34 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016

Nr. 111 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2016

Op 11 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over een beveiligingsincident op de Generaal-Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot (Kamerstuk 34 300 X, nr. 98). Medewerkers van het televisieprogramma «Undercover in Nederland» wisten zich onbevoegd toegang te verschaffen tot de kazerne en een voertuig van Defensie. Naar aanleiding hiervan zijn maatregelen genomen en is nader onderzoek gedaan. In deze brief informeer ik u over de uitkomsten en ga ik tevens in op enkele vragen die tijdens het mondelinge vragenuur van 12 april jl. zijn gesteld (Handelingen II 2015/16, nr. 75, item 5).

Uitkomsten onderzoek

Zoals gemeld in mijn brief van 11 april jl. bestaat de beveiliging uit een gelaagd stelsel met vier beveiligingscategorieën om niet-geautoriseerde personen weg te houden van een «te beschermen belang» zoals munitie, verbindingsapparatuur of wapensystemen. Delen van kazerneterreinen behoren vaak tot de laagste beveiligingscategorie waarvoor, op grond van de afweging tussen het «te beschermen belang» en de haalbaarheid en kosten van benodigde beveiligingsmaatregelen, een zeker risico wordt geaccepteerd. Dit betekent echter niet dat deze delen niet worden beveiligd. Zonder autorisatie mag het terrein niet worden betreden. Toegang verloopt via een (hoofd)poort waar de defensiepas visueel of elektronisch wordt gecontroleerd. Op alle terreinen doet Defensie daarnaast een beroep op het personeel voor mede-handhaving van de beveiliging. Medewerkers moeten alert zijn op afwijkende situaties en overtredingen. Tevens worden zij geacht daarvan melding te maken of verdachte personen aan te spreken.

In het televisieprogramma werd aangetoond dat op terreinen met uitsluitend een elektronische toegangscontrole (ETS) aan de poort misbruik van het systeem mogelijk is door direct achter een voorganger onder de geopende slagboom door te rijden. Ook kon de verslaggever zich op het kazerneterrein vrij bewegen, met een militair terreinvoertuig wegrijden en het terrein verlaten.

Uit het onderzoek blijkt dat de uitvoering van het beveiligingsbeleid op een aantal punten kan en derhalve moet worden versterkt. Zo worden er infrastructurele maatregelen genomen die zijn gericht op het voorkomen van het ongeautoriseerd in- en uitrijden van kazernes. De tijdelijke maatregelen, die na de uitzending zijn genomen, kunnen worden beëindigd. Over de aard van de aanpassingen en de duur van de werkzaamheden kan ik uit beveiligingsoverwegingen geen verdere mededelingen doen.

Eenmaal op het terrein kon de journalist zich toegang verschaffen tot een militair terreinvoertuig met behulp van de universele sleutel voor dit type voertuig. Sleutels van deze voertuigen zijn universeel om de beschikbaarheid tijdens inzet te garanderen. Het sleutelbeleid is erop gericht diefstal of vermissing te voorkomen. Zo moet de sleutel worden opgehaald bij een voertuigbeheerder en wordt het gebruik van een voertuig geregistreerd. Het operationele belang weegt zwaarder dan de beveiliging die unieke sleutels bieden. Het sleutelbeleid wordt daarom gehandhaafd.

Inhuur bewakingspersoneel

In reactie oHet lid Bontes (GrBvK) heeft tijdens het mondelinge vragenuur van 12 april jl. gevraagd of vliegbasis Eindhoven onbewapend wordt beveiligd. Dit is niet het geval. Defensie heeft in 2011 een centrale bewakings- en beveiligingsorganisatie opgericht. Deze Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) draagt zorg voor de bewaking en beveiliging van de «te beschermen belangen» op alle defensieterreinen. Dit wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door bewapend, eigen personeel. Onbewapende taken worden soms ook door ingehuurd beveiligingspersoneel uitgevoerd.

p de vraag van het lid Knops (CDA) kan ik melden dat invoering van elektronische toegangscontrole niet is ingegeven door de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Deze vorm van toegangsverlening is ingevoerd na de opschorting van de dienstplicht in de jaren negentig. Ook is er geen verband tussen de inhuur van bewakingspersoneel voor toegangscontrole en het incident in Oirschot. Het incident deed zich voor op een locatie met uitsluitend een elektronische toegangscontrole.

Het lid Knops heeft tevens gevraagd of het probleem van defensiepassen in het bezit van niet-bevoegde personen wordt aangepakt. Hiervoor verwijs ik naar de brief van 1 februari jl. naar aanleiding van het onderzoek van de commissie-Van der Steenhoven (Kamerstuk 31 125, nr. 43).

Onderzoeken Algemene Rekenkamer en Beveiligingsautoriteit

In antwoord op vragen van de leden Belhaj (D66) en Knops (CDA) informeer ik u voorts over eerdere onderzoeken van de Algemene Rekenkamer (AR) en de Beveiligingsautoriteit (BA). In 2004 en 2005 heeft de AR onderzoek gedaan naar het beveiligingsbeleid van Defensie. In het eerste onderzoek is de beveiliging van militaire objecten onderzocht naar aanleiding van de aanslagen op 11 september 2001. Dit rapport bevatte aanbevelingen om de beveiliging te verbeteren. De aandacht ging vooral uit naar de versteviging van de functie van de Beveiligingsautoriteit en de beveiligingseisen voor het uitwisselen van gevoelige informatie met bedrijven (Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten). De Rekenkamer concludeerde dat het systeem van beveiligen in algemene zin in orde was, maar wees Defensie op onvolkomenheden in de fysieke beveiligingssituatie bij enkele militaire objecten.

Het tweede onderzoek uit 2005 was een vervolg op het eerste om vast te stellen of verbeteringen waren uitgevoerd. Dit was het geval. Daarnaast werd geadviseerd een centrale bewakingsorganisatie in te richten. Met de komst van de DBBO (2011) is hieraan gevolg gegeven.

In de zomer van 2008 zijn er beveiligingsincidenten geweest op vliegbasis Woensdrecht en de Johannes Postkazerne bij Havelte. Het televisieprogramma «Undercover in Nederland» heeft hieraan aandacht besteed. De Beveiligingsautoriteit heeft direct daarna deze voorvallen onderzocht. Hij concludeerde dat de incidenten uit 2008 in de toekomst zouden kunnen worden voorkomen door verbetering van het interne overleg over de uitvoering van het beveiligingsbeleid en het verhogen van alertheid bij zowel bewakingspersoneel, commandanten als medewerkers. DBBO was op dat moment nog niet opgericht. Na het nemen van structurele maatregelen zijn de tijdelijke verscherpingen naar aanleiding van de incidenten in 2009 opgeheven.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven