34 300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2015

In het Algemeen Overleg gehouden op 14 april 2015, over Informatievoorziening Toezending Regeringsstukken, heb ik toegezegd Uw Kamer inzicht te geven in de werkplannen van de concernorganisaties van VWS, voordat deze worden vastgesteld. Met de Kamerbrief van 1 september (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 118) ben ik aan deze toezegging tegemoet gekomen. Met deze brief wil ik een stap verder gaan.

Ten aanzien van het opstellen en vaststellen van werkprogramma’s van kennisinstellingen op het terrein van VWS ben ik voornemens meer ruimte vrij te maken voor scenariostudies, voor nieuwe vormen om onderzoek en kennis op te leveren en voor nieuwe vormen van advies. In deze brief licht ik dit nader toe.

De opzet van het werkprogramma van de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS) sluit goed aan bij de weg die ik op wil gaan. Daarom bied ik bij deze brief tevens het werkprogramma van de RVS aan1.

Kennisinstellingen actief op het terrein van VWS

Op het VWS-terrein zijn diverse kennisinstellingen actief. Van de instellingen die bij VWS op de begroting staan heeft u de werkplannen met de brief van 1 september ontvangen. Het gaat dan voor wat betreft de kennisinstellingen om het RIVM, SCP, Gezondheidsraad, ZonMw en RVS. Enkele andere kennisinstellingen staan niet bij VWS op de begroting, maar hebben wel deelprogramma’s die met VWS afgestemd worden, zoals het CPB en het CBS. Een aantal programma’s en stichtingen ontvangt een structurele subsidie. Ook hun programma’s worden in meer of mindere mate met VWS afgestemd. Het gaat dan bijvoorbeeld om Vilans, Movisie, NJi, Nivel, Trimbos Instituut, de Celsus Academie, NISB en Mulier Instituut. Overigens, diverse instellingen, zowel instellingen die bij VWS op de begroting staan, als instellingen die een structurele subsidie van VWS ontvangen, werken domeinoverstijgend en ontvangen ook financiering van andere departementen of instellingen.

Huidige werkwijze voor tot stand komen van werkplannen

Kennisinstellingen schrijven hun werkplannen op basis van hun eigen unieke procedure, waarbij ook relevante derden worden geconsulteerd. Dat proces lijkt goed te werken. Wel wil ik een aantal veranderingen doorvoeren. De aanleiding daarvan ligt in het volgende:

  • Bij bijna alle kennisinstellingen wordt het programma met onderzoeksvragen voor jaar T, in de loop van jaar T-1 vastgesteld, bijvoorbeeld in september. Dat kan er toe leiden dat een onderzoeksvraag die zich aandient in bijvoorbeeld oktober T-1, pas in jaar T+1 onderzocht kan worden. Tenzij er aanvullende financiering is, laat het onderzoek dan anderhalf jaar op zich wachten. Andersom kan het ertoe leiden dat een onderzoeksvraag in jaar T-1 erg interessant lijkt, maar bij aanvang van het daadwerkelijke onderzoek al irrelevant is geworden;

  • Er is niet altijd aandacht voor verspreiding van de opgedane kennis. Vaak worden onderzoeken afgerond met een doorwrocht rapport. Dat kan handig zijn, maar in sommige gevallen is er met een app, presentatie, infographic, film of «futurelab» veel meer te bereiken;

  • Onderzoeken beperken zich soms tot cijfermatige gegevens met harde causaliteitsgegevens, terwijl juist ook vergezichten, scenario’s, verkenningen en omschrijvingen van de context behulpzaam kunnen zijn, nieuwe ideeën kunnen genereren of nieuwe verbanden kunnen aantonen;

  • De kennisinstellingen werken soms naast elkaar aan dezelfde onderwerpen. Het is dan belangrijk dat er goede onderlinge verbindingen worden gelegd, kennisbestuiving tot stand komt en dubbel werk wordt voorkomen.

Veranderingen

Om deze reden hebben de Staatssecretaris en ik recent gesprekken gevoerd met het SCP, ZonMw, het RIVM, de RVS en de Gezondheidsraad en bovenstaande met hen besproken. Alle kennisinstellingen herkenden genoemde constateringen en gezamenlijk zijn we gekomen tot de volgende veranderingen:

  • meer ruimte om gedurende het jaar een onderzoeksvraag te agenderen. Dat betekent dat ik zelf gemakkelijker gedurende het jaar een onderzoek uit kan zetten, maar ook dat de vaste Kamercommissie een onderwerp kan agenderen. Naast de wettelijke bevoegdheid van de Kamer om onderzoek te agenderen bij planbureaus en adviesraden, wil ik de vaste Kamercommissie de mogelijkheid geven om een onderwerp te agenderen bij andere kennisinstellingen van VWS;

  • werkplannen kunnen één- of meerjarig zijn, maar de precieze onderzoeksvragen moeten ook gedurende het jaar verder vormgegeven kunnen worden;

  • meer aandacht hebben voor verspreiding van resultaten. Onderzoeken hoeven niet altijd te eindigen in een rapport, maar ook nieuwe, creatievere manieren van oplevering kunnen worden uitgeprobeerd;

  • structurele aandacht voor scenario’s waaraan de verschillende kennisinstituten een bijdrage leveren;

  • aandacht voor domeinoverstijgende vraagstukken;

  • voorafgaand aan het opstellen en vaststellen van werkprogramma’s gaan kennisinstellingen met elkaar in gesprek om te bezien op welke thema’s er kan worden samengewerkt, met elkaar, maar ook met anderen.

Aanbieding werkprogramma RVS

Als bijlage stuur ik het werkprogramma 2016 van de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS). Dat werkprogramma, dat ik u conform de kaderwet adviescolleges rond Prinsjesdag voorleg, onderscheidt zich van programma’s zoals die in het verleden door de rechtsvoorgangers van de RVS zijn geformuleerd. De RVS heeft voor een meerjarige werkagenda gekozen en heeft op basis van een rondgang langs verschillende partijen in het sociaal domein – en zorg en gezondheid in het bijzonder – vier grote thema’s geïdentificeerd, die meerjarig nadere exploratie verdienen. De vier thema’s van het werkprogramma van de RVS zijn:

  • I. Veranderende verzorgingsstaat

  • II. Verantwoord sturen

  • III. De belofte van wetenschap en technologie

  • IV. De levensloop levenslang en levensbreed.

Ik acht deze vier meerjarige thema’s die de RVS heeft geïdentificeerd goed gekozen en de probleemstellende beschrijving ervan doet mij uitzien naar de resultaten die de RVS op zal leveren. Het is evident dat andere kennisinstellingen zullen bijdragen aan de exploratie van deze thema’s.

De expertise die op deze thema’s wordt opgebouwd vormt de basis waaruit de RVS zal putten bij de totstandbrenging van concrete adviesproducten. De RVS behoudt flexibiliteit om de precieze onderzoeksvragen en producten die zij opleveren gedurende het jaar vast te stellen dan wel te wijzigen.

Wanneer er vanuit de Kamer behoefte is aan onderzoek binnen deze themagebieden, biedt het programma van de RVS daar ruimte voor. Dit valt al binnen de wettelijke bevoegdheid van de Kamer. Zo zijn er door de Kamer, in antwoord op mijn brief van 1 september 2015 (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 118), twee suggesties gedaan met betrekking tot het werkprogramma van de RVS. Het gaat om «de rol van preventie (in de Zorgverzekeringswet) voor het bevorderen van gezondheid, welzijn en geluk van mensen » en «welke shared-savingsmodellen het meest kansrijk zijn, om zorggeld ten goede te laten komen aan gezondheidsbevordering in de regio». Ik heb deze suggesties doorgestuurd naar de RVS met het verzoek aan de door de Kamer genoemde aspecten aandacht te besteden.

Hiermee heeft de RVS een stap gezet in het meer resultaatgericht werken, los van vorm en zonder tijdsklem.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven