Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2016
In reactie op het verzoek van het lid Karabulut tijdens het ordedebat van 21 april
2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 80, Regeling van werkzaamheden), doe ik u hierbij een brief toekomen over de oproep
van het Turkse consulaat in Rotterdam om beledigingen van president Erdoğan, Turkije
of het Turkse volk te melden. Met deze brief beantwoord ik tevens de vragen van de
leden Van Klaveren en Bontes en van de leden Maij en Marcouch over deze oproep.
Op donderdag 21 april bleek dat het Turkse consulaat in Rotterdam een oproep had gedaan
om beledigingen aan adres van president Erdoğan, Turkije of het Turkse volk te melden
aan het consulaat, inclusief naam van degenen die de belediging hebben geuit. De Nederlandse
regering heeft duidelijk gemaakt dat deze actie ongepast was, omdat ons rechtssysteem
voldoende waarborgen biedt: daar is geen oproep, inventarisatie of kliklijn voor nodig.
Ook heeft Nederland duidelijk gemaakt pal te staan voor Nederlanders van Turkse afkomst.
Hierop heeft het Turkse consulaat laten weten dat sprake was van een misverstand.
Niettemin heeft de Nederlandse regering vastgehouden aan het besluit om in Ankara
protest aan te tekenen. Aangezien de Nederlandse ambassadeur op dat moment was uitgenodigd
voor een gesprek op vrijdag 22 april op het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken
over uitlatingen in Nederland over president Erdoğan, heb ik hem geïnstrueerd om dit
gesprek te gebruiken voor een duidelijk protest.
In dit gesprek zette de Turkse gesprekspartner uiteen dat Turkije zich oncomfortabel
voelt over de harde taal van sommige van deze uitlatingen. De ambassadeur heeft in
reactie hierop het grote belang van vrijheid van meningsuiting onderstreept en uiteengezet
dat in Nederland iedereen die zich beledigd voelt daarvan aangifte kan doen. Het is
dan aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er een zaak is voor vervolging en
aan de rechter om een afweging te maken over strafbaarheid.
De ambassadeur heeft vervolgens protest aangetekend tegen de oproep van het Turkse
consulaat in Rotterdam. Hij heeft gesteld dat het de Nederlandse regering niet duidelijk
is wat de Turkse overheid met deze actie beoogt te bereiken, zeker omdat het Nederlandse
rechtssysteem de benodigde waarborgen biedt bij zaken rondom belediging. Hij heeft
onderstreept dat Nederland geen begrip heeft voor het initiatief van het Turkse consulaat,
ook niet nadat het consulaat had gemeld dat het betreffende bericht niet zo bedoeld
was. Hij heeft ten slotte duidelijk gemaakt dat deze oproep in Nederland slecht is
gevallen, ook bij Nederlanders van Turkse afkomst die zich geïntimideerd voelen door
deze actie. In reactie hierop bevestigde de Turkse gesprekspartner dat het bericht
van het consulaat was teruggetrokken en dat het zeker niet de bedoeling was geweest
een hotline voor melding van beledigingen op te zetten of namen te verzamelen.
De actie van het Turkse consulaat heeft in Nederland geleid tot spanningen en wantrouwen
tussen verschillende groepen. Ook vanuit dat oogpunt was deze actie ongepast. Deze
zaak heeft hevige reacties opgeroepen die tot een debat op stevige toon hebben geleid.
Mensen moeten in vrijheid kunnen bepalen wat ze vinden, geloven en zeggen. Het kabinet
roept mensen in dit verband op naar elkaar te luisteren en elkaars mening te accepteren
op basis van vrijheid van meningsuiting, en op basis van actieve tolerantie die spanningen
niet verhoogt maar vermindert. Dit is nodig om met elkaar in Nederland de sociale
samenhang te bewaken.
De Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.G. Koenders