34 281 (R2059) Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Panama; Panama-Stad, 11 april 2015

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 september 2015.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 oktober 2015.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2015

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 11 april 2015 te Panama-Stad tot stand gekomen Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Panama (Trb. 2015, nr. 84).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.

Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 18 september 2015 over te leggen aan de Staten van Curaçao.

De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

Het onderhavige verdrag is het resultaat van besprekingen tussen de Curaçaose en Panamese luchtvaartautoriteiten. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van Panama om de luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Panama in een verdrag te regelen.

Artikelsgewijze toelichting

Het luchtvaartverdrag valt vanwege de liberale inhoud in de categorie «Open Skies», waarin voorzien wordt in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen.

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van dit luchtvaartverdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het recht om van, naar en via het grondgebied naar een aantal verder gelegen bestemmingen te vliegen in overeenstemming met de routetabel bij het verdrag, alsmede het recht om geregelde luchtdiensten van, naar en via hun wederzijdse grondgebieden te onderhouden.

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3, eerste lid, de aanwijzing voorzien van één of meer luchtvaartmaatschappijen per land en het recht om die aanwijzing in te trekken of te wijzigen. In het tweede lid wordt bepaald onder welke voorwaarden de in het eerste lid bedoelde autorisaties worden verleend.

Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen de in artikel 3 bedoelde autorisaties te onthouden of reeds verleende autorisaties te herroepen, op te schorten of aan condities te onderwerpen in de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a), b), c) en d) van het artikel.

Artikel 6 bevat de vrijstelling van douanerechten en andere gelijksoortige heffingen en belastingen van bagage en cargo die op doorreis zijn.

Artikelen 7, 8 en 9 bevatten bepalingen met betrekking tot de luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld indien Curaçao of Panama twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden artikel 8 en 9 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied op te schorten dan wel te staken. Verder wordt in de drie artikelen verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en Panama in acht moeten worden genomen.

In artikel 10 wordt bepaald dat partijen Annex 9 van de ICAO regelingen inzake niet-toelaatbare en ongedocumenteerde passagiers en gedeporteerden in acht nemen om illegale immigratie tegen te gaan.

Artikel 11 bevat bepalingen omtrent gebruiksrechten.

Artikel 12, eerste lid, bevat een bepaling over volledige vrijstelling van invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten of andere nationale heffingen en belastingen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van Curaçao en Panama op basis van reciprociteit op grond van het nationaal recht van zowel Curaçao als Panama. Het voorgaande geldt niet voor onder andere de kosten op basis van service verleend bij aankomst, aan boord van vliegtuigen, brandstof, smeerolie, technische verbruiksmaterialen en reserve onderdelen inclusief motoren. Het derde lid bepaalt dat apparatuur, materialen en voorraden die gewoonlijk bewaard worden aan boord van een vliegtuig van een aangewezen luchtvaartmaatschappij alleen op het grondgebied van de andere partij mag worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van het betreffende grondgebied.

Artikel 13 bevat bepalingen ter vermijding van dubbele belasting.

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen te vergroten zijn in het verdrag bepalingen opgenomen met betrekking tot eerlijke mededinging (artikel 14), capaciteit (artikel 15), tarieven (artikel 16) oneerlijke concurrentie praktijken (artikel 17), valutaomrekening en overschrijving van inkomsten (artikel 18), commerciële activiteiten (waaronder verkoop en marketing van airservice producten) inclusief het vestigen van kantoren zowel online als offline (artikel 19).

Ingevolge artikel 21 kunnen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op ieder punt dat bij het uitvoeren van een bepaalde vlucht aangedaan wordt van vliegtuigtype en aantal wisselen.

Artikel 22 bevat een bepaling over grondafhandeling. Het eerste lid bepaalt dat beide partijen elkaars luchtvaartmaatschappijen machtigen om, naar keuze van elke luchtvaartmaatschappij, zijn eigen grondafhandeling te doen, de grondafhandeling van een andere luchtvaartmaatschappij of andere luchtvaartmaatschappijen te doen, zich met anderen te verenigen om een dienstverlenende entiteit te vormen, of een keuze te maken uit concurrerende dienstverleners. Het tweede lid bepaalt dat de luchtvaartmaatschappijen vrij zijn in hun keuze van de genoemde alternatieven. Zij zijn ook vrij om die alternatieven te combineren of te wijzigen. Het derde lid bepaalt dat van partijen altijd geëist wordt dat zij de nodige maatregelen (in acht) nemen om redelijke, op kosten gebaseerde prijzen en een eerlijke en gelijke behandeling van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij te garanderen.

In artikel 23 wordt de mogelijkheid van samenwerkingsverbanden geregeld. Het tweede lid bevat de verplichting voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen om bij een «code-sharing» met een luchtvaartmaatschappij van een ander land, het reizend publiek hierover duidelijk te informeren.

Het verdrag bevat verder de op luchtvaartgebied gebruikelijke bepalingen. Zo bevat artikel 28 een bepaling over consultaties en artikel 29 een regeling om geschillen via arbitrage te regelen.

Bijlagen

In de drie bijlagen, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormen, worden de commerciële rechten voor personenvervoer, charters en vrachtvervoer geregeld. In bijlage I, met daarin een routetabel, wordt bepaald dat er gevlogen kan worden van, naar en via elkaars grondgebied. Voorts wordt alle mogelijke commerciële afspraken tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen toegestaan. In bijlage II worden specifieke bepalingen voor chartervluchten benoemd en in bijlage III specifieke bepalingen over cargo service.

Bijlage 1 is, voor zover het de routes betreft, aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van bijlage I, voor wat betreft de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk, alleen voor Curaçao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven