34 300 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2015

Hierbij stuur ik uw Kamer het Jaarverslag 2014, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland1 en het Jaarverslag 2014 van EBN B.V2.

Eerstgenoemd jaarverslag is samengesteld door TNO Bouw en Ondergrond, Adviesgroep Economische Zaken. Het biedt een overzicht van aardgasactiviteiten in 2014 als bedoeld in artikel 125 van de Mijnbouwwet en rapporteert over de activiteiten en resultaten van de opsporing en winning van koolwaterstoffen, steenzout en aardwarmte in Nederland. Daarnaast komt de eveneens onder het regime van de Mijnbouwwet vallende ondergrondse opslag van stoffen (aardgas, stikstof, CO2 en water) aan de orde. De digitale versie van dit jaarverslag is te raadplegen op het Nederlands Olie en Gas portaal: www.nlog.nl.

Het jaarverslag van EBN B.V. («EBN») schetst een beeld van de wijze waarop EBN in 2014 haar in de Mijnbouwwet neergelegde wettelijke publieke taken heeft uitgevoerd en andere activiteiten heeft verricht en geeft inzicht in de financiële gang van zaken in de onderneming. Dit jaarverslag is in digitale vorm te vinden op de website van EBN: www.ebn.nl.

Jaarverslag 2014, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland

Het Jaarverslag 2014, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland rapporteert over alle onder het regime van de Mijnbouwwet vallende ontwikkelingen in 2014 ten aanzien van de opsporing, winning en ondergrondse opslag van koolwaterstoffen (aardolie en aardgas) in Nederland en het Nederlands deel van het continentaal plat. Daarnaast geeft het jaarverslag een prognose voor de winning van aardgas in de komende 25 jaar (periode 2015 t/m 2039). Verder wordt gerapporteerd over de opsporing en winning van steenzout en aardwarmte en over de ondergrondse opslag van andere stoffen. Conform mijn toezegging om alle informatie aan uw Kamer over gaswinning omwille van de vergelijkbaarheid in dezelfde eenheid weer te geven, worden met ingang van dit jaarverslag de aardgashoeveelheden weergegeven in Normaal kubieke meters (afgekort als Nm3) met als referentiecondities 0°C en 101,325 kPa. Dit is ca. 5% minder volume ten opzichte van de in eerdere rapportages gebruikte Standaard kubieke meters (omrekenfactor: 1 Nm3 = 0,9475 Sm3). De aardoliehoeveelheden worden evenals in voorgaande jaren weergegeven in Standaard kubieke meters (afgekort als Sm3) met als referentiecondities 15°C en 101,325 kPa. Mogelijke gasvoorraden in andere dan conventionele voorkomens, zoals schaliegas en steenkoolgas, zijn in de rapportage niet meegenomen. Zowel de potentieel aanwezige hoeveelheid als de technische en economische winbaarheid zijn nog niet bepaald en aangetoond.

Ten aanzien van aardgas en aardolie blijkt uit het jaarverslag onder meer het volgende:

  • De aardgasproductie uit de Nederlandse gasvelden on- en offshore bedroeg in 2014 in totaal 66,0 miljard Nm3 en was daarmee 17,6% lager dan in 2013. Van de totale productie was 23,8 miljard Nm3 afkomstig uit de kleine velden (waarvan 15,3 miljard Nm3 offshore) en 42,4 miljard Nm3 kwam uit het Groningenveld; in 2013 was dat 25,9 respectievelijk 54,2 miljard Nm3.

  • De resterende aangetoonde Nederlandse aardgasvoorraad, zowel ontwikkelde als nog niet ontwikkelde voorkomens, is per 1 januari 2015 geschat op 883 miljard Nm3 aan commercieel winbare reserves, waarvan 671 miljard Nm3 in het Groningenveld. De overige 212 miljard Nm3 bevinden zich in de kleine velden: de kleine velden op land bevatten nog 94 miljard Nm3 en die op het Nederlands deel van het continentaal plat 118 miljard Nm3 aardgas. 65 miljard Nm3 van deze Nederlandse aardgasvoorraad, waarvan 24 miljard Nm3 op het continentaal plat, betreft voorwaardelijke potentieel winbare voorraden waarvan productie aannemelijk is, maar momenteel nog niet commercieel worden geacht.

  • Op basis van gegevens en vondsten kan een inschatting worden gemaakt van prospectieve structuren («prospects») waarvan voldoende aannemelijk wordt geacht, dat aan noodzakelijke geologische voorwaarden voor het voorkomen van aardgasaccumulaties is voldaan. Met inachtneming van bepaalde minimumvoorwaarden ten aanzien van het verwachte winbare volume, verwachte kosten en opbrengsten, kans op succes, afstand tot de infrastructuur, type veldontwikkeling, gaskwaliteit, productiviteit etc. wordt dit zogenoemde exploratiepotentieel voor het Nederlands territoir per 1 januari 2015 geschat op 113 miljard Nm3 en voor het continentaal plat op 165 miljard Nm3 aardgas. De bijdrage van dit exploratiepotentieel aan de reserves is sterk afhankelijk van ontwikkelingen in technologie, infrastructuur, kosten en opbrengsten.

  • De Nederlandse aardgasreserves namen in 2014 met ruim 108 miljard Nm3 af van 991 miljard Nm3 in 2013 tot 883 miljard Nm3 in 2014, zijnde het netto resultaat van nieuw ontdekte aardgasvoorkomens (+ 1,6 miljard Nm3), her evaluatie van eerder aangetoonde voorkomens op grond van technische of economische inzichten (– 43,9 miljard Nm3) en productie gedurende het jaar 2014 (– 66,0 miljard Nm3).

  • De gasproductie uit de kleine velden is in 2014 op 92% van de eerder verwachte hoeveelheid uitgekomen. Voor de komende jaren wordt voor de kleine velden verwacht dat de productie van de nu aangetoonde kleine velden geleidelijk zal afnemen. De productie uit het Groningenveld is de komende jaren afhankelijk van productiebeperkende maatregelen in verband met de opgetreden aardbevingen in Groningen.

  • In 2014 zijn er in totaal 53 boringen naar olie en gas verricht, 20 meer dan in 2013. Daarvan waren er 18 exploratieboringen (8 op land en 10 op zee), waarbij in 9 gevallen aardgas werd aangetroffen (5 op land en 4 op zee), in 1 geval olie en in 1 geval zowel aardolie als aardgas; 6 exploratieboringen waren droog en in 1 geval is het resultaat nog niet bekend. Verder waren er 4 evaluatieboringen op het continentaal plat, die de aanwezigheid van eerder ontdekte voorkomens van aardgas (in 2 gevallen) en aardolie (in 2 gevallen) hebben bevestigd, en zijn er 18 productieboringen gezet (7 op land en 11 op zee). Daarnaast zijn er 13 boringen gezet voor opslag en waterinjectie.

  • In 2014 is 1,8 miljoen Sm3 aardolie geproduceerd, 0,7 miljoen Sm3op land en 1,1 miljoen Sm3 op zee. Dit is 12,1%, respectievelijk 59,5% meer dan in 2013, voornamelijk als gevolg van de hogere productie uit het Schoonebeek-olieveld en het in productie nemen van het Q13a-Amstelveld.

  • De schatting van de, zowel ontwikkelde als niet ontwikkelde, aardoliereserves op 1 januari 2015 bedraagt 34,7 miljoen Sm3, waarvan 27,8 miljoen Sm3 op het vasteland en 6,9 miljoen Sm3 op het continentaal plat. Hiervan wordt 12,4 miljoen Sm3 (9,6 miljoen Sm3 op land en 2,8 miljoen Sm3 op zee) gekwalificeerd als voorwaardelijke voorraad, waarvan productie aannemelijk is, maar op dit moment nog niet voldoet aan alle voorwaarden voor commerciële winbaarheid. Door her evaluatie (– 10,6 miljoen Sm3) en productie gedurende het jaar 2014 (– 1,8 miljoen Sm3) is het netto resultaat ten opzichte van 2013 een afname van de olievoorraad met 12,4 miljoen Sm3. Deze afname is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan afwaardering van de voorwaardelijke voorraden, voornamelijk als gevolg van de lage olieprijs. De verwachting is dat in 2019 een aantal projecten in ontwikkeling wordt genomen waardoor de productie zal stijgen om daarna geleidelijk af te nemen.

Evenals in voorgaande jaren is ter uitvoering van de motie Bakker (Kamerstuk 31 105, nr. 16) een overzicht bijgevoegd van de kosten van TNO voor het opstellen van het jaarverslag en het verzamelen van de inhoudelijke gegevens (bijlage 1).

Jaarverslag EBN B.V. 2014

In het belang van een doelmatige opsporing en winning, een planmatig beheer en een optimale afzet van aardolie en aardgas heeft EBN ook in 2014 de publieke taken uitgeoefend die haar in de Mijnbouwwet zijn opgedragen. De winst die EBN heeft behaald met deze activiteiten heeft zij volledig afgedragen aan de Nederlandse staat, de enige aandeelhouder. De wettelijke taken van EBN bestaan uit het deelnemen in de opsporing en winning van aardolie en aardgas in Nederland door middel van het sluiten van overeenkomsten van samenwerking met houders van vergunningen voor de opsporing en winning van koolwaterstoffen, het uitvoeren van taken in het kader van het gasgebouw en het desgevraagd adviseren van de Minister van Economische Zaken over het energiebeleid in het algemeen en over opsporing, winning, beheer en afzet van koolwaterstoffen in het bijzonder. Verder is EBN met haar belang van 40% in GasTerra B.V. betrokken bij de verkoop van het Nederlandse aardgas. Daarnaast kan EBN onder voorafgaande instemming van de Minister van Economische Zaken andere activiteiten verrichten die nauw verwant zijn aan haar publieke taken, die taken niet belemmeren of bemoeilijken en het algemeen belang van het energiebeleid dienen. In dat kader neemt EBN deel in het Bergermeer-gasopslagproject. Op 15 november 2012 is EBN Capital B.V. gevormd als gevolg van de fusie van twee 100%-dochtervennootschappen van EBN waarin de belangen van EBN in pijpleidingen op het continentaal plat waren ondergebracht. In deze EBN Capital B.V. zijn ook de belangen van EBN in de Bergermeer Gasopslag ondergebracht.

Het is één van de strategische pijlers van EBN om operators te faciliteren en te stimuleren om te investeren in bestaande en nieuwe gas- en olievelden. Kennisopbouw en -uitwisseling, een optimaal investeringsklimaat en toepassing van nieuwe, innovatieve technologieën zijn daarbij belangrijke factoren. Verder richt EBN zich met mijnbouwondernemingen op het zoeken naar en het ontwikkelen en uiteindelijk winnen van nieuwe velden. Als derde strategische pijler richt EBN zich op een actief beheer van haar deelnemingen in de exploratie en exploitatie van aardgas.

In het kader van de uitvoering van haar wettelijke, publieke taak in het kader van de opsporing en winning van aardolie en aardgas participeert EBN per 31 december 2014, naast het samenwerkingsverband met NAM in de Maatschap Groningen voor de exploitatie van het Groningenveld, in 138 winningsvergunningen, waarvan 107 offshore en 31 onshore, en in 55 opsporingsvergunningen (13 op land, 42 op zee). De investeringen van mijnbouwondernemingen en EBN gezamenlijk lagen in 2014 op een hoger niveau dan in 2013. In totaal is door EBN in 2014 € 765 miljoen geïnvesteerd, waarvan € 290 miljoen onshore en € 475 miljoen offshore. De belangrijkste investeringen (€ 202 miljoen) vonden plaats in de gasopslagen Norg en Bergermeer. De overige investeringen werden gedaan in putten en veldontwikkelingen. Daarnaast neemt EBN deel in 4 faciliteiten voor de ondergrondse opslag van aardgas en hield zij belangen in een viertal offshore gasverzamelleidingen.

Als gevolg van een lagere gerealiseerde afzet van aardgas (min 17%), zowel uit het Groningenveld als uit de kleine velden, en lagere gerealiseerde prijzen (min 13%) ten opzichte van 2013 kwam de omzet van EBN in 2014 25% lager uit op € 6,6 miljard euro, tegen € 8,8 miljard in 2013. De totale afzet van olie, condensaat en LPG over 2014 is uitgekomen op 4,2 miljoen vaten, 57% meer dan in 2013. Deze stijging is te verklaren door het in productie nemen van twee velden en een hogere productie uit het Schoonebeek-olieveld. De gewogen gemiddelde opbrengstprijs voor het olie-, condensaat- en LPG-portfolio van € 70,50 per vat was 10% lager dan in 2013.

Het nettoresultaat kwam in 2014 met € 1,6 miljard ruim lager uit dan in 2013 (€ 2,3 miljard). Naast dit nettoresultaat werd nog € 3,3 miljard aan belastingen en heffingen afgedragen aan de Staat, waardoor de totale afdracht door EBN aan de Nederlandse staat in 2014 uitkwam op € 4,9 miljard. In 2013 was dat nog € 7,2 miljard. De lagere afdrachten waren voornamelijk het gevolg van lagere afzet en lagere prijzen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Bijlage 1

Inleiding

Ter uitvoering van de motie Bakker (Kamerstuk 31 105, nr. 16) bevat deze bijlage een motivering van de noodzaak en een overzicht van de kosten van het Jaarverslag 2014, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland.

Motivering van de noodzaak van het Jaarverslag

Het Jaarverslag 2014, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland, is in opdracht van de Minister van Economische Zaken samengesteld door TNO Bouw en Ondergrond, Adviesgroep Economische Zaken, gevestigd te Utrecht. Het bevat een overzicht van aardgasactiviteiten als bedoeld in artikel 125, tweede lid, van de Mijnbouwwet dat de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 125, eerste lid, van die wet dient te verstrekken aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Mijnbouwondernemingen dienen op grond van artikel 123, eerste lid, van de Mijnbouwwet gegevens betreffende de opsporing en winning van delfstoffen te verstrekken aan de Minister van Economische Zaken. Het beheer van deze gegevens is ingevolge artikel 123, tweede lid, van de Mijnbouwwet opgedragen aan TNO Bouw en Ondergrond, Adviesgroep Economische Zaken. Het Jaarverslag bevat tevens een raming omtrent de winning van aardgas in de komende jaren als bedoeld in artikel 125, tweede lid, onder d, van de Mijnbouwwet.

Kostenoverzicht

Het onderstaande overzicht betreft de door TNO Bouw en Ondergrond, Adviesgroep Economische Zaken gemaakte kosten voor het beheer van de bovengenoemde gegevens in het jaar 2013 en de kosten voor het opstellen van het Jaarverslag 2014, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland.

 

Uren

Kosten (excl. btw)

Arbeidskosten gegevensbeheer

108,8 uur à € 105,00

13 uur à € 121,77

347,5 uur à € 145,95

127 uur à € 176,40

€ 11.424,00

€ 1.583,00

€ 50.718,00

€ 22.403,00

Totale personele kosten

596,3 uur

€ 86.128,00

Drukkosten

 

€ 432,00

Totale kosten

 

€ 86.560,00

(incl. btw)

 

€ 104.737,60


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven