34 288 Wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 november 2015

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I.

ALGEMEEN

2

         

1.

Inleiding

2

2.

Achtergrond, doelstellingen en reikwijdte

3

 

2.1.

Achtergrond

4

 

2.2.

Doelstellingen

4

 

2.3.

Reikwijdte van de experimenten

5

     

De uitstalling

5

     

Logo’s van partijen en foto’s van kandidaten

5

     

Het stemmen met het nieuwe stembiljet

6

3.

De keuze voor experimenten

9

4.

Waarborgen in het verkiezingsproces

9

5.

Voorlichting

9

6.

Administratieve en financiële lasten voor overheid en burger

9

7.

Evaluatie

10

8.

Consultatie

10

         

II

Artikelsgewijs

10

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal. Graag willen zij een aantal opmerkingen maken en de regering een aantal vragen stellen.

Allereerst merken de leden van de VVD-fractie op dat zij op zichzelf het experimenteren met een nieuw model van het stembiljet een goede zaak vinden, want het tel- en stemproces moet worden verbeterd.

De leden van de VVD-fractie zijn, zoals bekend, groot voorstander van het elektronisch stemmen. Zij constateren dat dit wetsvoorstel het niet mogelijk maakt om te experimenteren met elektronisch stemmen en elektronisch tellen. Zij weten dat er na de commissie Van Beek een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal is ingesteld, die is gevraagd specificaties voor de stemprinter en de stemmenteller op te stellen. Deze Deskundigengroep zal in het voor jaar van 2016 haar werkzaamheden afronden. De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom er met het indienen van het onderhavige wetsvoorstel niet voor is gekozen om daarin ook al vast experimenten met elektronisch stemmen en tellen mogelijk te maken. Zijn er niet nu al in de markt veilige en betrouwbare stemprinters en stemmentellers om mee te experimenteren? Als de regering stelt dat het thans niet mogelijk is om te bepalen en te beschrijven waar elektronisch stemmen en tellen aan moet voldoen, dan zou in de wet toch al wel de basis daarvoor kunnen worden gelegd. Een en ander wordt ten slotte in lagere regelgeving nader uitgewerkt.

Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggend wetsvoorstel om het experimenteren met een nieuw stembiljet verder mogelijk te maken. Deze leden delen de mening dat het huidig stembiljet verbetering behoeft in de zin van hanteerbaarheid, toegankelijkheid voor kiezer met een visuele beperking en laaggeletterde kiezers. Gezien de al opgedane ervaring met het stembiljet zoals dat in «Model 1» is vormgegeven, achten deze leden de keuze voor dat model ook voor de hand te liggen. De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben de wet wijziging van de tijdelijke experi-mentenwet stembiljetten met belangstelling gelezen. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het doel van de ontwikkeling van een nieuw model stembiljet, dat beter toegankelijk is voor kiezers en dat gemakkelijker en sneller geteld kan worden.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Belangrijke voorwaarden zijn dat het stem-geheim gewaarborgd blijft en dat het zo mogelijk vereenvoudigd wordt om te stemmen. Deze leden hebben enkele vragen over het voorstel.

Het lid van de fractie-Klein heeft met interesse kennis genomen van de voor-genomen «Wijziging van de Tijdelijke Experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming voor experimenten met een nieuw stembiljet in het stemlokaal». De door de regering beoogde doelen – te weten het tellen van de stemmen makkelijker en sneller te laten verlopen evenals het toegankelijker maken van het stembiljet voor de kiezers, ook voor de laag-geletterde en de visueel gehandicapte kiezers – onderschrijft dit lid. De door de regering voorgestelde methode om de gestelde doelen te bereiken, te weten Model 1 zoals deze naar voren komt in de rapportage van een onderzoek- en testtraject uitgevoerd in 2012, kent volgens het lid van de fractie-Klein grote onvolkomenheden. Hij komt hier in het onderstaande op terug.

2. Achtergrond, doelstellingen en reikwijdte

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er drie modellen stembiljetten zijn, die voor het experiment in aanmerking komen, maar dat in het experiment, met model 1, waarbij de kiezer eerst op een lijst en vervolgens op een kandidaatsnummer stemt, zal worden gewerkt. Bij model 1 staat de naam van de kandidaat dus niet meer op het model vermeld. De kiezers treffen de namen van de kandidaten aan op lijsten die in het stemhokje aanwezig zijn. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de kiezers in het buitenland daar bij de EP-verkiezingen van 2014 al ervaring mee hebben opgedaan. Als geen keuze voor een kandidaat was gemaakt, ging de stem naar de lijsttrekker. De regering wil voor de kiezers in Nederland en de kiezers in het buitenland hetzelfde regime hanteren. De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het niet meer vermelden van de namen van de kandidaten op de stemformulieren voor kiezers een grote verandering is en dat kiezers daar vreemd tegen aan zullen kijken. Zij vragen de regering hier nader op in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af in hoeverre het nieuwe stembiljet al getest is op «gebruiksvriendelijkheid». Het komt de aan het woord zijnde leden voor dat bijvoorbeeld het twee keer moeten invullen van een hokje, hetgeen van de jarenlang bestaande praktijk afwijkt, tot problemen gaat leiden? Evenals het feit dat op het nieuwe stembiljet niet langer de namen van de kandidaten staan. Waaruit bestaat de tot nu toe opgedane (test)ervaring met model 1? Deelt u de mening dat het gebruik daarvan bij de buitenlandstemmers bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement, die per brief stemmen, nauwelijks vergelijkbaar is met het stemmen in een stemlokaal? Is er ervaring opgedaan met laaggeletterden die met een stembiljet zoals het nu voorziene model 1 hun stem hebben uitgebracht? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? En is er ervaring opgedaan met het feit dat dit stembiljet de kiezer uitnodigt tot het maken van twee keuzes namelijk het stemmen op een lijst en het stemmen op een kandidaat op die lijst. Zo ja, wat leverde deze ervaring aan informatie op? Het is de leden van de PvdA-fractie niet geheel duidelijk in hoeverre een kiezer behalve op een lijst ook op een kandidaat moet stemmen. Begrijpen deze leden het goed dat als er alleen op een lijst wordt gestemd, de stem geacht wordt te zijn uitgebracht op de lijsttrekker en dat die stem dan ook gewoon geldig is? Zo ja, wordt daarmee dan niet de facto het stemmen op lijsten mogelijk? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de bestaande wet- en regelgeving ten aanzien van ons op personen gericht kiesstelsel? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de regering het voornemen heeft te experimenteren met model 1. Zij vragen of het voorliggende wetsvoorstel ruimte biedt om ook te experimenten met de modellen 2 en 3, of ook met geheel andere modellen. Zo ja, acht de regering dat wenselijk?

2.1. Achtergrond

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering van mening is dat bij het invoeren van een nieuw model stembiljet niet gewacht moet worden op de besluitvorming over het stemmen met een stemprinter computer en het elektronisch tellen. Die mening delen zij. Maar dat neemt niet weg dat zij van mening zijn dat als er eenmaal voor een nieuw stembiljet is gekozen het de voorkeur geniet dat dat stembiljet ook geschikt is om geprint en elektronisch geteld te worden. In hoeverre is het stembiljet waarmee nu geëxperimenteerd gaat worden toekomstbestendig in de zin dat het straks eventueel ook gebruikt kan gaan worden voor de stemprinter?

2.2. Doelstellingen

De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat de verbetering van het stemproces voorop dient te staan. In de memorie van toelichting staat steeds de verbetering van het telproces voorop, wat naar het oordeel van deze leden leidt tot een zekere onevenwichtigheid in het voorstel.

Bij de verkiezing voor het Europees Parlement in 2014 is voor het eerst geëxperimenteerd met een nieuw model stembiljet voor een beperkte groep kiezers, namelijk de kiezers in het buitenland. Op grond van de evaluatie van dit experiment stelt de regering nu voor ook experimenten met het bedoelde stembiljet in het stemlokaal mogelijk te maken. De regering voert onder meer het lage aantal van 0,23% ongeldige stemmen bij het genoemde experiment aan. Hoeveel procent van de stemmen was ongeldig bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen, zo vragen deze leden.

Met model 1 zijn goede ervaringen opgedaan tijdens het experiment in mei 2014, bij de verkiezingen voor het Europees Parlement voor de kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat de omstandigheden voor kiezers in het buitenland en voor kiezers in het stemlokaal op belangrijke aspecten niet vergelijkbaar zijn. Bij briefstemmen vanuit het buitenland hebben kiezers immers in hun vertrouwde omgeving ruim de tijd om een biljet te bestuderen en in te vullen. Onderkent de regering het risico, dat er meer fouten gemaakt zullen worden bij experimenten in het stemlokaal, omdat mensen in een stemhokje meer tijdsdruk ervaren?

Overigens zijn deze leden er ook niet van overtuigd, dat het nieuwe model stembiljet (model 1) ook in het stemlokaal zal leiden tot vermindering van het aantal ongeldige stemmen. Voor één geldige stem zullen immers twee stemvakjes ingekleurd dienen te worden. Verder bestaat de mogelijkheid, dat een stem wordt uitgebracht op kandidaatnummer 45, terwijl de betreffende lijst slechts 44 kandidaten telt. Hoe beoordeelt de regering de kritiek, dat aan de kiezer een stembiljet wordt aangeboden waarop de meerderheid van de keuze- of invulmogelijkheden naar niet bestaande kandidaten verwijzen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering niet nauwkeurig ingaat op het door de Afdeling advisering van de Raad van State gemaakte punt dat een deel van de verbetering van het aantal geldig uitgebrachte stemmen toegeschreven dient te worden aan het feit dat er met een verkeerde kleur pen is gestemd. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of er niet toch meer duidelijkheid over is te geven welk deel van de stemmen bij eerdere verkiezingen ongeldig was vanwege de kleur waarmee de stem was aangegeven op het stembiljet. Is het verschil vervolgens nog wel als significant te zien?

2.3. Reikwijdte van de experimenten

De uitstalling

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre wordt overwogen om bij verschillende verkiezingen met een ander model te werken? Deze leden zouden daar zelf niet zo’n voorstander van zijn. Dat vergroot namelijk de duidelijkheid voor de kiezers niet. En daar komt bij dat zij zich afvragen of de handelwijze waarbij de kiezers het stembiljet niet uitgereikt krijgen, maar de kiezers dat biljet zelf uit een uitstalling moeten pakken wel zo veilig en efficiënt is. Is er bijvoorbeeld in het stemhokje wel voldoende ruimte om verschillende stembiljetten uit te stallen? Hoe wordt gegarandeerd dat er altijd voldoende stembiljetten van alle lijsten in de stemhokjes aanwezig zijn? Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat een kiezer niet meer stembiljetten uit de uitstalling neemt dan hij echt nodig heeft? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de SP-fractie vragen wat het voordeel is van twee verschillende stembiljetten in een uitstalling. Hoe kan op deze manier het stemgeheim op een goede manier worden gewaarborgd?

Logo’s van partijen en foto’s van kandidaten

Partijlogo’s en foto’s van kandidaten worden bij het experiment met een nieuw stembiljet betrokken, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast. Het plaatsen van foto’s op het stembiljet kan invloed hebben op het stemgedrag van kiezers. De Kiesraad merkt dat ook op. Het komt deze leden voor dat de foto’s van de kandidaten allemaal aan dezelfde eisen moeten voldoen. Dat is het meest neutraal. Hoe wordt dat bereikt? Komen de eisen die gelden voor de Nederlandse reisdocumenten en die zijn vastgelegd in de zogenaamde Fotomatrix Model 2007 daarvoor het beste in aanmerking? Is de regering voornemens om deze over te nemen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen uit het wetsvoorstel dat het nieuwe stembiljet zelf niet geschikt is voor het opnemen van de namen van de kandidaten of het afbeelden van foto’s van de kandidaten. Deze informatie wordt op andere wijze beschikbaar gesteld. Moeten de aan het woord zijnde leden zich voorstellen dat in het stemhokje zelf wel complete lijsten al dan niet voorzien van foto’s te zien zullen zijn? Zo nee, hoe moeten deze leden zich dat dan wel voorstellen?

Zullen kandidaten straks verplicht worden om met een foto op de stemlijsten te komen staan? Zo ja, betekent dat als iemand geen foto van hemzelf wil laten opnemen, dat deze persoon dan ook geen kandidaat bij verkiezingen kan zijn?

De Kiesraad en Raad van State wijst er op dat het plaatsen van foto’s op het stembiljet invloed kan hebben op het stemgedrag. Geldt dat ook voor het aanwezig zijn van foto’s op stemlijsten in of om het stemhokje? Zo ja, waarom en acht de regering dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn blij met het voornemen dat een logo van de partij wordt opgenomen op het stembiljet. Wel is de fractie benieuwd naar de overwegingen van de meerwaarde om ook foto’s van de kandidaten op het stembiljet te plaatsen. Daarnaast willen deze leden graag weten waarom in overweging wordt genomen om niet alle kandidaten op een lijst hetzelfde te vermelden.

Het lid van de fractie-Klein stelt vragen bij het voornemen om voortaan foto’s van kandidaten af te drukken op de kandidatenlijsten zodat de kiezer een «gezicht bij een naam krijgt», een soort «smoelenboek». Voor een fatsoenlijke presentatie van de kandidaten is het aannemelijk dat minimaal een pasfoto formaat (35 x 45 mm) noodzakelijk is. Anders zijn de personen slecht herkenbaar. Hoe denkt de regering een overzichtelijke presentatie te bereiken wanneer er honderden kandidaten met een foto moeten kunnen worden afgebeeld. In hoeverre strookt dit met het uitgangspunt dat de regering er naar streeft om de kiezer van een overzichtelijke en hanteerbare lijst te voorzien?

Het stemmen met het nieuwe stembiljet

De leden van de PvdA-fractie vragen of bij het stemmen met het stembiljet Model 1 op enigerlei wijze informatie bekend wordt over de leeftijd, woon-plaats of geslacht van de kandidaten. Zo ja, hoe dan en waarom is dat eigenlijk nodig? Vormt ook dit een onderwerp van een algemene maatregel van bestuur met voorhang?

De leden van de SGP-fractie constateren dat er bij model 1 voor een nieuw stembiljet twee stemmen uitgebracht dienen te worden. Juist omdat het gaat om een experiment, vragen deze leden zich af in hoeverre dit voor de kiezers verwarrend kan werken. Normaal gesproken zorgen twee stemmen op één biljet immers voor een ongeldige stem. Hoe wordt voorkomen dat kiezers hierdoor in verwarring komen, zeker omdat het bij contacten met inwoners van andere gemeenten duidelijk wordt dat er daar maar één stem uitgebracht kan worden?

Een tweede punt is dat lang niet alle lijsten bij verkiezingen tachtig namen bevatten. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of een stem op een nummer van een bepaalde lijst dat niet bestaat, dan als ongeldig dient te worden beschouwd. Of wordt in dat geval de lijststem als geldig gezien, waardoor de stem toch geldig is? Op welke wijze wordt dit in de wet geregeld? Of is dit alleen in het Tijdelijk experimentenbesluit geregeld? Moet dat niet uitdrukkelijk op het niveau van de wet zelf geregeld worden?

Hoe wordt voorkomen dat de kans op een ongeldige stem bij lijsten met meer kandidaten dan kleiner is dan bij lijsten met weinig kandidaten? Hoe wordt bijvoorbeeld concreet omgegaan met een stem die op nummer 60 van een lijst is uitgebracht, terwijl die lijst maar 50 kandidaten bevat? Wordt die stem ook geacht uitgebracht te zijn op de eerste kandidaat?

Het lid van de fractie-Klein is van mening dat de door de regering voorgestelde methode om de gestelde doelen te bereiken, te weten Model 1 zoals deze naar voren komt in de rapportage van een onderzoek- en testtraject uitgevoerd in 2012, grote onvolkomenheden kent. Is de regering het ermee eens dat deze methode onvolkomenheden bevat? De fractie-Klein ziet meer heil in een oplossing via de mogelijkheid van elektronisch stem-men. Deelt de regering deze mening?

Model 1 hanteert volgens het aan het woord zijnde lid een soort tweetraps-raket: kiezers moeten eerst een keuze maken voor een bepaalde politieke partij alvorens ze daarna een keuze moeten maken uit de kandidaten die op de lijst van die specifieke partij staan. Deze kandidatenlijsten staan overigens op het stembiljet enkel vermeld als nummers waarbij het vervolgens de bedoeling is dat de kiezer zelf aan de hand van een in het stemlokaal aanwezige lijst gaat opzoeken welke kandidaat bij welk nummer hoort.

De fractie-Klein vindt het een nobel streven dat er wordt gezocht naar een methode die het tellen van de stemmen vereenvoudigt, maar is van mening dat de taak van de kiezer er met deze methode allerminst duidelijker, makkelijker of overzichtelijker op wordt. Deze moet namelijk eerst een partij kiezen op het stembiljet, vervolgens dient hij op een grote lijst, die ophangt in het stemlokaal?, de juiste persoon te kiezen, waarna hij ten slotte het corresponderende nummertje moet aankruisen. Mijn fractie vraagt zich in eerste instantie af hoe de regering een dergelijke ingewikkelde procedure rijmt met het beoogde doel dat het stemproces makkelijker dient te worden. Daarnaast vraagt deze fractie zich ook af of die lijst met alle kandidaten inderdaad opgehangen wordt of als bijlage los in het stemlokaal aanwezig is. In het eerste geval: kan de regering zich voorstellen dat het niet eenvoudig is de «juiste» ophanghoogte te bepalen waardoor alle burgers deze lijst goed kunnen overzien? In het tweede geval, wanneer de lijst «los» in het stemlokaal ligt: in hoeverre is er volgens de regering dan sprake van een beduidend andere – betere – methode in vergelijking met de huidige gang van zaken waarbij de kiezer ook een dergelijk groot papier moet zien te hanteren? En wordt het dan niet gewoonweg allemaal ingewikkelder omdat men in deze nieuwe methode niet alleen deze lijst als vanouds moet hanteren maar ook nog eens een apart stembiljet moet invullen? Ten slotte: mocht het zo zijn dat door deze methode inderdaad het tellen van stemmen gemakkelijker is geworden, is de regering dan van mening dat deze «vooruitgang» opweegt tegen de «achteruitgang» met het oog op de kiezer en zijn gemak?

Daarnaast, met het oog op het feit dat de kiezer nu twee keer een vakje moet aankruisen, schuilen er volgens de fractie-Klein nog enkele addertjes onder het gras. Allereerst, is de regering zich ervan bewust dat, omdat kiezers eerst op een kandidatenlijst moeten gaan kijken welke kandidaat welk nummer precies heeft en vervolgens dit nummer moeten aankruisen op het stembiljet, een dergelijke tweetrapsraketmethode vergissingen uitlokt, simpelweg omdat de kiezer, wanneer hij het vakje aankruist, niet meer de naam van de kandidaat ziet staan? Is de regering in dit kader tevens van mening dat het voor de democratische legitimatie onwenselijk is dat kandidaten worden gereduceerd tot «een nummer»? Kan de regering zich ook voorstellen dat het «slechts aankruisen van een nummertje» een vervreemdend effect heeft op de kiezer? Is er onderzoek gedaan naar de effecten die dit «aankruisen van een nummertje» kan hebben op kiezers? En zo ja, wat zijn de resultaten van dit onderzoek?

In deze voorgestelde methode kan het bovendien voorkomen dat een kiezer enkel de eerste keuze maakt (enkelvoudig kiezen), dat wil zeggen dat hij enkel een voorkeur uitspreekt voor een partij zónder vervolgens ook een kandidaat aan te kruisen. De regering stelt voor om een dergelijke stem toch geldig te verklaren. Dit wordt dan omgebogen tot een stem op de lijsttrekker van die partij met als argument dat er anders «een ongelijkheid ontstaat met kiezers die niet mee doen aan het experiment. Wanneer deze stem als ongeldig wordt aangemerkt, geldt voor de kiezer die meedoet aan het experiment een extra grond waarop zijn stem ongeldig wordt verklaard, ten opzichte van de kiezer die niet meedoet aan het experiment.» In hoeverre is er volgens de regering sprake van een wedijver tussen de kiezer die wèl, en de kiezer die niet meedoet aan het experiment? Waarom acht de regering het wenselijk dat tussen beiden een vergelijking wordt gemaakt? Tevens argumenteert de regering dat het ook wenselijk is deze stem geldig te verklaren omdat «de kiezer aan de vormgeving van het stembiljet het gerechtvaardigde vertrouwen kan ontlenen dat hij een keuze voor alleen een lijst mág maken». In hoeverre is dit niet de wereld op zijn kop zetten? Zou het niet zo moeten zijn dat het stembiljet zo is opgesteld dat het voor de kiezer duidelijk is dat het de bedoeling is dat hij twee keuzes maakt en dat een enkelvoudige keuze op alleen een partij betekent dat de stem ongeldig is? Anders geformuleerd: is het volgens de regering een goede zaak wanneer de kiezer aan de vormgeving van het stembiljet het gerechtvaardigde vertrouwen kan ontlenen dat hij een keuze voor alleen een lijst mag maken? Is het volgens de regering niet wenselijk dat kiezers erop gewezen moeten worden dat ze twee keuzes dienen te maken?

Ook de gevolgtrekking dat, in het geval dat de kiezer slechts enkelvoudig kiest, zijn stem automatisch naar de lijsttrekker gaat, is volgens de fractie-Klein discutabel. Acht de regering de kans aanwezig dat een kiezer per ongeluk geen kandidaat geselecteerd heeft en tegelijkertijd in ieder geval niet voornemens was om op de lijsttrekker van die partij te stemmen? Is de regering van mening dat wanneer de stem van een kiezer op deze manier toch wordt toegewezen aan de lijsttrekker, dit een kwalijke zaak is? Heeft de regering een idee om hoeveel stemmen het hier naar alle waarschijnlijkheid zal gaan en wat daar het electorale resultaat van zou kunnen zijn?

De regering poneert dat door het toewijzen van deze enkelvoudige stem aan de lijstrekker «de keuze van de kiezer het beste wordt vertaald in de verkiezingsuitslag.» In hoeverre zou hier volgens de regering sprake kunnen zijn van sturing of invulling? Met andere woorden: in hoeverre gaat de regering hier te gemakkelijk ervan uit van men op deze wijze de keuze van de kiezer het beste vertaalt? Is dit niet te gemakkelijker geredeneerd en derhalve een potentieel gevaar voor het onafhankelijke stemproces? Is het wel een taak van de regering de stem van de kiezer op deze manier te interpreteren?

Bovendien zet de fractie-Klein grote constitutionele vraagtekens bij de nadruk die politieke partijen in deze methode krijgen. Meer specifiek: fractie Klein hekelt het principe dat men een stem uitbrengt op een partij (de eerste keuze die men maakt), en bovendien dat zelfs enkel een stem uitbrengen op een partij al een geldige stem kan opleveren. De voornaamste reden voor onze bezwaren schuilt in het feit dat deze methode strijdig is met de Grondwet. In deze Grondwet – en dan met name in de Artikelen 4 en 53 – wordt er gesproken van het kiezen van «leden voor het parlement» en niet van politieke partijen. In Nederland kennen we een «persoonstelsel», georganiseerd in lijsten. Dit betekent dat leden op persoonlijke titel worden gekozen in het parlement. Zij zijn weliswaar lid van een politieke partij en vertegenwoordigen vervolgens na hun verkiezing deze politieke partij in de Kamer, maar het is niet zo dat de zetels zijn toegewezen aan politieke partijen. Zij zijn toegewezen aan personen. Het principe van «politieke partijen» is zelf geeneens in onze Grondwet terug te vinden. Voor de democratische legitimering en voor het verkiezingsproces zijn zij geeneens noodzakelijk.

In het licht van deze feitelijke constateringen: hoe rijmt de regering dan het gegeven dat de door haar voorgestelde methode zo’n nadruk legt op politieke partijen en zelfs een stem op politieke partijen aanmerkt als een geldige stem terwijl deze methode duidelijk strijdig is met de Grondwet. Deelt de regering de mening van de fractie-Klein dat de regering op deze manier in feite een onrechtmatige methode voornemens is te hanteren? Deelt de regering de mening van de fractie-Klein dat de regering, doordat zij kiezers erop attendeert dat zij enkel op een partij mogen stemmen, een constitutionele misser begaat? Bovendien: de regering geeft in de memorie van toelichting zelf aan dat «in ons kiesstelsel wordt gestemd op personen en niet op lijsten». Erkent de regering niet dat de methode in tegenspraak is met deze door de regering zelf aangehaalde wettelijke afspraak? En: acht de regering het wenselijk dat met deze methode het hypothetisch mogelijk is dat geen enkel lid meer gekozen wordt in het parlement maar dat er enkel politieke partijen worden gekozen, iets wat grondwettelijk eigenlijk helemaal niet mogelijk is.

Kan de regering tevens ook aangeven waarom men in de situatie van fractiesplitsingen en hoofdelijke stemming het wel vanzelfsprekend vindt dat Kamerleden op persoonlijke titel worden aangesproken maar dat, wanneer het om verkiezingen gaat, men ineens politieke partijen als leidraad neemt. Erkent de regering dat hierin een inconsequentie schuilt?

3. De keuze voor experimenten

De leden van de CDA-fractie delen het uitgangspunt van de regering, dat terughoudendheid met experimenten gewenst is, omdat die kunnen leiden tot spanning met de beginselen van gelijkheid en rechtszekerheid.

4. Waarborgen in het verkiezingsproces

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het experimenten met het kiesrecht met de nodige waarborgen omringd dienen te worden.

De regering betoogt, dat logo’s en foto’s voor laaggeletterden een hulpmiddel kunnen zijn om de politieke groepering te herkennen waarop men wil stemmen. Eerder heeft de Afdeling advisering van de Raad van State erop gewezen, dat logo’s en foto’s een sturende werking kunnen hebben en mede kunnen bepalen op welke partij of kandidaat kiezers stemmen. Ook is bekend dat, meer in het algemeen, de vormgeving van en de informatie op een stembiljet het stemgedrag van kiezers kan beïnvloeden (memorie van toelichting, blz. 8). De leden van de CDA-fractie vragen de regering, of hiermee niet de verkiezingscampagne wordt voortgezet tot in het stemlokaal. Is dit niet strijdig met artikel J 36 van de Kieswet?

5. Voorlichting

De leden van de CDA-fractie vragen, hoe het voorlichtingsmateriaal voor kiezers in het buitenland zich verhoudt tot voorlichtingsmateriaal voor kiezers in het stemlokaal. De omstandigheden zijn toch geheel verschillend?

Wat betreft de informatievoorziening richting burgers heeft het lid van de fractie-Klein een vraag aan de regering. Op welke manier worden de kiezers in het voortraject, dus in aanloop naar de verkiezingen, van informatie voorzien? Krijgen zij dan twee lijsten opgestuurd? Graag ontvangt dit lid een uiteenzetting van de manier waarop kiezers van informatie worden voorzien en van de wijze waarop, in aanloop naar de stembus, de kandidaten aan hen worden gepresenteerd.

6. Administratieve en financiële lasten voor overheid en burger

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeveel gemeenten zal worden geëxperimenteerd met het nieuwe model stembiljet en hoeveel budget het Ministerie van BZK uittrekt voor de voorlichting.

Deze leden begrijpen, dat de verwachting is dat het nieuwe stembiljet de lasten zal verminderen omdat de stemopneming gemakkelijker en sneller zal kunnen verlopen. Wordt hiermee niet vooruitgelopen op de uitkomsten van het experiment, terwijl op dit punt inzicht wordt gevraagd in de kosten van het experiment, in termen van financiële en administratieve lasten?

Het lid van de fractie-Klein is een voorstander van, de ontwikkeling van, elektronisch stemmen. Kan de regering aangeven waarom er nu toch voor de introductie van deze methode gekozen wordt terwijl tegelijkertijd momenteel in opdracht van de regering de mogelijkheden van elektronisch stemmen onderzocht worden? Is de regering niet van mening dat hier nu dubbel werk verricht wordt? Kan de regering aangeven waarom men nu deze methode wil doorvoeren terwijl de kans groot is dat men er binnen afzienbare tijd weer vanaf stapt? Kan de regering een raming geven van de kosten van invoering van deze methode? In hoeverre vindt de regering deze uitgaven schappelijk en verantwoord met het oog op de toekomstplannen aangaande het invoeren van elektronisch stemmen?

7. Evaluatie

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het volgende. Voor de evaluatie is onder meer van belang wat de ervaringen van kiezers zijn met het nieuwe stembiljet en de kwaliteit van de voorlichting aan de kiezers. De leden van de CDA-fractie vragen of in dit verband ook wordt onderzocht of en in hoeverre het stemgedrag wordt beïnvloed door oneigenlijke factoren. Worden dit aspect ook betrokken in de evaluatie?

Acht de regering het mogelijk dat het experiment als mislukt moet worden aangemerkt, terwijl de kiezers de biljetten erg mooi vinden, erg handig om in te vullen en de stembureauleden de biljetten erg makkelijk vinden om te tellen, zodat ze ’s avonds tijdig weer thuis kunnen zijn?

8. Consultatie

De leden van de CDA-fractie constateren, dat de VNG en de NVVB hebben gevraagd om het mogelijk te maken dat er ook geëxperimenteerd wordt met het elektronisch tellen van stemmen. Deze leden vragen, of elektronisch tel-len mogelijk is bij de voorgelegde modellen van een nieuw stembiljet. Zo nee, waarom niet?

Biedt het voorliggende wetsvoorstel ruimte voor experimenten met elektro-nische stemmenprinters en stemmentellers? Zo nee, waarom niet?

Is het waar, dat er bij de recente herindelingsverkiezingen in de gemeente Nissewaard is geëxperimenteerd met elektronisch stemmen? Zo ja, is de regering bereid de evaluatie van dat experiment aan de Kamer te doen toekomen en daarover haar oordeel te geven?

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 2 Experimentenwet)

De leden van de PvdA-fractie vragen op grond van welke criteria de Minister van BZK de gemeenten aanwijst waar een experiment wordt gehouden.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Naar boven