34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

Nr. 33 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 10 november 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

De in artikel I, onderdeel B, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.922

8,40%

€ 19.922

€ 33.715

€ 1.673

12,00%

€ 33.715

€ 65.701

€ 3.328

40,15%

€ 65.701

€ 16.170

52,00%

II

De in artikel I, onderdeel C, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.922

8,40%

€ 19.922

€ 34.027

€ 1.673

12,00%

€ 34.027

€ 65.701

€ 3.365

40,15%

€ 65.701

€ 16.082

52,00%

III

In artikel I worden na onderdeel E drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ea

Na artikel 5.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.6 Ouderentoeslag

  • 1. Het heffingvrije vermogen, bedoeld in artikel 5.5, wordt verhoogd met de ouderentoeslag indien:

    • a. de belastingplichtige bij het einde van het kalenderjaar, of, indien de belastingplicht in de loop van het jaar is geëindigd, bij het einde van de belastingplicht, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, en

    • b. de grondslag sparen en beleggen, vóór vermindering met de ouderentoeslag, niet meer bedraagt dan € 282.226.

    Bij een inkomen uit werk en woning vóór inachtneming van de persoonsgebonden aftrek van:

    meer dan

    maar niet meer dan

    bedraagt de ouderentoeslag

    € 14.431

    € 28.236

    € 14.431

    € 20.075

    € 14.118

    € 20.075

    nihil

  • 2. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking genomen de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, vóór vermindering met de ouderentoeslag, en wordt het in het eerste lid genoemde bedrag van € 282.226 verhoogd tot € 564.451.

Eb

In artikel 5.16c, derde lid, wordt «artikel 5.5» vervangen door: artikel 5.5, en de verhoging daarvan, bedoeld in artikel 5.6.

Ec

In artikel 5.17e, derde lid, wordt «artikel 5.5»vervangen door: artikel 5.5, en de verhoging daarvan, bedoeld in artikel 5.6.

IV

In artikel I wordt na onderdeel J een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja

In artikel 10.1, eerste lid, wordt «5.5, 5.10» vervangen door: 5.5, 5.6, 5.10.

V

De in artikel XVII, onderdeel A, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.922

8,40%

€ 19.922

€ 33.715

€ 1.673

12,00%

€ 33.715

€ 65.701

€ 3.328

40,15%

€ 65.701

€ 16.170

52,00%

VI

De in artikel XVII, onderdeel B, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.922

8,40%

€ 19.922

€ 34.027

€ 1.673

12,00%

€ 34.027

€ 65.701

€ 3.365

40,15%

€ 65.701

€ 16.082

52,00%

Toelichting

Met ingang van 1 januari 2016 vervalt de ouderentoeslag in box 3. Dit is de verhoging van het heffingvrije vermogen voor ouderen met een inkomen uit werk en woning van niet meer dan € 20.075 (cijfer 2015).

Het gevolg is dat ouderen die maar weinig inkomen hebben, maar wel gespaard hebben voor hun oude dag boven de vermogensgrens van de huurtoeslag uitkomen en hun gehele huurtoeslag kwijtraken. Dit acht indiener onrechtvaardig. Daarom regelt dit amendement dat de zogenoemde ouderentoeslag toch wordt gecontinueerd.

Ter dekking van deze maatregel wordt de bovengrens van de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting ten opzichte van het wetsvoorstel met € 720 minder verhoogd.

Indien de herziening van de vermogensrendementsheffing door de Staten-Generaal wordt aangenomen, zal het heffingsvrije vermogen met ingang van 1 januari 2017 stijgen met € 3.670 stijgen tot € 25.000. In dat geval is de indiener van mening dat de ouderentoeslag met dit bedrag moet dalen en de derde schijf dienovereenkomstig moet worden verlengd.

Omtzigt

Naar boven