34 300 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2016

Nr. 45 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 december 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 23 november 2015 over de geannoteerde agenda OVSE Ministeriële Raad 3 en 4 december 2015 (Kamerstuk 34 300 V, nr. 42) en over de brief van 19 december 2014 over het verslag van de OVSE Ministeriële Raad van 4-5 december 2014 (Kamerstuk 34 000 V, nr. 48).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 november 2015 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 december 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van de Minister over de OVSE Ministeriële Raad van 2014 en 2015. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

In de brief van 23 november 2015 valt te lezen dat het de vraag is of tijdens aanstaande Ministeriële Raad consensus kan worden bereikt over een politieke verklaring over Europese Veiligheid, alsmede een overeenstemming over een Oekraïneverklaring. De leden van de VVD-fractie vragen op welke onderwerpen de onderhandelingen over een politieke verklaring over Europese Veiligheid vastlopen? Kan de Minister aangeven welke landen daarnaast geen interesse hebben getoond om te werken aan een steunbetuiging voor Oekraïne? Welke middelen zet de OVSE in om toe te werken naar beide verklaringen?

Kan de Minister uitweiden over de coördinatie van de Trilaterale Contactgroep met Oekraïne en Rusland? Hoe zijn de contacten binnen deze groep momenteel te beschrijven? Wordt er gesproken tussen beide landen en in welke richting gaan die gesprekken?

De Minister schrijft dat overeenstemming, onder andere over een slotakte, mogelijk moet zijn binnen de OVSE, helemaal gezien het feit dat dit ook lukte tijdens de Koude Oorlog. Is de Minister met de leden van de VVD-fractie van mening dat behaalde resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst? Waarop baseert de Minister het vertrouwen dat ook dit keer overeenstemming zal worden bereikt?

Antwoord van het Kabinet:

Op het moment van schrijven zijn de voorbereidingen van de Ministeriële Raad nog gaande met onderhandelingen over onder andere de politieke verklaring over Europese veiligheid. Gezien de huidige gepolariseerde verhoudingen binnen de OVSE over onder andere Oekraïne, de zogenaamde bevroren conflicten, acquis en ervaring uit voorgaande jaren, lijkt de kans op consensus niet groot. Er is overigens geen sprake van onderhandelingen over een slotakte. Nederland zal zich desalniettemin in de onderhandelingen blijven inzetten voor een solide politieke verklaring. Dit geldt ook voor een verklaring over Oekraïne waarin steun voor het werk van de OVSE Special Monitoring Mission in Oekraïne (SMM) en de OVSE-rol in de Trilaterale Contact Groep (TCG). Ook hiervoor is de kans op consensus gering, gegeven de tegengestelde visies op de aard en oorzaken van deze crisis.

Deze crisis en de tegengestelde visies drukken een stempel op de dialoog en samenwerking in de OVSE, maar de OVSE is en blijft het platform bij uitstek om de dialoog en samenwerking gaande te houden. Gewaarborgd moet worden dat de organisatie deze functie ook in de toekomst kan blijven vervullen. Zoals het Kabinet in de geannoteerde agenda opmerkte, heeft de OVSE reeds bewezen onder moeilijke omstandigheden tot resultaten te kunnen komen. Een groot aantal vraagstukken vergt een gezamenlijke aanpak in de wereld van vandaag, zoals terrorismebestrijding, cyber, conflictpreventie en mensenrechten, inclusief fundamentele vrijheden. Alle deelnemende Staten zijn belanghebbende bij deze zogeheten «comprehensive approach» van veiligheid die de OVSE kenmerkt. Nederland zet zich hiervoor dan ook in.

De Trilaterale Contactgroep (TCG) bestaat uit vertegenwoordigers van Oekraïne, Rusland en de Speciaal Vertegenwoordiger van de OVSE Chairman in Office (CiO). Deze Groep is opgezet om een dialoog te faciliteren tussen Rusland en Oekraïne over het conflict in Oekraïne. De separatisten worden door Oekraïne niet formeel erkend en zitten daarom in informele vorm aan. Onder de paraplu van deze TCG zijn sinds mei jl. vier werkgroepen opgezet over veiligheid, politieke processen, economisch herstel en humanitaire zaken. Deze worden voorgezeten door vertegenwoordigers van de OVSE, Duitsland en Frankrijk en richten zich op het verder uitwerken van de in Minsk gemaakte afspraken.

Door de samenstelling en structuur is de TCG in potentie een nuttige aanvulling op hoog politiek overleg in het Normandië-formaat (Duitsland, Frankrijk, Rusland, Oekraïne). In praktijk is het resultaat van de TCG wisselend. De Russische Federatie frustreert regelmatig het overleg in de TCG door te blijven eisen dat de separatisten toch formeel erkend worden. Bovendien wisselt de Russische Federatie met grote regelmaat de afgevaardigde vertegenwoordiger waardoor het moeilijk is concrete afspraken te maken. De komende periode gaat het allereerst om volledige wapenterugtrekking volgens een specifiek tijdpad. Daarnaast is het van groot belang het eens te worden over het houden van lokale verkiezingen (volgens Oekraïens recht) in de gebieden onder controle van de separatisten. Daarbij gaat het ook om de instelling van een speciale status voor deze gebieden en bepaling van amnestie voor sommige personen uit deze gebieden, met uitzondering van de daders van MH17. De posities van de partijen liggen zeer ver uiteen wat betreft de volgorde en criteria van al deze stappen. De contacten tussen de partijen blijven hierdoor gespannen. Op het gebied van economisch herstel en humanitaire zaken wordt ingezet op vertrouwenwekkende maatregelen zoals ontmijning, waar beide zijden van het conflict belang bij hebben. In de coördinatie hiervan heeft de OVSE een zichtbare toegevoegde waarde.

Wanneer we kijken naar het migratievraagstuk, wordt geschreven over de momenteel gaande gedachtewisseling over dit onderwerp. Kan de Minister aangeven wat tot nu toe is besproken? Voor welke punten maakt de Nederlandse delegatie zich sterk voor het migratievraagstuk? En welke rol speelt de OVSE momenteel precies bij de migratieproblematiek?

Antwoord van het Kabinet:

Migratie behoort niet tot de kerncompetenties van de OVSE, maar de organisatie kan, op basis van grote kennis en ervaring op flankerende dossiers, een bescheiden rol spelen. Het betreft de bestaande competenties van de OVSE zoals training op het gebied van grensbewaking, training van politie, het voorkomen en bestrijden van mensenhandel, en het tegengaan van haatmisdrijven en «hate speech» (richting vluchtelingen). Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda zal in maart 2016 in Rome een zogenoemde «OSCE Security Day» over migratie worden georganiseerd waar verder gesproken zal worden over een OVSE-rol ten aanzien van dit onderwerp, en coördinatie met andere organisaties. Nederland zet er in de discussies op in dat afspraken over terug- en overname niet worden afgezwakt.

De Minister geeft aan dat Nederland bij het Addendum op het Gender Actie Plan blijft toezien dat de tekst voldoet aan afspraken over gender gemaakt in internationale fora. Op welke wijze ziet Nederland hier op toe? Voeren wij hierover onderhandelingen?

Antwoord van het Kabinet:

Nederland heeft in EU-verband benadrukt dat een addendum op het Gender Actieplan uit 2004 de ontwikkelingen van de afgelopen periode zal moeten reflecteren. In dit kader heeft Nederland in het bijzonder gewezen op recente internationale afspraken over geweld tegen vrouwen, VNVR resolutie 1325, seksueel geweld in conflictsituaties en de rol van mannen en jongens. De EU-positie is op deze wijze geformuleerd. NL zal deze EU-inzet bewaken en indien nodig bereid zijn om met betrekking tot deze tekst in een kleinere groep van eensgezinden op te treden.

Op het gebied van Cyber Security schrijft de Minister dat er een «gerede» kans bestaat dat in Belgrado overeenstemming bereikt wordt over een tweede set vertrouwenwekkende maatregelen. De VVD vraagt of de Minister kan aangeven waarop deze gerede kans gebaseerd is?

Antwoord van het Kabinet:

Ondanks de expliciete bereidheid van de meest betrokken staten om tot een vergelijk te komen, zijn er tijdens een extra bijeenkomst in Wenen nog enkele nieuwe en onverwachte bezwaren ter tafel gekomen en werd met name vanuit de Russische Federatie niet de vereiste wil tot compromis getoond. Daardoor kon er geen overeenstemming bereikt worden. De onderhandelingen over de tweede set vertrouwenwekkende maatregelen zullen waarschijnlijk volgend jaar worden voortgezet.

In de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken op 19 december 2014, wordt verslag gedaan over de Ministeriële Raad van 2014 en gesproken over de ambities op de Politiek-Militaire veiligheidsdimensie. De EU zou getracht hebben de verplichtingen te laten evolueren maar is daar niet in geslaagd. Kan de Minister aangeven waarom dit niet gelukt is? Waar schort het aan bij de overleggen? En hoe denkt de Minister dat er aankomende Ministeriële Raad naar gekeken zal worden?

Antwoord van het Kabinet:

De politiek-militaire dimensie in brede zin heeft te lijden van de impasse in de betrekkingen tussen het Westen en Rusland. Dit treft de voortgang in dossiers die strikt genomen buiten de OVSE vallen, zoals het verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa en het Open Skies Verdrag, evenzeer als binnen de OVSE: het Weens Document en op het gebied van de omgang met en vernietiging van kleine en lichte wapens en voorraden conventionele munitie. Bij de Ministeriële Raad in Belgrado worden, gegeven de nog steeds identieke politieke situatie, geen doorbraken verwacht.

In het kader van het Nederlandse voorzitterschap van het Forum voor Veiligheidssamenwerking is de actualisatie van het Weens Document van belang, zoals de Minister schrijft. Bestaan er al ideeën van Nederlandse zijde over deze actualisatie? Zo ja, wat zijn punten waarop ingezet gaat worden?

De maatregelen uit het Weens Document hebben hun beperkingen getoond in het conflict met Oekraïne. Kan de Minister dit punt toelichten? Op welke beperkingen wordt hier gedoeld en hoe zijn die aan het licht gekomen? Op welke wijze neemt Nederland deze punten mee in de actualisatie van het Weens Document? In hoeverre heeft dit document volgens de Minister daadwerkelijk bijgedragen aan vrede en veiligheid in Europa, vooral gezien de uitwisseling van militaire informatie per definitie altijd onvolledig is? Heeft dit document niet vooral symbolische waarde boven praktische?

Antwoord van het Kabinet:

Tot het eens per vijf jaar actualiseren van het Weens Document (WD) is besloten bij de jongste bijstelling ervan, in 2011. Sindsdien zijn er met enige regelmaat door verscheidene deelnemende Staten bijstellingsvoorstellen voor diverse hoofdstukken van het WD ingediend. Sommige van die voorstellen zijn contentieus, andere zijn dat minder. Ook Nederland heeft bijgedragen aan de pogingen tot actualisering/modernisering, zowel met een eigen voorstel als door ondersteuning van voorstellen van andere staten. Sinds enige tijd ligt evenwel de inhoudelijke bespreking van de ingediende voorstellen stil, vanwege de politiek gemotiveerde weigering van Rusland om aan een dergelijke discussie deel te nemen dan wel met voorstellen in te stemmen. Het streven van Nederland, ook gedurende ons voorzitterschap van het Veiligheidsforum, is daarom allereerst gericht op het hervatten van een werkelijke dialoog.

De beperkingen van het WD liggen voornamelijk in het feit dat de diverse mechanismen enerzijds zijn gebaseerd op vredessituaties respectievelijk op crises die zich ontwikkelen tussen twee of meer staten – en niet op een hybride situatie zoals die zich voordoet in Oekraïne. Anderzijds is het WD een «politiek» document, dat wil zeggen dat de bepalingen ervan geen juridische status of afdwingbaarheid hebben. Dit laatste element is uiteraard niet te ondervangen met tekstuele aanpassingen. Alleen een (hernieuwd) werkelijk politiek commitment biedt hier soelaas. In dat geval ontstijgt de waarde van het WD wel degelijk een symbolische. Het uitwisselen van militaire informatie – overigens slechts één aspect van het WD – voldoet over het algemeen wel degelijk aan de eisen en verwachtingen. Er bestaan bovendien mechanismen, ook binnen het WD, om die gegevens te verifiëren.

Kijkend naar de huidige situatie in Oost-Oekraïne, Transnistrië, Zuid-Ossetië, Abchazië en Nagorno-Karabakh, vragen de leden van de VVD-fractie tenslotte of het huidige budget voor de OVSE wel toereikend genoeg is voor de kwestie Europese Veiligheid. Graag een reactie van de Minister.

Antwoord van het Kabinet:

De begroting van de OVSE staat al jaren onder druk omdat een meerderheid van de deelnemende Staten geen verhoging voorstaat. In de praktijk betekent dit nominale nulgroei. Sinds het jaar 2007 is de begroting telkens gedaald. Met de oprichting van de Special Monitoring Mission voor Oekraïne (waarvoor een apart fonds moest worden ingesteld) is de financiële ruimte voor de hoofdbegroting van de OVSE nog beperkter. Nederland draagt naar vermogen bij aan de OVSE (negende vaste contribuant) en behoort tot de grotere donoren van de SMM in Oekraïne.

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda en het verslag van de vorige Ministeriële Raad. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen hieromtrent.

Ontwikkelingen binnen de OVSE en politieke verklaringen:

De leden van de PvdA-fractie onderkennen het belang van de OVSE als grootste regionale veiligheidsorganisatie en als forum voor dialoog tussen OVSE-landen. Tegelijkertijd delen zij de zorgen van de regering omtrent de polarisering binnen de organisatie. Juist nu een gemeenschappelijke koers nodig is, blijkt dit een uitdaging. Zij vragen welke openingen de Minister ziet om een gemeenschappelijke koers binnen de OVSE te bevorderen. De politieke verklaringen over Europese veiligheid zijn een belangrijk punt in dit kader. Vorig jaar is het niet gelukt tot een verklaring te komen en de leden vragen de Minister nader in te gaan op het speelveld en de verwachtingen voor deze Ministeriële. Met name steun van alle OVSE-leden voor de Special Monitoring Mission in Oekraïne is van groot belang.

Antwoord van het Kabinet:

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar het uitgebreide antwoord op de eerste vragen van de VVD-fractie op pagina 2.

Overige besluitvorming:

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister nader toe te lichten waar volgens hem de meerwaarde van de OVSE ligt wat betreft overstijgende onderwerpen als migratie.

Antwoord van het Kabinet:

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie over migratie op pagina 3.

Zij steunen de inzet wat betreft het addendum op het Gender Actie Plan. Zij vragen tevens te reflecteren op wat het Helsinki+40-proces – nu het wordt afgesloten – concreet heeft opgeleverd en welke lessen we er voor de toekomst uit kunnen trekken.

Antwoord van het Kabinet:

Vooral het Zwitserse voorzitterschap (2014) heeft zich ingespannen om vorm te geven aan het Helsinki+40-proces, onder andere door een tiental coördinatoren aan te stellen op deelonderwerpen. Door de crisis rondom Oekraïne is het proces, buiten een aantal informele bijeenkomsten, vrijwel stil komen te liggen. Wel heeft afgelopen juli in Helsinki een «Informal High Level Event» plaatsgevonden, waar ook de OVSE Parlementaire Assemblee aan bijdroeg. Het proces heeft echter niet geleid tot concrete besluitvorming. Zoals reeds vermeld in de geannoteerde agenda, blijven de onderliggende vragen van het Helsinki+40- proces relevant en Nederland zal er dan ook op toezien dat deze op tafel blijven en zal het Duitse voorzitterschap steunen in de voortzetting van de dialoog terzake.

In dit kader vragen deze leden de Minister of hij het aankomende Ischinger-rapport van het «Panel of Eminent Persons» ziet als een positieve stap en zo ja of hij mogelijkheden ziet overeenstemming hierover te bereiken.

Antwoord van het Kabinet:

Het (formeel onafhankelijke) Panel of Eminent Persons heeft pas recentelijk zijn eindrapport uitgegeven dat in de marge van de Raad wordt gepresenteerd door de voorzitter van het panel. Het bevat een analyse van de huidige problemen – bezien vanuit de diverse in de OVSE levende perspectieven – en een fors aantal aanbevelingen. Mijn oordeel over de inhoud behoud ik mij voor tot na nadere bestudering. Overigens beschouw ik het feit dat dit rapport is opgesteld, door dergelijke persoonlijkheden op het gebied van veiligheid, op zich als een waardevolle bijdrage aan de dialoog over de toekomst van de veiligheid en stabiliteit in Europa.

Eerste dimensie: politiek-militaire dimensie:

De leden van de PvdA-fractie delen de inzet van de regering om voortgang in dit kader, hoe moeilijk ook, te proberen te bewerkstelligen. Vertrouwenwekkende maatregelen en dialoog zijn cruciaal omdat de risico’s op incidenten of andersoortige confrontaties tussen OVSE-leden toenemen. Deze leden vragen de Minister om nader in te gaan op het functioneren van het bestaande instrumentarium aan vertrouwenwekkende maatregelen en in welke mate de lidstaten deze afspraken naleven. Ook vragen zij de Minister in te gaan op mogelijkheden om de OVSE in meer gevallen of op andere wijze in te zetten. In hoeverre zou de OVSE bijvoorbeeld een rol kunnen spelen bij het herstel van communicatie en samenwerking tussen de NAVO en Rusland?

Antwoord van het Kabinet:

Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik gaarne naar de beantwoording van de vragen door leden van de fractie van de VVD op pagina 2. Met betrekking tot de laatste twee volzinnen het volgende. Zoals ook de crisis in/rond Oekraïne heeft aangetoond, beschikt de OVSE over diverse crisisbeheersende mogelijkheden. Sommige daarvan zijn expliciet opgenomen in het Weens Document (WD), andere vloeien voort uit bijvoorbeeld de politieke verantwoordelijkheden die vooral de Chairman in Office (CiO) en ook de Secretaris-Generaal hebben. De inzet van speciale gezanten, ondermeer ter aanjaging van het Minsk-proces en de Trilaterale Contactgroep, zijn hiervan sprekende voorbeelden. Ook de creatie van de SMM komt voort uit de algemene politieke verantwoordelijkheid van de OVSE en zijn instellingen. Hiervoor bestond geen blauwdruk.

De OVSE is de organisatie bij uitstek om de dialoog te voeren tussen alle deelnemende Staten, dus ook tussen de NAVO-Bondgenoten en Rusland. Ik ben een groot voorstander van het ten volle gebruiken van die dialoog, waar deze immers zovele onderwerpen van gemeenschappelijk belang omvat. Die dialoog geschiedt wel à 57 en is daarmee minder geschikt voor onderwerpen die uitsluitend thuis horen tussen NAVO en Rusland. De NAVO-Rusland dialoog is bovendien afhankelijk van de interne NAVO-besluitvorming over hervatting ervan. Overigens zijn er op het niveau van SG en plv. SG NAVO nog altijd contacten met Rusland, maar in het raamwerk van de NAVO Rusland Raad wordt niet gesproken. Nederland is voorstander van hervatting van dat gremium, maar daarover bestaat binnen de NAVO geen consensus.

Derde dimensie:

De leden van de PvdA-fractie waarderen en ondersteunen de Nederlandse inzet voor het bevorderen van afspraken over fundamentele vrijheden in OVSE-kader en het waarborgen van de universele mensenrechten. Helaas zien zij net als de Minister dat een groot aantal OVSE-leden nog een lange weg te gaan hebben op dit vlak. Zij vragen in het bijzonder aandacht voor de precaire situatie van mensenrechtenverdedigers in OVSE-leden als Wit-Rusland, Azerbeidzjan en Rusland. De leden van de PvdA-fractie vernemen tevens dat de onafhankelijkheid en autonomie van de drie instituties onder vuur ligt van sommige OVSE-leden. Zij vinden dit zeer zorgelijk en steunen dan ook de inzet van de Minister om het gewaardeerde werk van de veldmissies en autonome instellingen – zoals de onafhankelijke verkiezingswaarnemingsmissies en onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen op de Krim – te waarborgen.

Oekraïne:

De leden van de PvdA-fractie maken zich onverminderd zorgen over de situatie in Oost-Oekraïne. Hoewel het Minsk-akkoord voor enige stabiliteit heeft gezorgd, neemt het aantal schendingen van het staakt-het-vuren recent toe en lijkt voor de langere termijn een nieuw «frozen conflict» nauwelijks te vermijden. De sabotage van de energievoorziening naar de Krim en de (dreiging van) tegenmaatregelen rond gasleveranties aan Oekraïne wijzen ook op aanhoudende spanningen. Deze leden vragen de Minister op welke wijze de Ministeriële gebruikt wordt deze spanning te verminderen en naleving van de Minsk-akkoorden te bevorderen. Zij vragen tevens welke verwachtingen de Minister heeft voor de in het kader van Minsk-2 afgesproken decentralisaties en lokale verkiezingen in Oost-Oekraïne.

Antwoord van het Kabinet:

Het Kabinet herkent zich in de zorgen over de recente schendingen van het staakt-het-vuren, maar zou niet van een trend naar een «bevroren conflict» willen spreken. Juist bijeenkomsten zoals de OVSE Ministeriële voorkomen een dergelijke ontwikkeling. Niet alleen de inhoud maar ook de timing is ditmaal zeer belangrijk. De bijeenkomst in Belgrado maakt het mogelijk om de recentelijk toegenomen conflictintensiteit op hoog niveau te bespreken en ondersteunt de voorbereiding van het overleg in Normandië-formaat later deze maand.

Decentralisatie is een belangrijk onderdeel van de hervormingsagenda in Oekraïne, niet alleen onder de Minsk-afspraken maar ook voor bestuurlijke en economische ontwikkeling van regio’s in het hele land. Bij mijn bezoek aan Kiev in november heb ik hierover ook gesproken met de Oekraïense autoriteiten. Dit kwam ook aan de orde tijdens het recente bezoek van president Porosjenko aan Den Haag. Er ligt momenteel een voorstel voor een grondwetswijziging voor aan het Oekraïens parlement waarin wordt verwezen naar een aparte wet die de uitvoering van een speciale status voor lokaal zelfbestuur voor de Donbasregio’s regelt. De mogelijke verstrekking van een dergelijke status is een impopulaire maatregel onder een groot deel van de Oekraïense bevolking. Toch zou de goedkeuring van deze grondwetswijziging een belangrijke stap vormen in het grotere politieke proces, waarvan ook lokale verkiezingen in de Donbasregio’s deel uit maken op basis van het Oekraïens recht, volgens OVSE-standaarden en met waarneming door OVSE-verkiezingswaarnemers. Deze verkiezingen zijn nodig om legitieme vertegenwoordigers van deze regio’s aan te wijzen. De terugtrekking van zware wapens en troepen is zeer belangrijk om de veiligheid te garanderen die nodig is om een stembusgang te laten plaatsvinden.

Moldavië:

De leden van de PvdA-fractie vragen aandacht voor de oplopende spanningen in OVSE-lid Moldavië. Een gecombineerde financiële en politieke crisis dreigt het land verder te destabiliseren. In de woorden van de Oekraïense premier Jatsenjoek zou de situatie zelfs «de fragiele stabiliteit van de hele regio kunnen ondermijnen». Deze leden vragen de Minister naar zijn oordeel over recente ontwikkelingen in Moldavië, de risico’s die hiermee verbonden zijn en welke rol de OVSE in dit verband kan spelen. Zij vragen de Minister om ook tijdens de Ministeriële aandacht voor de situatie te vragen.

Antwoord van het Kabinet:

Het kabinet is bezorgd over de politieke instabiliteit in Moldavië en volgt de situatie

nauwlettend. Moldavië kampt momenteel met een grootschalige bankencrisis als gevolg van mismanagement en een aanhoudend gebrek aan rechtsstatelijkheid. Het land is in de greep van enkele oligarchen, er heerst maatschappelijke onvrede over wijdverbreide corruptie en er is een gebrek aan structuren waarin dit effectief kan worden tegengegaan. De pro-EU koers heeft tot nog toe voor een groot deel van de bevolking geen verbetering van de welvaart opgeleverd. Veel burgers zijn teleurgesteld in de pro-EU partijen vanwege – wat wordt gezien als – politieke spelletjes en de macht van oligarchen binnen deze partijen. De eind oktober gevallen regering heeft hierop geen effectief antwoord kunnen geven, zodat de al eerder ontstane bankencrisis verergerd is door een democratisch en maatschappelijk deficit.

Frequente regeringswisselingen vertragen het parlementaire proces in Moldavië en daarmee een voorspoedige uitvoering van de hervormingsagenda die voortvloeit uit het EU-associatieakkoord. Moldavië heeft zich gecommitteerd aan deze agenda en zal nu de daad bij het woord moeten voegen. Dit is ook de boodschap die de EU inclusief Nederland tegenover de autoriteiten in Chișinău uitdraagt. De EU kan hierin een ondersteunende rol bieden, maar de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de Moldavische autoriteiten. Het EU-associatieakkoord is een instrument dat Moldavië richting geeft in het transitieproces naar een democratische rechtsstaat en markteconomie. Het akkoord schrijft een vergaande toenadering tot Europese standaarden voor op een veelvoud aan terreinen. Bevordering van stabiliteit, veiligheid en welvaart in Moldavië is niet alleen belangrijk voor Moldavië, maar tevens essentieel voor de stabiliteit aan de Oostflank van Europa. Hier is ook Nederland bij gebaat en daarom heeft de regering beslist om in Chișinău een Tijdelijk Zaakgelastigde te plaatsen in 2016.

De OVSE speelt een belangrijke rol in Moldavië aangezien het OVSE-kantoor in Chișinău zich inzet voor versterking van mensenrechten – in het bijzonder rechten van minderheden –, democratisering, rechtsstaatsopbouw en mediavrijheid in Moldavië. Daarnaast fungeert de OVSE als bemiddelaar binnen het zogenoemde «5+2-format» dat een platform biedt voor dialoog over een oplossing van de situatie omtrent Transnistrië. Het kabinet verwelkomt daarom de recente mandaatverlenging van de OVSE-presentie in Moldavië tot eind 2016.

Tadzjikistan:

De leden van de PvdA-fractie zijn tevens zeer bezorgd over de verslechterde politieke situatie in Tadzjikistan. Zij doelen met name op het eenzijdig verbreken van het vredesakkoord van 1997 door het regime-Rakhmon door de Islamic Revival Party of Tajikistan (IRPT) te verbieden en een groot aantal partijleden te vervolgen. Tevens is ook een OVSE-medewerker opgesloten. Zij vragen de Minister zijn zorgen hieromtrent uit te spreken en te pleiten voor een actieve rol van de OVSE om te voorkomen dat Tadzjikistan een eenpartijstaat wordt waardoor de interne en regionale stabiliteit verder in het geding zal komen.

Antwoord van het Kabinet:

Nederlandse betrekkingen met Tadzjikistan vinden hoofdzakelijk plaats in EU-context. De EU strategie voor Centraal-Azië is hierin leidend. De strategie onderstreept het belang van rechtsstatelijkheid en politieke vrijheden. Prioriteiten van de EU, en van Nederland, zijn onder meer vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en vereniging, en vrijheid van religie. Ondanks de beperkte bilaterale contacten tussen Nederland en Tadzjikistan deelt het Kabinet de zorgen over de verslechterde politieke situatie. Het verbieden van de Islamic Revival Party of Tajikistan is een zorgelijke ontwikkeling en vormt zeker op de lange termijn een bedreiging voor de stabiliteit in het land. Nederland steunt daarom de inspanningen van het OSVE kantoor in Doesjanbe, dat actief is op het gebied van alle OVSE dimensies en zich inzet voor de bevordering van mensenrechten en democratie.

Deelname Parlementaire Assemblee:

De leden van de PvdA-fractie brengen de Kamervragen over de OVSE Parlementaire Assemblee (ingezonden op 10 juli 2015) in herinnering waarin aandacht werd gevraagd voor het feit dat zes Russische parlementariërs niet deel konden nemen aan de jaarlijkse bijeenkomst van dit forum in Helsinki omdat hen een visum geweigerd was in verband met EU-inreisverboden. Deze leden vragen de Minister of er inmiddels voldoende afspraken zijn gemaakt, zowel in EU- als in OVSE-verband, zodat alle parlementariërs in de toekomst vrijelijk kunnen reizen naar bijeenkomsten van de Parlementaire Assemblee.

Antwoord van het Kabinet:

Sinds de antwoorden op de Kamervragen over de OVSE Parlementaire Assemblee van 10 juli jl. is zowel in EU- als OVSE-verband gesproken over de uitzonderingen op de reisbeperkingen die zijn ingesteld op grond van Raadsbesluit 2014/145/GBVB. Daarbij is geconstateerd dat de bestaande uitzonderingsgronden vastgelegd in artikel 1, lid 3, artikel 1, lid 4 en artikel 1, lid 6 voldoende voorzien in de mogelijkheid om een uitzondering te verlenen aan parlementariërs die willen deelnemen aan bijeenkomsten van de OVSE Parlementaire Assemblee. Het verlenen van een visum op grond van deze uitzonderingen blijft echter een nationale bevoegdheid van het land waarvoor het visum wordt aangevraagd, en de EU noch de OVSE kan hiertoe een verplichting instellen.

Inbreng SP-fractie

De leden van de SP-fractie vinden de OVSE een belangrijke organisatie, die met civiele middelen inzet pleegt ter voorkoming van conflicten en ter versterking van de stabiliteit. Ook in post-conflictsituaties kan de OVSE van grote betekenis zijn. Wel is er binnen de organisatie soms grote onenigheid waardoor besluitvorming wordt bemoeilijkt. In de brief schrijft de Minister dat de crisis rondom Oekraïne de veiligheid en samenwerking in de OVSE-regio verder heeft ondermijnd. Dat is zorgelijk. Kan de Minister hier nader op ingaan? Ziet de Minister aanknopingspunten om in te zetten op verbeterde samenwerking?

In de brief schrijft de Minister dat evenals vorig jaar wordt ingezet op een politieke verklaring over Europese veiligheid, waarin de fundamentele beginselen van de OVSE dienen te worden herbevestigd, maar dat het de vraag is of consensus kan worden bereikt over een politieke verklaring. De leden van de SP-fractie vragen de Minister aan te geven welke kwesties mogelijke consensus in de weg staan en of Nederland suggesties doet om alsnog tot consensus gekomen kan worden? Kan verder aangegeven worden waarom overeenstemming over een Oekraïne-verklaring eveneens moeizaam lijkt?

Antwoord van het Kabinet:

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u graag naar het uitgebreide antwoord op de eerste vragen van de VVD-fractie op pagina 2.

De Minister schrijft dat binnen de derde (menselijke) dimensie dit jaar wederom een besluit over martelingen aan de orde is. De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat marteling effectief bestreden wordt. Daarom vragen zij de Minister in te gaan op het besluit dat voorligt. Wat zal hier de Nederlandse inzet zijn? Is consensus op dit punt waarschijnlijk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord van het Kabinet:

In de derde dimensie zet Nederland zich via de EU in op een solide besluit om martelingen te voorkomen. De afspraken die de OVSE heeft over het bestrijden van martelingen dienen uitgebreid te worden. Nederland concentreert zich op het opnemen van referenties naar het voorkomen en bestrijden van gedwongen verdwijningen (enforced disappearances). De kans op consensus lijkt beter dan in 2014, maar wordt ook beïnvloed door hoe discussie over andere mensenrechtenonderwerpen loopt. Nederland is hoopvol maar geenszins zeker van een positief resultaat.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister verder te bevestigen of de niet-gouvernementele organisatie Glasnost Defence Foundation onlangs in Rusland is opgenomen in een register waardoor het nu als «buitenlandse agent» te boek staat? Hierop is kritiek geweest vanuit de OVSE, maar kan de Minister ook aangeven wat de organisatie precies kan doen tegen dit soort ontwikkelingen in een OVSE-lidstaat? Wat zijn de (potentiële) gevolgen voor de genoemde ngo nu het is geregistreerd als «buitenlandse agent»?

Antwoord van het Kabinet:

Op 20 november jl. is Glasnost Defence Foundation inderdaad door de Russische autoriteiten aan de lijst van zogenaamde «buitenlandse agenten» toegevoegd. Een registratie als «buitenlandse agent» gaat gepaard met aanvullende administratieve controles door de belastingdienst en het Ministerie van Justitie. De correcte afhandeling van dergelijke controles evenals het bij de rechter aanvechten van opname in de lijst kost zeer veel tijd en middelen, waardoor organisaties op de lijst in de praktijk ernstig worden belemmerd in de uitvoering van hun normale werkzaamheden. Volgens de Russische wetgeving rondom «buitenlandse agenten» zijn organisaties die op de lijst komen verplicht in al hun externe communicatie zichtbaar een referentie te maken naar hun registratie als «buitenlandse agent». Het voeren van het kenmerk «buitenlandse agent» heeft in de Russische maatschappij een zeer negatieve connotatie. Mede om die reden weigeren ngo’s dan ook principieel een dergelijke verwijzing te plaatsen, wat hen op hoge boetes komt te staan. Meerdere organisaties die op de lijst zijn gekomen, hebben zichzelf al dan niet door een combinatie van bovenstaande factoren, noodgedwongen moeten opheffen.

Naar inzicht van Nederland en de EU is de invoering van de Russische wetgeving rondom «buitenlandse agenten» dan ook een onderdeel van een kwalijke campagne van de Russische autoriteiten om een deel van het maatschappelijk middenveld te beknotten. De EU en Nederland blijven Rusland waar mogelijk aanspreken op zijn internationaalrechtelijke plicht om mensenrechten te eerbiedigen. De OVSE speelt daarin een bijzondere rol als platform voor dialoog, omdat juist de Helsinki-akkoorden van veertig jaar geleden de basis vormen voor het gesprek tussen Oost en West over de mensenrechten in Europa. Bij die dialoog vormen de OVSE-commitments, waar ook Rusland zich aan heeft verbonden en die zich duidelijk uitspreken over het recht op vereniging, het uitgangspunt.

Een aantal jaren geleden stond een mogelijke partnerschapsstatus van Libië op de agenda van de OVSE. De leden van de SP-fractie vragen de Minister wat op dit punt de laatste stand van zaken is? Is er overleg met Libië? Zo ja, met welke groep of groepen is dat dan?

Antwoord van het Kabinet:

Het is correct dat een aantal jaren geleden een mogelijke partnerschapsstatus van Libië op de agenda van de OVSE stond. Destijds bestond al geen consensus over dit mogelijke partnerschap, waarbij als belangrijkste argument genoemd werd dat geen sprake was van een duidelijke regering aan de zijde van Libië. De situatie in Libië is sindsdien niet verbeterd en dit onderwerp ligt op dit moment dan ook stil.

Naar boven