34 276 Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L 359) en om uitvoering te geven aan de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (Wet uitvoering Common Reporting Standard)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 3 juli 2015 en het nader rapport d.d. 8 september 2015, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2015, no. 2015000983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L 359) en om uitvoering te geven aan de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (Wet uitvoering Common Reporting Standard), met memorie van toelichting.

Het voorstel van wet voorziet in de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU2 (hierna: de Wijzigingsrichtlijn) en van identificatie- en rapportagestandaarden (de zogenoemde Common Reporting Standard: CRS) die door de OESO zijn ontwikkeld voor de automatische uitwisseling van bepaalde financiële gegevens tussen staten.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een nadere toelichting op het voorstel en aanpassing ervan aangewezen. Bepaalde rekeningen en financiële instellingen, die een laag risico hebben om te worden gebruikt voor belastingontduiking, kunnen worden uitgezonderd van de verplichting tot gegevensverstrekking. Voor de aanwijzing van de rekeningen en instellingen die daarvoor in aanmerking komen ontbreekt echter een wettelijke grondslag en de toelichting maakt bovendien niet duidelijk om welke rekeningen en instellingen het gaat. Daarnaast schiet de transponeringstabel tekort, aangezien het voor een groot aantal onderdelen van de Wijzigingsrichtlijn zeer lastig is om na te gaan of en zo ja waar implementatie plaatsvindt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 juni 2015, nr. 2015000983, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 juli 2015, nr. W06.15.0175/III, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Inleiding

Het voorstel strekt ertoe «rapporterende financiële instellingen»3 te verplichten4 om met betrekking tot bepaalde «te rapporteren personen»5 bepaalde financiële gegevens inzake een «te rapporteren rekening»6 (bijvoorbeeld saldi van bankrekeningen die worden aangehouden door in het buitenland wonende personen), te verstrekken aan de Belastingdienst. De Belastingdienst wisselt deze gegevens vervolgens automatisch uit met de (lid)staat waar (in dit voorbeeld) de houder van de rekening woont.7 Bij het vaststellen of sprake is van een rekening waarover moet worden gerapporteerd, worden financiële instellingen verplicht om de in de Wijzigingsrichtlijn en in de CRS voorgeschreven identificatie- en rapportagestandaarden toe te passen.8 Voor het in Europa gelegen deel van Nederland vindt implementatie (van de Wijzigingsrichtlijn en de CRS) plaats in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) en daarop gebaseerde regelgeving. Voor de BES-eilanden vindt implementatie van de CRS plaats in de Belastingwet BES (BelBES).

1. Inleiding

Dit onderdeel geeft geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

2. Uitgezonderde rekeningen/niet-rapporterende financiële instellingen

De verplichting om aan de Belastingdienst gegevens te verstrekken geldt niet met betrekking tot gegevens over «uitgezonderde rekeningen»9 als bedoeld in de Wijzigingsrichtlijn. Bij deze uitgezonderde rekeningen gaat het, voor zover hier van belang, om «rekeningen met een laag risico om te worden gebruikt voor belastingontduiking».10 Deze rekeningen met een laag risico dienen volgens de Wijzigingsrichtlijn te zijn opgenomen op een lijst die uiterlijk 31 juli 201511 aan de Europese Commissie ter beschikking moet zijn gesteld.

Voorts geldt de verplichting tot gegevensverstrekking niet voor een «niet-rapporterende financiële instelling»12 als bedoeld in de Wijzigingsrichtlijn. Daarbij gaat het, voor zover hier van belang, om «entiteiten met een laag risico om te worden gebruikt voor belastingontduiking».13 Ook deze entiteiten met een laag risico dienen volgens de Wijzigingsrichtlijn te zijn opgenomen op de lijst voor de Europese Commissie.

De toelichting op het voorstel vermeldt dat Nederland uiterlijk 31 juli 2015 deze lijst met uitgezonderde rekeningen en entiteiten aan de Europese Commissie ter beschikking stelt.14

a. De Afdeling merkt op dat in de definitiebepalingen van «uitgezonderde rekeningen» en «niet-rapporterende financiële instellingen» weliswaar wordt verwezen naar deze door Nederland op te stellen lijst, maar dat daarmee nog geen wettelijke grondslag bestaat voor het aanwijzen van de rekeningen en entiteiten die op lijst komen. Deze grondslag en de criteria die daarbij dienen te worden gehanteerd, dienen alsnog in het voorstel te worden opgenomen. Voor het in Europa gelegen deel van Nederland dienen die criteria overeen te komen met de in de Wijzigingsrichtlijn gehanteerde criteria.15 Voor de BES-eilanden is die overeenstemming met de Wijzigingsrichtlijn niet noodzakelijk (aangezien de verplichtingen van de Wijzigingsrichtlijn niet gelden voor de BES-eilanden), maar lijkt die overeenstemming wel de bedoeling van het voorstel te zijn (door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de voor het in Europa gelegen deel van Nederland geldende definities van «uitgezonderde rekeningen» en «niet-rapporterende financiële instellingen»).

De Afdeling adviseert bedoelde grondslag en criteria, zowel voor het in Europa gelegen deel van Nederland als voor de BES-eilanden, in het voorstel op te nemen.

b. Daarnaast merkt de Afdeling op dat de toelichting niet duidelijk maakt om welke uitgezonderde rekeningen en entiteiten het concreet gaat. Die duidelijkheid zal er voor het in Europa gelegen deel van Nederland inmiddels zijn, nu de toelichting vermeldt dat Nederland de lijst uiterlijk op 31 juli 2015 aan de Europese Commissie ter beschikking stelt. Door het voor de BES-eilanden van overeenkomstige toepassing verklaren van de relevante artikelen van de WIB, lijkt het voor de BES-eilanden om dezelfde rekeningen en entiteiten te gaan. Duidelijk is dat echter niet. Bovendien komt de vraag op of er ook sprake is van specifiek voor de BES-eilanden geldende rekeningen en entiteiten, die immers niet vermeld zullen staan op de lijst voor de Europese Commissie. Ook hierover is de toelichting niet duidelijk.

De Afdeling adviseert in de toelichting aan te geven welke de uitgezonderde rekeningen en entiteiten zijn, zowel voor het in Europa gelegen deel van Nederland als voor de BES-eilanden.

2. Uitgezonderde rekeningen/niet-rapporterende financiële instellingen

a. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is in de voorgestelde onderdelen d en h van artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) een wettelijke grondslag opgenomen voor het door de Minister van Financiën aanwijzen van niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen met een laag risico om te worden gebruikt voor belastingontduiking. Bij deze aanwijzing dienen de criteria die zijn genoemd in bijlage I, sectie VIII, onderdeel B, onder 1, onder c, respectievelijk bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, onder g, van Richtlijn 2011/16/EU16 in acht te worden genomen. De memorie van toelichting is op deze punten aangepast.

Voorts is in het voorgestelde artikel 8.133a van de Belastingwet BES een wettelijke grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen aan te wijzen met een laag risico om te worden gebruikt voor belastingontduiking. Hierbij is uitdrukkelijk aangegeven dat de aangewezen niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen voldoen aan de vereisten waaraan de niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen moeten voldoen die op grond van artikel 2a, eerste lid, van de WIB kunnen worden aangewezen.

b. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in de memorie van toelichting aangegeven welke rekeningen en financiële instellingen voor het in Europa gelegen deel van Nederland als uitgezonderde rekeningen en als niet-rapporterende financiële instellingen zijn opgenomen in de aan de Europese Commissie ter beschikking gestelde Nederlandse lijst van juli 2015. Voor de BES-eilanden is in de memorie van toelichting aangegeven dat er thans, naast de in bijlage I, sectie VIII, onderdeel B, onder 1, onder a, b, d en e, van Richtlijn 2011/16/EU genoemde instellingen, respectievelijk de in bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, onder a tot en met f, van Richtlijn 2011/16/EU genoemde financiële rekeningen, geen financiële instellingen noch financiële rekeningen zijn die ingevolge de hiervoor onder a genoemde wettelijke grondslag zouden moeten worden vrijgesteld.17

3. Verhouding Wijzigingsrichtlijn/BES-eilanden

De toelichting maakt duidelijk dat het merendeel van de bepalingen van de Wijzigingsrichtlijn voortvloeit uit het overnemen van de door de OESO ontwikkelde CRS. Daarbij zijn in de Wijzigingsrichtlijn, voor zover in de CRS (en in het OESO-commentaar daarop) aan staten keuzeruimte is gelaten, voor de EU-lidstaten keuzes gemaakt die een consistente toepassing binnen de EU garanderen.18

De Afdeling merkt op dat het in EU-verband maken van keuzes te begrijpen valt vanuit een oogpunt van consistente toepassing (binnen de EU) van de CRS. De toelichting maakt echter niet duidelijk waarom die keuzes ook voor de BES-eilanden de beste keuzes zijn. Voor het Caribische deel van Nederland is immers een consistente toepassing binnen de EU niet aan de orde, terwijl in dat deel van Nederland bovendien sprake is van (handel met) andere rechtsgebieden, en derhalve andere keuzes gerechtvaardigd kunnen zijn. Niet duidelijk is of de bestuurscolleges van de BES-eilanden hierover zijn geraadpleegd, welke opmerkingen zij daarover naar voren hebben gebracht en wat daarop de reactie van de regering is.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.

3. Verhouding Wijzigingsrichtlijn/BES-eilanden

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in de memorie van toelichting ingegaan op de keuzes die de Common Reporting Standard (CRS) en het OESO-commentaar bieden bij de implementatie van de CRS en op de vraag of die keuzes wel of niet door Richtlijn 2014/107/EU19 zijn ingevuld. Voorts wordt in de memorie van toelichting aangegeven waarom voor de BES-eilanden dezelfde keuzes zijn gemaakt als die in Richtlijn 2014/107/EU zijn gemaakt. De belangrijkste reden om voor de BES-eilanden dezelfde keuzes te maken, is dat deze een verlichting inhouden van de voorschriften voor de financiële instellingen. Daarmee wordt getracht de administratieve lasten voor de financiële instellingen zo veel mogelijk te beperken. De bestuurscolleges van de BES-eilanden of instanties die daarvoor representatief kunnen worden geacht, zijn hierover niet geraadpleegd. Het wetsvoorstel roept ook geen gevolgen op die op grond van artikel 209 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba daartoe nopen.

4. Verschillen Wijzigingsrichtlijn/WIB

In het voorstel bestaat op enkele punten een verschil in terminologie tussen de voorgestelde wijzigingen van de WIB en de dienovereenkomstige bepalingen van de Wijzigingsrichtlijn. Deze verschillen zijn overigens eerst te vinden na een lastige zoektocht naar de bepalingen van de Wijzigingsrichtlijn waar de desbetreffende artikelen van het voorstel op zijn gebaseerd (zie daarover ook adviesopmerking 5 hierna).

a. Zo gebruikt het voorstel in de definitie van «te rapporteren persoon» op drie plaatsen het begrip «entiteit»20 waar de Wijzigingsrichtlijn steeds het beperktere begrip «onderneming»21 gebruikt. Daarnaast is in het voorstel op verschillende plaatsen sprake van het gebruik van het begrip «persoon uit een deelnemend rechtsgebied»22 waar de Wijzigingsrichtlijn het beperktere «persoon van een lidstaat»23 gebruikt. De toelichting op de desbetreffende artikelen van het voorstel gaat niet op deze verschillen in, maar verwijst wel naar het OESO-commentaar op de CRS. Indien deze verwijzing is bedoeld om de keuze voor een ruimer begrip (ruimer dan Europeesrechtelijk noodzakelijk is) te verklaren, dan dient dit (minder impliciet dan thans het geval), in de toelichting tot uitdrukking te worden gebracht.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan.

b. Ingevolge de Wijzigingsrichtlijn dient, in het geval van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering, in de waarde daarvan ook de geldswaarde of waarde bij afkoop te worden begrepen.24 Ook de toelichting op het voorstel duidt daar op, maar dit is niet in de tekst van het voorstel tot uitdrukking gebracht.25

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen door het in overeenstemming met de tekst van de Wijzigingsrichtlijn te brengen.

c. De Wijzigingsrichtlijn omschrijft de met betrekking tot een bewaarrekening te verstrekken gegevens als het «gestorte of bijgeschreven totale brutobedrag aan rente, totale brutobedrag aan dividenden en totale brutobedrag aan overige inkomsten».26 Ook de toelichting hanteert deze formulering, terwijl het voorstel de navolgende formulering kent: het «gestorte of bijgeschreven totale brutobedrag aan rente, dividenden en overige inkomsten».27 Niet duidelijk is waarom het voorstel afwijkt van de Wijzigingsrichtlijn, te meer niet nu daarmee onduidelijkheid kan ontstaan over de vraag of het gaat om één brutobedrag (het voorstel duidt daar op) of om drie brutobedragen (waar de Wijzigingsrichtlijn op duidt).

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen door het in overeenstemming met de tekst van de Wijzigingsrichtlijn te brengen.

4. Verschillen Wijzigingsrichtlijn/WIB

a. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is het begrip «entiteit» op drie plaatsen in de definitie van «te rapporteren persoon» in het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel n, van de WIB gewijzigd in «vennootschap». De reden om niet aan te sluiten bij het woord «onderneming» in de definitie van «te rapporteren persoon», zoals die is opgenomen in de Nederlandse vertaling van Richtlijn 2014/107/EU28, houdt verband met het feit dat het woord «corporation» op andere plekken in Richtlijn 2014/107/EU is vertaald met «vennootschap»29. In het kader van consistentie is ervoor gekozen om ook bij de implementatie van bijlage I, sectie VIII, onderdeel D, onder 2, onder i) en ii), van Richtlijn 2014/107/EU in genoemd artikel 2a, eerste lid, onderdeel n, voor het woord «corporation» het (Nederlandse) woord «vennootschap» aan te houden. Het begrip «vennootschap» komt in Richtlijn 2014/107/EU overigens ook terug als onderdeel van het begrip «entiteit»30. Tot slot sluit het woord «vennootschap» inhoudelijk goed aan bij de context waarin het in genoemd artikel 2a, eerste lid, onderdeel n, wordt gebruikt.

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is voorts in de memorie van toelichting ingegaan op het onderscheid tussen het in de CRS gebruikte begrip «persoon uit een deelnemend rechtsgebied» en het in Richtlijn 2014/107/EU gebruikte begrip «persoon van een lidstaat». Beide begrippen zijn van belang voor het begrip «te rapporteren persoon». Alleen over – rekeningen van – te rapporteren personen moet worden gerapporteerd. Nu het wetsvoorstel niet alleen strekt tot implementatie van Richtlijn 2014/107/EU maar ook tot implementatie van de CRS voor (de automatische uitwisseling van gegevens met) landen buiten de Europese Unie (EU), is voor de definitie van het begrip te rapporteren persoon in het wetsvoorstel aangesloten bij het ruimere begrip «persoon uit een deelnemend rechtsgebied». Onder «deelnemend rechtsgebied» vallen, voor de toepassing van (kort gezegd) het begrip «te rapporteren persoon», namelijk niet alleen alle andere lidstaten dan Nederland maar ook alle overige rechtsgebieden waarmee het land Nederland een overeenkomst heeft op grond waarvan het land Nederland CRS-informatie aan dat rechtsgebied zal verstrekken.

b. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is het voorgestelde artikel 10b, eerste lid, onderdeel f, van de WIB in overeenstemming met Richtlijn 2014/107/EU aangepast.

c. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is het voorgestelde artikel 10c, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de WIB aangepast.

5. Transponeringstabel

In de transponeringstabel is aangeduid dat artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de Wijzigingsrichtlijn is geïmplementeerd «in de artikelen 2a en 6c en afdeling 4A van de WIB».31 De Afdeling merkt hierover het volgende op.

Bij genoemd onderdeel b van de Wijzigingsrichtlijn gaat het om de kern van het voorstel. Die kern betreft niet alleen het in dat onderdeel b opgenomen nieuwe artikel 3bis32, maar ook de 21 pagina’s tekst van de bijlagen I en II bij de Wijzigingsrichtlijn. Mede omdat de voorgestelde wijzigingen van de WIB niet de volgorde en de systematiek van die bijlagen kennen, is het, zonder een duidelijke transponeringstabel, zeer lastig om na te gaan welke onderdelen van genoemd onderdeel b en van die bijlagen I en II op welke plaatsen in de WIB (of in de algemene maatregel van bestuur) zijn (of zullen worden) geïmplementeerd.33 Daarnaast is het ook niet duidelijk of en zo ja waar uitvoering is gegeven aan facultatieve bepalingen van de Wijzigingsrichtlijn.34 Het alleen in de artikelsgewijze toelichting verwijzen naar een bepaling van de Wijzigingsrichtlijn waar het desbetreffende artikel de implementatie van vormt (hetgeen hier en daar gebeurt) biedt nauwelijks soelaas.

De Afdeling adviseert om de transponeringstabel aan te vullen en inzichtelijk te maken op welke plaatsen in de WIB (of in de algemene maatregel van bestuur) artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de Wijzigingsrichtlijn, daaronder begrepen de bijlagen I en II bij de Wijzigingsrichtlijn, zijn (of zullen worden) geïmplementeerd.

5. Transponeringstabel

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de transponeringstabel aangevuld en is inzichtelijk gemaakt waar in de WIB (of in de algemene maatregel van bestuur) artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van Richtlijn 2014/107/EU en de bijlagen I en II bij die richtlijn zijn (of zullen worden) geïmplementeerd.

6. Inwerkingtreding

De Afdeling merkt op dat de toelichting op artikel III (inwerkingtreding) niet ingaat op de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet raadgevend referendum (Wrr) voor de inwerkingtreding van dit voorstel. Nu zowel de voorgestelde wijziging van de BelBES als de implementatie van de CRS met het oog op de automatische uitwisseling van financiële gegevens met andere CRS-staten dan EU-lidstaten, niet rechtstreeks voortvloeien uit de Wijzigingsrichtlijn, is er geen sprake van een uitzondering op grond van artikel 5, onder e, van de Wrr.

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.

6. Inwerkingtreding

Richtlijn 2014/107/EU verplicht tot implementatie en inwerkingtreding per 1 januari 2016. Voorts heeft Nederland zich door ondertekening van een multilaterale overeenkomst (MCAA35) verplicht om de CRS met ingang van 1 januari 2016 te implementeren en in werking te laten treden. Het is derhalve van groot belang dat maatregelen uit dit wetsvoorstel per die datum in werking treden. Daarom wordt in de inwerkingtredingsbepaling de uitzondering, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum (Wrr), van toepassing verklaard.

Overigens valt het wetsvoorstel mogelijk onder de uitzondering van artikel 5, onderdeel e, van de Wrr. Op basis van deze bepaling wordt over wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen referendum gehouden. Hieronder wordt begrepen de implementatie van een richtlijn van de EU. Daarnaast kan de OESO als een volkenrechtelijke organisatie in de zin van voormelde bepaling worden beschouwd. Of een referendum over het onderhavige wetsvoorstel kan worden gehouden, zal uiteindelijk worden beslist in het kader van het ingevolge artikel 6 van de Wrr te nemen besluit.

7. Redactionele kanttekeningen

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

7. Redactionele kanttekeningen

De redactionele kanttekeningen zijn overgenomen, met uitzondering van het tweede en het vijfde punt. Nu de definitie van «uitgezonderde rekening» naar aanleiding van het advies (onder 2a) is aangepast, is ervoor gekozen om deze definitie als aparte definitie te handhaven (en niet deel uit te laten maken van de definitie «financiële rekening»). Voorts is ervoor gekozen artikel 25 van de WIB in zijn huidige vorm te handhaven nu dit artikel niet enkel de implementatie betreft van artikel 8, derde lid, eerste volzin, van Richtlijn 2011/16/EU. De in genoemd artikel 25 opgenomen zinsnede «of inzake inkomsten en vermogens onder een minimumbedrag» kan namelijk van belang zijn voor de automatisch inlichtingenuitwisseling op basis van een andere regeling van internationaal of interregionaal recht dan een richtlijn.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting een aantal redactionele en technische wijzigingen aan te brengen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W06.15.0175/III

  • Nu in het bestaande artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de WIB al een definitie is opgenomen van het begrip «Nederland» en het voorstel het begrip «land Nederland» thans introduceert in de WIB (zie onder meer onderdeel f, onder 2°, van het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 2a, eerste lid), in dit artikel 2a, eerste lid, van de WIB tevens een definitie opnemen van het begrip «land Nederland» (vergelijk ook artikel 2, derde lid, onderdeel d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen), zodat mogelijke verwarring wordt voorkomen.

  • In het in artikel I, onderdeel B, van het voorstel opgenomen artikel 2a, eerste lid, onderdeel g, (nieuw) van de WIB de zinsnede «niet zijnde een uitgezonderde rekening» wijzigen in «niet zijnde een uitgezonderde rekening als bedoeld in bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, van Richtlijn 2011/16/EU», en onderdeel h van genoemd eerste lid schrappen.

  • In het in artikel I, onderdeel B, van het voorstel opgenomen artikel 2a, eerste lid, onderdeel k, onder 2°, van de WIB «een bestaande rekening» wijzigen in «een financiële rekening», in overeenstemming met bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 9, b), van de Wijzigingsrichtlijn.

  • In het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 2a, eerste lid, onderdeel l, van de WIB «een nieuwe rekening» wijzigen in «een financiële rekening», in overeenstemming met bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 10, van de Wijzigingsrichtlijn.

  • Voorzien in een aanpassing van artikel 25 van de WIB, aangezien de daarin opgenomen zinsnede «of inzake inkomsten en vermogens onder een minimumbedrag» vervalt ingevolge het in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Wijzigingsrichtlijn opgenomen artikel 8, derde lid, eerste volzin, van Richtlijn 2011/16/EU.

  • In de transponeringstabel de toelichting op artikel 1, eerste lid, derde volzin, van de Wijzigingsrichtlijn aanpassen, aangezien bedoelde volzin een te implementeren bepaling bevat, en van een opdracht voor de Europese Commissie (en voor de lidstaten) dus geen sprake is, en bedoelde volzin evenmin deels door de Wbp wordt bestreken.


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L 359).

X Noot
3

Gedefinieerd in het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de WIB (artikel I, onderdeel B), welke definitie ingevolge het voorgestelde artikel 8.133a van de Belastingwet BES (BelBES) (artikel II) van overeenkomstige toepassing is voor de BES-eilanden.

X Noot
4

Zie de voorgestelde artikelen 10b tot en met 10f van de nieuwe Afdeling 4A (Verplichtingen ten behoeve van de automatische verstrekking van inlichtingen volgens de Common Reporting Standard) van de WIB (artikel I, onderdeel E) en het voorgestelde artikel 8.133a van de BelBES (artikel II).

X Noot
5

Gedefinieerd in het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel n, van de WIB (artikel I, onderdeel B), welke definitie ingevolge het voorgestelde artikel 8.133a van de BelBES (artikel II) van overeenkomstige toepassing is voor de BES-eilanden.

X Noot
6

Gedefinieerd in het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel m, van de WIB (artikel I, onderdeel B), welke definitie ingevolge het voorgestelde artikel 8.133a van de BelBES (artikel II) van overeenkomstige toepassing is voor de BES-eilanden.

X Noot
7

Ingevolge het voorgestelde artikel 6c van de WIB (voor lidstaten) en het bestaande artikel 6 van de WIB (voor andere staten dan lidstaten). Voor de BES-eilanden ingevolge het bestaande artikel 8.126 van de BelBES.

X Noot
8

Zie het voorgestelde artikel 10a, eerste volzin, van de WIB (artikel I, onderdeel E), welke artikel ingevolge het voorgestelde artikel 8.133a van de BelBES (artikel II) van overeenkomstige toepassing is voor de BES-eilanden.

X Noot
9

Gedefinieerd in het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel h, van de WIB (artikel I, onderdeel B), welke definitie ingevolge het voorgestelde artikel 8.133a van de BelBES (artikel II) van overeenkomstige toepassing is voor de BES-eilanden.

X Noot
10

Bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, g), bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
11

Ingevolge het in artikel 1, tweede lid, onderdeel e, van de Wijzigingsrichtlijn opgenomen nieuwe artikel 7bis, eerste alinea, van Richtlijn 2011/16/EU.

X Noot
12

Gedefinieerd in het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, van de WIB (artikel I, onderdeel B), welke definitie ingevolge het voorgestelde artikel 8.133a van de BelBES (artikel II) van overeenkomstige toepassing is voor de BES-eilanden. Het gaat daarbij onder meer om – ruwweg – overheidsinstanties, internationale organisaties en pensioenfondsen.

X Noot
13

Bijlage I, sectie VIII, onderdeel B, onder 1, c), bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
14

Toelichting op het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdelen d en g, van de WIB (artikel I, onderdeel B).

X Noot
15

Het gaat daarbij (voor uitgezonderde rekeningen) om de criteria van bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, g), bij de Wijzigingsrichtlijn en (voor uitgezonderde entiteiten) om de criteria van bijlage I, sectie VIII, onderdeel B, onder 1, c), bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
16

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PbEU 2011, L 64).

X Noot
17

Voor een overzicht van de financiële markten op de BES-eilanden en van de financiële ondernemingen die daar actief zijn, wordt verwezen naar (blz. 5 van) de brief van de Minister van Financiën van 22 april 2015 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2014/15, 32 545, nr. 27).

X Noot
18

Toelichting, paragraaf 3.2, eerste tekstblok.

X Noot
19

Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied.

X Noot
20

Het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel n, onder 1° en 2°, van de WIB (artikel I, onderdeel B).

X Noot
21

Bijlage I, sectie VIII, onderdeel D, onder 2, i) en ii), bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
22

Zie bijvoorbeeld het voorgestelde artikel 2a, eerste lid, onderdeel o, onder 1° en 2°, van de WIB (artikel I, onderdeel B).

X Noot
23

Bijlage I, sectie VIII, onderdeel D, onder 3, eerste volzin, bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
24

Bijlage I, sectie I, onderdeel A, onder 4, bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
25

Zie het voorgestelde artikel 10b, eerste lid, onderdeel f, van de WIB (artikel I, onderdeel E) en de toelichting daarop (achtste tekstblok).

X Noot
26

Bijlage I, sectie I, onderdeel A, onder 5, a), bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
27

Zie het voorgestelde artikel 10c, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de WIB (artikel I, onderdeel E) en de toelichting daarop (eerste tekstblok).

X Noot
28

Zie bijlage I, sectie VIII, onderdeel D, onder 2.

X Noot
29

Zie bijlage I, sectie VIII, onderdeel A, onder 7 en onderdeel E, onder 3.

X Noot
30

Zie bijlage I, sectie VIII, onderdeel E, onder 3.

X Noot
31

Toelichting, paragraaf 7 (Transponeringstabel).

X Noot
32

In essentie geïmplementeerd in de voorgestelde artikelen 6c, eerste lid, en 10a, eerste volzin, van de WIB (artikel I, onderdeel D respectievelijk onderdeel E).

X Noot
33

Zo benoemt de toelichting op artikel I, onderdeel E (artikel 10a), van het voorstel – voor de inhoud van de algemene maatregel van bestuur – slechts de secties III, IV, V en VI van bijlage I. Echter, ook sectie II (alleen A tot en met C) alsmede sectie VII van bijlage I bevatten voorschriften (waarvan niet duidelijk is waar die worden geïmplementeerd). Dat geldt ook voor bijlage II, onder 1, 2 en 6.

Anderzijds bevat sectie I van bijlage I uitsluitend voorschriften die niet in de algemene maatregel van bestuur worden geïmplementeerd maar in de WIB zelf. Dat geldt (grotendeels) ook voor sectie VIII van bijlage I; van deze sectie VIII is met betrekking tot de onderdelen C (onder 11 tot en met 16) en E (onder 2, 5 en 6) daarentegen niet duidelijk waar deze worden geïmplementeerd.

X Noot
34

Zie bijvoorbeeld de facultatieve onderdelen D en E van bijlage I, sectie II, bij de Wijzigingsrichtlijn.

X Noot
35

Multilateral Competent Authority Agreement on automatic exchange of Financial account information.

Naar boven