Z. In deze brief beantwoorden wij deze vragen.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar het inzicht van de regering in de processen en de resultaten van belastingheffing op gemeentelijk niveau. Zij vernemen graag waarop het oordeel is gebaseerd dat de gemeenten en de overheid «in control» zijn voor wat betreft de huidige heffing van gemeentelijke belastingen, en de «infrastructuur» op gemeentelijk niveau om te komen tot een hervorming van het gemeentelijke belastinggebied.

De brief over de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied7 is in nauwe samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgesteld vanwege hun kennis van de gemeentelijke processen en de gemeentelijke belastingheffing en gemeentelijke invordering van belastingen. Zij hebben hier zicht op en kunnen door middel van hun leden toetsen of de voorstellen uitvoerbaar zijn. De VNG faciliteert ook het delen van kennis door middel van regiobijeenkomsten en modelverordeningen. De gemeentelijke belastingheffing en invordering wordt gecontroleerd door de belastingrechter. Het staat elke burger immers vrij om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen een belastingaanslag. De toegang tot de rechter bij gemeentelijke belastingen is relatief laagdrempelig. De belastingplichtigen weten de gang naar de rechter goed te vinden. De hoge toegankelijkheid zorgt er ook voor dat gemeenten hun processen zorgvuldig inrichten. Dat dit systeem werkt blijkt eveneens uit de rechterlijke uitspraken. Uit de jurisprudentie komt niet het beeld naar voren dat bij de huidige heffing van gemeentelijke belastingen gemeenten niet «in control» zouden zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de gemeenten een hervorming van deze omvang aan kunnen. Zij vragen of een inschatting van de mogelijke gevolgen kan worden gemaakt ter voorkoming van verrassingen. Nu bij de leden van de VVD-fractie met de beantwoording van hun vragen de indruk is gewekt dat het inzicht in de gemeentelijke belastingprocessen suboptimaal is, vragen zij of de tijd die nog resteert voordat er daadwerkelijk voorstellen worden geformuleerd, kan worden benut om de infrastructuur voor de belastingheffing op gemeentelijk niveau op orde te brengen.

Zoals reeds in de vorige beantwoording8 is gesteld omvatten de bouwstenen voor de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied vooral ook een vereenvoudigingslag waarbij een aantal kleinere, relatief arbeidsintensieve, belastingen kan worden afgeschaft. Dit levert een beperking van de werklast voor gemeenten op, er hoeft immers niet meer geheven te worden. Tegelijk zouden daarbij één of twee algemene heffingen met relatief eenvoudige grondslagen kunnen worden geïntroduceerd. Dit maakt de heffing en invordering voor gemeenten eenvoudiger en goed uitvoerbaar, wat de infrastructuur verder verbetert. Bij het ontwerpen van de hervorming is hier bewust rekening mee gehouden. De VNG is intensief betrokken geweest bij het ontwikkelen van deze brief, waarbij ook gekeken is naar het voorstel van de commissie Rinnooy Kan dat op verzoek van de VNG is opgesteld. Uiteraard wordt de tijd die nog resteert tot er daadwerkelijke voorstellen worden geformuleerd, afhankelijk van de keuzes die een nieuw kabinet mogelijk zal kunnen maken, goed gebruikt om de onderdelen uit de brief nader uit te werken en zo nodig te toetsen bij de gemeenten. De gemeenten op hun beurt werken doorlopend aan optimalisatie van het heffing- en invorderingsproces van de gemeentelijke belastingen. Veel gemeenten werken inmiddels samen in een samenwerkingsverband, al dan niet met waterschappen samen, andere gemeenten voeren deze processen zelfstandig uit. De VNG ondersteunt hen daarbij met kennis en met overlegstructuren.

De nadere vragen van de leden van de fractie van 50PLUS zien vrijwel allemaal op keuzes die een nieuw kabinet zou kunnen maken in het geval dat kabinet kiest voor een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied. Deze leden vragen ons, als nu demissionaire bewindspersonen, om uitspraken te doen over deze mogelijke keuzes, bijvoorbeeld over de vormgeving van de terugsluis in de inkomstenbelasting. Daarnaast worden door de leden van de fractie van 50PLUS vragen gesteld die los staan van het onderwerp verruiming gemeentelijk belastinggebied, bijvoorbeeld de vraag met welk percentage alle schijftarieven verlaagd kunnen worden ingeval van afschaffing van de arbeidskorting, de IACK, de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling. Ook vragen deze leden te reageren op een aantal stellingen van de Algemene Rekenkamer in het rapport «Zicht op belastingverlichtende maatregelen». Hiervoor zouden wij graag willen volstaan met een verwijzing naar de bestuurlijke reactie die hierover op 24 januari jl. naar de voorzitter van de Algemene Rekenkamer is gestuurd. Voor de volledigheid stuur ik deze reactie9 als bijlage mee met deze brief.

Uit de vraagstelling van de leden van 50PLUS blijkt zorg over de keuzes die een nieuw kabinet mogelijk zou kunnen maken. Op die keuzes kan echter alleen het nieuwe kabinet worden aangesproken en niet (meer) dit kabinet. Wij hopen en verwachten dat de leden van de fractie van 50PLUS er begrip voor zullen hebben dat wij als demissionaire bewindspersonen nu geen uitspraken doen over mogelijke keuzes die het nieuwe kabinet maakt om te voorkomen dat wij daarmee het nieuwe kabinet voor de voeten lopen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

De letters AA hebben alleen betrekking op wetsvoorstel 34 302.

X Noot
2

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), Hoekstra (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Beek (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2016–2017, 34 302 / 34 360, Z.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2016–2017, 34 302 / 34 360, Z.

X Noot
5

Zie de publicatie van de Algemene Rekenkamer van 1 februari 2017 «Zicht op belastingverlichtende regelingen», pagina 26: http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2017/02/Zicht_op_belastingverlichtende_regelingen.

X Noot
6

Idem, pagina 12.

X Noot
7

TK2015–2016, 32 140, nr. 28.

X Noot
8

EK 2016–2017, 34 302 / 34 360, Z.

X Noot
9

Ter inzage gelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning onder griffienummer 159529.04.

Naar boven