Op 29 september j.l. vond in de Tweede Kamer de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen
34 285 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(VIII) voor het jaar 2015 (Incidentele suppletoire begroting inzake verwerving kunstwerk)
en 34 286 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het
jaar 2015 (Incidentele suppletoire begroting Maerten Soolmans en Oopjen Coppit) plaats,
waarna beide wetsvoorstellen aan het begin van de avond in stemming werden gebracht
en werden aanvaard.
De Voorzitter van de Eerste Kamer werd door de Ministers van Financiën en van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap benaderd met het verzoek beide wetsvoorstellen eveneens op 29 september
2015 te behandelen. Over dit verzoek heeft zij het College van Senioren geraadpleegd,
waarna zij tot de conclusie kwam dat er reglementair geen ruimte was de wetsvoorstellen
nog dezelfde dag plenair te agenderen. Wel werd de spoedeisendheid erkend en de Voorzitter
heeft, onder inroeping van artikel 56, lid 1 van het Reglement van Orde van de Eerste
Kamer, de wetsvoorstellen op 1 oktober j.l. onder voorbehoud geagendeerd voor plenaire
behandeling op 6 oktober en de commissies voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
Financiën verzocht heden mondeling eindverslag uit te brengen.
De beide genoemde commissies hebben hedenochtend gezamenlijk vergaderd en mondeling
eindverslag uitgebracht. De commissies wensen mondeling eindverslag uit te brengen
ten aanzien van wetsvoorstel 34 285 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(VIII) voor het jaar 2015 (Incidentele suppletoire begroting inzake verwerving kunstwerk)
onder het voorbehoud dat hedenmiddag bij de openbare beraadslaging kan worden ingegaan
op de inhoud van genoemd begrotingswetsvoorstel.
De vice-voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Schnabel
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave
De griffier voor dit verslag, Bergman