Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2015
In het ordedebat van 29 oktober 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 18, Regeling van
werkzaamheden) heeft uw Kamer mij verzocht toe te lichten wat de stand van zaken is
in de discussie rond Zwarte Piet.
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
over de stand van zaken.
In deze tijd van het jaar is de discussie over het uiterlijk en de rol van de Zwarte
Piet figuur in het Sinterklaasfeest weer actueel. Kinderen en volwassenen kijken naar
het Sinterklaasjournaal. Scholen, verenigingen en bedrijven laten de vormgeving van
de figuur van Zwarte Piet vaak afhangen van de lijn die de NTR kiest.
In veel gemeenten wordt Sinterklaas bij de intocht vergezeld door een zwarte of bruine
Piet, zo blijkt uit verschillende onderzoeken, waarbij oorringen, dik aangezette rode
lippen en krullige zwarte haardos vaak zijn verdwenen. Er zijn ook gemeenten waar
volop wordt geëxperimenteerd met gekleurde pieten, roetveegpieten en witte pieten.
Ook scholen vieren het feest op verschillende manieren. Scholen in de grote steden
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben besloten af te zien van de klassieke
Zwarte Piet. In kleinere gemeenten vieren scholen het feest veelal met traditionele
Zwarte Pieten.
Duidelijk wordt dat onder invloed van de maatschappelijke discussie in de afgelopen
jaren de figuur van Zwarte Piet op steeds gevarieerdere wijze wordt vormgegeven.
Nationale inventaris
De traditie van het Sinterklaasfeest is in januari 2015 opgenomen in de nationale
inventaris immaterieel erfgoed, die door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur
en Immaterieel Erfgoed wordt gecoördineerd. Het samenstellen van de nationale inventaris
is een verplichting van het UNESCO-Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel
Erfgoed. De overheid faciliteert de ontwikkeling van de inventaris, maar de overheid
bepaalt niet welke tradities worden opgenomen. De gemeenschappen die immaterieel erfgoed
levend houden, melden zelf hun traditie aan en houden de tradities levend. Op die
manier is de inventaris van en voor de gemeenschappen zelf.
Het Sint en Pietengilde heeft de Sinterklaastraditie aangemeld bij de inventaris.
Het Gilde heeft zich gecommitteerd tot het voeren van gesprekken met voor- en tegenstanders
van de traditie en geeft aan dat langzamerhand veranderingen zichtbaar zullen worden
in de manier waarop de traditie wordt gevierd. Dit is geheel in de geest van het UNESCO-verdrag,
dat als doel heeft een respectvolle dialoog tussen gemeenschappen en respect voor
verschillende uitingen van immaterieel erfgoed te bevorderen.
Internationaal
Op 19 augustus 2015 vond een hoorzitting plaats van de Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD) van de Verenigde Naties. In deze zitting werd de rapportage van Nederland
besproken over het beleid om alle vormen van rassendiscriminatie uit te bannen. Nederland
heeft duidelijk gemaakt hoe het omgaat met het maatschappelijk debat over het Sinterklaasfeest
en de rol van Zwarte Piet. Het kabinet onderschrijft met het VN-comité tegen rassendiscriminatie
en het College voor de Rechten van de Mens, dat in de vertolking van Zwarte Piet negatieve
stereotyperingen een rol kunnen spelen. Deze kunnen onbedoeld vooroordelen en discriminatie
in de hand werken en mensen kwetsen. Tegelijkertijd acht de regering het van belang
te benadrukken dat dit mensen die het feest altijd met veel vreugde vieren, niet tot
racist maakt. Het kabinet is van mening dat een verbod op Zwarte Piet van staatswege
niet de uitweg is, maar dat de overheid wel een rol kan spelen om een respectvolle
nationale dialoog te faciliteren. Het Sinterklaasfeest is een traditie die door de
samenleving wordt vormgegeven en die is blijven bestaan door te veranderen. Tradities
ontwikkelen zich en passen zich aan nieuwe tijden aan.
De beleidsreactie op het rapport van de Working Group of Experts on People of African
Descent, die vorig jaar een werkbezoek aan Nederland bracht, is positief ontvangen
in de Mensenrechtenraad op 28 en 29 september 2015.
De overheid vindt het belangrijk dat het debat op een respectvolle wijze wordt gevoerd.
In de verdeling van werkzaamheden van het kabinet, zijn het de Ministers van SZW en
OCW die hiervoor verantwoordelijk zijn.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker