Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2016
In reactie op het verzoek van diverse leden van uw Kamer tijdens het ordedebat van
26 april 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 81, Regeling van werkzaamheden), doe ik
u hierbij een brief toekomen over de columniste Ebru Umar.
Op zaterdagavond 23 april is de columniste Ebru Umar in Kusadasi in Turkije meegenomen
door de Turkse politie voor verhoor naar aanleiding van twee tweets. Zij is op zondag
24 april voorgeleid aan de rechter die diezelfde dag oordeelde dat er grond is voor
vervolging voor belediging van de president op basis van het Turkse wetboek van strafrecht.
In afwachting van verdere ontwikkelingen in het strafproces is mevrouw Umar in vrijheid
gesteld, met een uitreisverbod en een meldplicht.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op basis van Artikel 36 van het Verdrag
van Wenen inzake Consulaire Betrekkingen direct contact met mevrouw Umar opgenomen
en haar meteen consulaire bijstand verleend. Zo heeft zij onmiddellijk advies gekregen
over advocaten en is direct contact opgenomen met de autoriteiten, zowel in Kusadasi
via de honoraire consul als in Ankara via de ambassade. Het ministerie houdt nauw
contact met mevrouw Umar, haar familie, haar advocaat en op dagelijkse basis met de
Turkse autoriteiten. Nederland blijft haar natuurlijk consulair bijstaan, onder andere
via een ambassademedewerker die bij haar ter plekke is. Zoals gebruikelijk zal de
consulaire bijstand aan Ebru Umur maatwerk zijn en proactief.
Mevrouw Umar heeft de wens te kennen gegeven terug te keren naar Nederland om zo haar
werkzaamheden te kunnen voortzetten, en we helpen haar daarbij waar mogelijk. Het
is betreurenswaardig dat tijdens haar verplichte verblijf in Turkije in haar huis
in Amsterdam is ingebroken. Mevrouw Umar zal, zoals zij heeft bekendgemaakt, bezwaar
aantekenen tegen het uitreisverbod. Op het verdere verloop van de juridische procedure
van mevrouw Umar ga ik niet in, in het belang van de zaak.
De Nederlandse regering neemt de zaak van Ebru Umar hoog op, en heeft overleg met
de Turkse regering. De Minister-President en ik zelf hebben daartoe gesproken met
onze Turkse collega’s. Wij hebben beiden onderstreept dat het een kandidaatlidstaat
van de Europese Unie niet past om te tornen aan persvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
Ik heb mijn collega, Minister Cavusoğlu, ook laten weten dat ik, ondanks dat Nederland
zich zoals gebruikelijk niet kan mengen in de rechtsgang in een ander land, de gang
van zaken uitermate betreur.
Ik onderstreep nog een keer dat de Nederlandse regering van mening is dat de waarden
van persvrijheid en van meningsuiting fundamenteel zijn. Wij marchanderen niet met
die fundamentele waarden. Ook niet wanneer we over andere zaken met een land afspraken
maken: dat staat los van elkaar.
Ten slotte stel ik vast dat deze zaak hevige reacties heeft opgeroepen die tot een
debat op stevige toon leiden. Ik herhaal in dit verband mijn oproep van afgelopen
dinsdag om naar elkaar te luisteren en elkaars mening te accepteren op basis van vrijheid
van meningsuiting en actieve tolerantie.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders