34 289 Regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees parlement en de Raad van 15 januari 2013, over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PbEU 2013, L 39) bij de wet regels te stellen ten aanzien van het aanbieden, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruiken van stoffen of mengsels die kunnen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, ten aanzien van vergunningverlening aan particulieren daaromtrent alsmede ten aanzien van het toezicht op de naleving en de handhaving van de bepalingen van de verordening;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. aanbieden:

aanbieden als bedoeld in artikel 3, punt vier, van de verordening;

b. binnenbrengen:

binnenbrengen als bedoeld in artikel 3, punt vijf, van de verordening;

c. gebruik:

gebruik als bedoeld in artikel 3, punt zes, van de verordening;

d. marktdeelnemer:

marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, punt negen, van de verordening;

e. Onze Minister:

Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

f. particulier:

een particulier als bedoeld in artikel 3, punt zeven, van de verordening;

g. persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, onderscheidenlijk verantwoordelijke:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder b, van de Wet bescherming persoonsgegevens;

h. precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt:

een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt als bedoeld in artikel 3, punt tien, van de verordening, alsmede een krachtens artikel 2, tweede lid, daartoe aangewezen precursor voor explosieven;

i. precursor voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt:

precursor voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt als bedoeld in artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de verordening, alsmede een krachtens artikel 2, tweede lid, daartoe aangewezen precursor voor explosieven;

j. verdachte transactie:

verdachte transactie als bedoeld in artikel 3, punt acht, van de verordening;

k. de verordening:

de verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PbEU 2013, L 39).

Artikel 2

  • 1. Deze wet is van toepassing op precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt en precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kunnen precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt en precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt worden aangewezen die, in aanvulling op de stoffen bedoeld in de bijlagen I en II behorende bij de verordening, vallen onder de werking van deze wet. Daarbij kunnen lagere grenswaarden worden vastgesteld dan de grenswaarden voor de stoffen die zijn vermeld in de bijlage I behorende bij de verordening en kunnen maximumconcentraties worden vastgesteld voor de stoffen die zijn vermeld in de bijlage II behorende bij de verordening.

Artikel 3

  • 1. Het is verboden precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aan te bieden aan een particulier.

  • 2. Het is een particulier verboden precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt binnen te brengen op het grondgebied van Nederland, in bezit te houden of te gebruiken.

  • 3. De verboden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing indien de particulier over een vergunning beschikt.

Artikel 4

  • 1. Onze Minister is bevoegd een vergunning als bedoeld in artikel 3, derde lid, te verlenen, te weigeren, te schorsen, in te trekken en daaraan voorschriften te verbinden.

  • 2. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 3. De vergunning wordt voor de duur van maximaal twee jaar verleend.

  • 4. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot:

    • a. het gebruik van de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt;

    • b. te nemen veiligheidsmaatregelen voor onder meer vervoer, opslag en gebruik van de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, onder meer ter voorkoming van gebruik door anderen dan de aanvrager;

    • c. te nemen maatregelen bij verdwijning of diefstal van de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt; of

    • d. de door de aanvrager te bewaren gegevens en bescheiden van de aankoop van de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt.

  • 5. Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kunnen modellen worden vastgesteld van de vergunning alsmede van andere ter uitvoering van de wet te gebruiken bescheiden.

Artikel 5

  • 1. Naast de gegevens, bedoeld in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, worden bij de aanvraag ten minste verstrekt:

    • a. het telefoonnummer van de aanvrager;

    • b. zijn e-mailadres;

    • c. het nummer van zijn identiteitsbewijs;

    • d. het adres waar de precursor voor explosieven zal worden opgeslagen dan wel zal worden gebruikt indien dat niet gelijk is aan het woonadres.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gesteld over:

    • a. de plaats waar de aanvraag wordt ingediend;

    • b. de wijze waarop de aanvraag wordt ingediend, en

    • c. welke bescheiden en gegevens in aanvulling op de gegevens, bedoeld in het eerste lid, bij de aanvraag worden verstrekt.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan worden bepaald dat voor de behandeling van een aanvraag om een vergunning een kostendekkende vergoeding is verschuldigd.

Artikel 6

  • 1. Onze Minister verleent een vergunning als bedoeld in artikel 3, derde lid, indien:

    • a. de aanvrager de gegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de bij ministeriële regeling vastgestelde bescheiden en informatie bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, heeft overgelegd;

    • b. de aanvrager een verklaring omtrent het gedrag heeft overgelegd als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens welke niet meer dan twee maanden oud is;

    • c. er naar het oordeel van Onze Minister geen redelijk alternatief voorhanden is voor het voorgenomen gebruik van de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, waarmee een vergelijkbaar effect wordt bereikt;

    • d. de aanvraag niet ziet op gebruik in de uitoefening van een beroep, het voorgenomen gebruik niet in strijd is met de wet en het voorgenomen gebruik naar het oordeel van Onze Minister proportioneel is om het voorgenomen doel te bereiken; en

    • e. geen vermoeden bestaat dat de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt door de aanvrager voor een ander doel zal worden gebruikt dan het voorgenomen doel.

  • 2. De vergunning wordt niet verleend indien dat noodzakelijk is ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen of om redenen van openbare orde. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gegeven over de toepassing van de eerste volzin.

Artikel 7

  • 1. De houder van een vergunning licht Onze Minister zo spoedig mogelijk in over wijzigingen van de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag van de vergunning zijn verstrekt.

  • 2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken, indien:

    • a. niet langer aan de voorwaarden voor afgifte van de vergunning wordt voldaan;

    • b. de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • c. de voorschriften van de vergunning niet in acht zijn genomen; of

    • d. niet is voldaan aan het eerste lid dan wel een vordering als bedoeld in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften gesteld bij artikel 5 van de verordening en de regels, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gesteld over de wijze waarop marktdeelnemers precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aanbieden aan particulieren, waaronder in elk geval regels over de vormgeving van de etiketten, bedoeld in artikel 5 van de verordening en over de controles die marktdeelnemers toepassen bij het aanbieden van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften gesteld bij artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de verordening.

  • 2. Artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de verordening is van toepassing op de melding van de op grond van artikel 2, tweede lid, aangewezen precursoren.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gesteld over de in het eerste en tweede lid bedoelde melding.

  • 4. Het is verboden te handelen in strijd met de regels, bedoeld in het derde lid.

Artikel 10

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij de verordening, of van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 11

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verbodsbepalingen en verplichtingen en van de verordening.

Artikel 12

  • 1. Onze Minister, of een krachtens deze wet of bij de Algemene Douanewet aangewezen toezichthouder, verstrekt op verzoek van de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, de persoonsgegevens bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel andere gegevens of bescheiden ten behoeve van de goede uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Politiewet 2012.

  • 2. Onze Minister, of een krachtens deze wet of bij de Algemene Douanewet aangewezen toezichthouder, verstrekt op verzoek van de commandant van de Koninklijke marechaussee de persoonsgegevens bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel andere gegevens of bescheiden ten behoeve van de goede uitvoering van de politietaak door de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 4 van de Politiewet 2012.

Artikel 13

  • 1. Onze Minister, of een krachtens deze wet of bij de Algemene Douanewet aangewezen toezichthouder, ontvangt de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel andere gegevens of bescheiden ten behoeve van een doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze wet, van:

    • a. de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, dan wel

    • b. de commandant van de Koninklijke marechaussee ten behoeve van de goede uitoefening van de politietaak, bedoeld in artikel 4 van de Politiewet 2012.

  • 2. Andere bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan Onze Minister, onderscheidenlijk een krachtens deze wet of bij de Algemene Douanewet aangewezen toezichthouder, de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel andere gegevens of bescheiden te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van en het toezicht op de naleving van deze wet.

Artikel 14

  • 1. Ten behoeve van de doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze wet worden persoonsgegevens verwerkt. Onze Minister is de verantwoordelijke voor deze verwerking.

  • 2. De persoonsgegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de bescheiden en gegevens die op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel c, zijn verstrekt, worden drie jaar bewaard, ook indien de vergunning wordt geweigerd.

  • 3. De persoonsgegevens dan wel andere gegevens of bescheiden die door de op grond van artikel 10 en 16 met het toezicht belaste ambtenaren verkregen zijn bij de uitoefening van hun taak, worden maximaal vijf jaar bewaard.

Artikel 15

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder 1°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Wet precursoren voor explosieven, artikel 3, eerste en tweede lid;

B

In artikel 1, onder 2°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Wet precursoren voor explosieven, de artikelen 4, vijfde lid, en 9, eerste lid;

C

In artikel 1, onder 4°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Wet precursoren voor explosieven, de artikelen 8, eerste lid, en 9, vierde lid;

D

In artikel 6, vierde lid, wordt na «Uitvoeringswet verdrag chemische wapens» ingevoegd: , artikel 3, eerste en tweede lid, van de Wet precursoren voor explosieven.

Artikel 16

In de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet, wordt onder B in de alfabetische rangschikking ingevoegd: – Wet precursoren voor explosieven.

Artikel 17

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Wet precursoren voor explosieven.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Naar boven