34 275 Vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES)

Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2016

In het wetgevingsoverleg van 25 november 2015 (Kamerstukken 34 320 en 34 275, nr. 8) over de inmiddels tot wet verheven kinderbijslagvoorziening BES heb ik, naar aanleiding van de aanvaarde motie van de leden Siderius en Van Weyenberg1 toegezegd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te zullen overleggen over het in de motie gestelde verzoek. Met de motie wordt de regering gevraagd ernaar te streven de regeling voor kinderbijslag voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba zo vorm te geven dat bij inschrijvingen van kinderen in de bevolkingsadministraties automatisch kinderbijslag wordt aangevraagd. Daarbij is verzocht om uw Kamer voor de zomer 2016 over de voortgang te informeren. Deze brief strekt daartoe.

In de huidige situatie moeten ouders in Caribisch Nederland voor elk nieuw geboren kind een aanvraag voor kinderbijslag doen. Deze aanvraag wordt ingediend bij de RCN-unit SZW, dit is een onderdeel van mijn departement. De RCN-unit SZW bepaalt op basis van de aanvraag en de controle aan welke ouder of verzorger het recht op kinderbijslag wordt uitbetaald. Dit kan alleen middels het aanvraagformulier kinderbijslag BES. Bij de geboorte van een eerste kind zal het dus noodzakelijk blijven om een aanvraag voor kinderbijslag te doen. De RCN-unit SZW beoordeelt de door de aanvrager overlegde bewijsstukken en verifieert de door de aanvrager verstrekte informatie op basis van de eilandelijke bevolkingsadministraties.

Er is een centrale verstrekkingsvoorziening, die een kopie van de eilandelijke bevolkingsadministraties bevat. De RCN-unit SZW is aangesloten op deze centrale verstrekkingsvoorziening. De RCN-unit SZW krijgt zo maandelijks een overzicht van mutaties uit de bevolkingsadministraties. Het kan zowel gaan om mutaties die van invloed zijn op het recht op kinderbijslag (bijvoorbeeld overlijden) als mutaties die daarop niet van invloed zijn (bijvoorbeeld een verhuizing van ouder en kind samen op hetzelfde eiland).

In beginsel zouden de maandelijkse mutatie-overzichten gebruikt kunnen worden als basis voor het toekennen van kinderbijslag vanaf het tweede kind, zoals dat ook in Europees Nederland het geval is. In dat geval kunnen de ontvangers van de kinderbijslag zich in principe verder beperken tot het uitsluitend doorgeven aan de RCN-unit SZW van overige mutaties die van belang zijn voor het recht op kinderbijslag BES. Bij de uitvoering van de Wet kinderbijslagvoorziening BES is de informatie uit de bevolkingsadministratie in beginsel reeds leidend, met dien verstande dat het in geval van afwijkende opgave aan de aanvrager is om bewijsstukken te overleggen en/of de inschrijving bij de bevolkingsadministratie te actualiseren.

Voor een werkwijze waarbij een aanvraag kinderbijslag BES vanaf het tweede kind achterwege kan blijven, is vereist dat wordt voorzien in noodzakelijke, tijdige en betrouwbare informatie uit de bevolkingsadministraties in de openbare lichamen over alle mutaties die voor het recht op kinderbijslag voor een volgend geboren kind van belang kunnen zijn. Op dit moment is er nog geen ervaring met de toepassing van de maandelijkse mutaties uit de bevolkingsadministraties specifiek ten behoeve van de kinderbijslag. Het is daarom nog niet mogelijk een uitspraak te doen over de administratieve bruikbaarheid van deze informatie. Dit moet verder worden onderzocht.

Tevens moet de kanttekening worden gemaakt dat de (uitvoerings-)praktijk van Caribisch Nederland regelmatig complexe (leef)situaties laat zien. Het komt voor dat de rechthebbende voor kinderbijslag van een tweede (of volgend kind) afwijkt van de situatie die voor een eerder kind bestond. Een specifieke situatie is die waarin de verzorging van een kind al onmiddellijk na de geboorte bij een andere verzorger dan de biologische ouder komt te liggen. Het is in die situatie niet goed mogelijk om de beoordeling van rechthebbende louter op basis van de gegevens uit de bevolkingsadministratie te doen. De RCN-unit SZW constateert op dit moment al veelvuldig een discrepantie tussen opgave van de aanvrager en de gegevens in de bevolkingsadministratie. De oorzaken daarvan zijn divers, variërend van het niet tijdig hebben doorgegeven van een verhuizing tot administratieve omissies.

Afrondend concludeer ik dat de situatie zoals door uw Kamer met de motie wordt beoogd, onder het voorbehoud van de nog nader te verkennen administratieve bruikbaarheid van de maandelijkse mutatie-overzichten, in beginsel mogelijk lijkt. Een mutatie betreffende de geboorte van een tweede of volgend kind kan op zich automatisch als een aanvraag worden aangemerkt, hoewel dat nog niet betekent dat daarmee ook automatisch toekenning kan plaatsvinden omdat in sommige gevallen de gegevens geverifieerd zullen moeten worden. Net als nu het geval is, kan er ook bij de voorgestelde werkwijze contact met de cliënt zijn om gegevens te verifiëren of aan te vullen. De door de motie beoogde werkwijze kan voordelen hebben, maar het is goed om bij de invoering daarvan alle relevante aspecten (gevolgen voor de cliënt, gevolgen voor de termijnen, uitvoerbaarheid, borging rechtmatige verstrekking kinderbijslag, etcetera) mee te nemen. Bij de geboorte van een eerste kind zal het noodzakelijk blijven om een aanvraag voor kinderbijslag te doen.

Ik heb de RCN-unit SZW gevraagd om dit jaar de invoering van automatische aanvraag bij een tweede en volgende geboorte nader te verkennen. Onderdeel daarvan is het op bruikbaarheid toetsen van de maandelijkse mutaties en het in kaart brengen van de procesmatige en financiële gevolgen van de voorgestelde werkwijze. Bij een positieve uitkomst zal deze werkwijze ingevoerd kunnen worden, rekening houdend met de mogelijkheden van de uitvoering en de noodzaak van voorafgaande publieksvoorlichting.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 34 275, nr. 14

Naar boven