Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2016
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister-President, de Minister van Veiligheid
en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, de antwoorden op de vragen die
zijn gesteld door de leden Gesthuizen (SP) en Van Tongeren (GroenLinks) over het gebruik
van een privé e-mailadres voor werkaangelegenheden, op 18 mei 2016, Aanhangsel Handelingen
II 2015/16, nr. 3069, en de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Verhoeven (D66) over
het bericht «de Minister van Economische Zaken gaat door met het gebruik van Gmail
voor communicatie met ambtenaren», op 18 mei 2016, Aanhangsel Handelingen II 2015/16,
nr. 3070.
De Kamer heeft vragen gesteld over het gebruik van mijn privé e-mailaccount voor werk
gerelateerde e-mails. Over de context waarbinnen dat gebeurde wil ik het volgende
opmerken.
De afgelopen jaren heb ik voor mijn werk gerelateerde e-mailverkeer gebruik gemaakt
van een privé e-mailaccount naast mijn zakelijke e-mailaccount. Het gebruik van mijn
privé e-mailaccount voor werk gerelateerd e-mailverkeer heb ik inmiddels beëindigd
en op mijn verzoek zijn de e-mails uit mijn privé e-mailaccount verwijderd en afzonderlijk
opgeslagen.
Ik werk voor het belangrijkste deel van mijn werkzaamheden niet digitaal, maar op
papier. In de regel worden stukken op papier aan mij aangeleverd. Mijn reacties hierop
gaan in de regel in de vorm van aantekeningen op het schriftelijke stuk, of korte
notities op papier. De afgelopen jaren heb ik voor overige werk gerelateerde communicatie
naast een zakelijke e-mailaccount ook frequent gebruik gemaakt van een privé e-mailaccount.
De reden voor het gebruik van het privé e-mailaccount, naast mijn zakelijke e-mailaccount,
was dat de mogelijkheid om op een locatie buiten het ministerie te werken via mijn
zakelijke e-mailaccount door mij als omslachtig en niet als gebruiksvriendelijk werd
ervaren. Hoewel het gebruik van een privé e-mailaccount voor zakelijke e-mails niet
tegen de regels is, moet terughoudend en bewust gebruik worden gemaakt van privé e-mailaccounts.
Ik realiseer mij dat het frequent voeren van zakelijke communicatie via mijn privé
e-mailaccount niet de aangewezen werkwijze was. Ik ben mij er daarbij onvoldoende
bewust van geweest dat, gezien de aard van mijn werkzaamheden, de door mij gebruikte
privé e-maildienst minder geschikt was.
Wat betreft de aard van de informatie die op mijn privé e-mailaccount aanwezig was,
heb ik niet het beeld dat het staatsgeheim gerubriceerde informatie betrof. Ik vind
het echter van belang om te kunnen vaststellen of informatie met die rubricering op
mijn privé e-mailaccount aanwezig was. Ik heb daarom de Auditdienst Rijk (ADR) opdracht
gegeven onderzoek te doen naar de vraag of documenten met de rubriceringen Departementaal
Vertrouwelijk, Staatsgeheim Confidentieel, Staatsgeheim Geheim of Staatsgeheim Zeer
Geheim zoals bedoeld in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere
Informatie (VIR-BI) op mijn privé e-mailaccount aanwezig waren, en welke informatie
uit welke periode dat eventueel betrof. De ADR voert als onafhankelijke auditdienst
regelmatig ICT-audits uit binnen de Rijksdienst, en is eveneens toegerust om onderzoek
te doen waarbij mogelijk als staatsgeheim gerubriceerde informatie is betrokken. Ik
verwacht u na het zomerreces te kunnen informeren over de bevindingen van de ADR.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp