34 264 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

AF VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 januari 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 september 2017 inzake de implementatie van de wijziging van de Mediawet 2008 en de Prestatieovereenkomst 2017–2020 met de NPO.2 Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PVV-fractie de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op 27 oktober 2017 een aantal vragen gesteld.

De Minister heeft op 30 januari 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Den Haag, 27 oktober 2017

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 september 2017 inzake de implementatie van de wijziging van de Mediawet 2008 en de Prestatieovereenkomst 2017–2020 met de NPO.3 Naar aanleiding van deze brief wensen de leden van de PVV-fractie de volgende vragen te stellen.

In de brief wordt nadere informatie gegeven over de voortgang van de implementatie van de wetswijziging (Mediawet 2008) waaronder de aanscherping van de publieke mediaopdracht. In de brief wordt gesteld dat niemand zit te wachten op een publieke omroep die niet wordt erkend als publiek. Een belangrijke taak die deze wetswijziging de NPO dus geeft is om te zorgen voor publieksbetrokkenheid in de keuzes van programmering waarin de publieke waarden worden gerealiseerd.

De publieke omroep is er echter nog steeds niet in geslaagd om de publieke waarden in de programmering optimaal te realiseren, en is allesbehalve een afspiegeling van de maatschappelijke twijfel en onrust die momenteel door grote groepen burgers in onze samenleving worden gevoeld. Maatschappelijke kwesties worden helaas niet altijd geheel objectief en voldoende van meerdere kanten belicht, waardoor de programmering steeds minder aansluit bij de interesses van een toenemend aantal kijkers en luisteraars en de publieksbetrokkenheid dus minder wordt. In de samenleving bestaat dan ook gegronde twijfel en zorg over de wijze waarop de publieke omroep invulling geeft aan zijn wettelijke taken.

Naar aanleiding van de genoemde brief en bovenstaande willen de leden van de PVV-fractie u dan ook de volgende vragen stellen.

1. Pagina 2: «Op een publieke omroep die niemand herkent als publiek zit niemand te wachten!».

Hoe kan de publieke omroep uiteindelijk door de wetgever worden overtuigd dat men zich onvoldoende houdt aan de publieke mediaopdracht en kan worden voorkomen dat de helft van de bevolking de publieke omroep letterlijk links laat liggen vanwege het gebrek aan pluriformiteit?

2. Pagina 3: «De levensbeschouwelijke programma’s weerspiegelen de verscheidenheid van onze samenleving op het terrein van levensbeschouwing en dragen bij aan de pluriformiteit van het media-aanbod. De plaats die levensbeschouwelijke programmering heeft in de publieke programmering tekent mede de onderscheidenheid van de publieke omroep».

Hoe wordt de publieke omroep afgerekend als deze ondanks het aanwezige wettelijke toetsingskader consequent een grote groep niet weet te bedienen?

3. Pagina 4: «De NPO krijgt zo de ruimte om redacties op een andere manier te organiseren, desgewenst over de aanbodkanalen heen, per genre, thema of doelgroep, zodat de omroepen de raad van bestuur kunnen blijven bijstaan bij de coördinatie en ordening van het media-aanbod».

Betekent dat dat ook dat de NPO de ruimte krijgt om bijvoorbeeld een redactie samen te stellen die gericht is op de door de NPO «verwaarloosde» doelgroepen?

4. Pagina 6: «Sinds enige jaren zet de NPO de publiekewaardentoets in als instrument om te meten hoe kijkers en luisteraars de programma’s waarderen op de publieke waarden. Mensen wordt gevraagd om bij individuele programma’s een score te geven op onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, pluriformiteit, diversiteit, impact en eigenzinnigheid. Daarover rapporteert de NPO jaarlijks in zijn Terugblik. Uit de Terugblik over 2016 blijkt dat de publieke programma’s voor de meeste van deze waarden een score van meer dan 70 procent krijgen.»

Hoe is het gesteld met de representativiteit van de kijkers en luisteraars die hieraan meewerken?

5. Pagina 6: «Daarnaast heeft de NPO in samenwerking met de omroepen recent een instrument ontwikkeld waarmee de maatschappelijke waarde van het publieke aanbod wordt aangegeven.»

Wat is dat voor instrument? Hoe werkt het?

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. de Vries-Leggedoor

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2018

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van de PVV-fractie van uw Kamer ten aanzien van de publieke media-opdracht van de NPO.

De vragen werden mij toegezonden bij uw boven aangehaalde brief met kenmerk 158162.39u.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

158162.39u

Antwoorden op de schriftelijke vragen van de PVV-fractie van de Eerste Kamer der Staten-Generaal inzake het publieksbereik en de publieke waarde van de publieke omroep (ingezonden d.d. 27 oktober 2017).

1

Pagina 2: «Op een publieke omroep die niemand herkent als publiek zit niemand te wachten!».

Hoe kan de publieke omroep uiteindelijk door de wetgever worden overtuigd dat men zich onvoldoende houdt aan de publieke mediaopdracht en kan worden voorkomen dat de helft van de bevolking de publieke omroep letterlijk links laat liggen vanwege het gebrek aan pluriformiteit?

De Prestatieovereenkomst bevat afspraken met de NPO over de prestatie die de NPO levert met betrekking tot een onderscheidend en pluriform aanbod, het bereiken van een divers publiek en waardering van het publiek. In de Prestatieovereenkomst staan ook afspraken om die prestaties te valideren. Met het tekenen van de overeenkomst heeft de NPO zich nadrukkelijk gecommitteerd aan deze afspraken.

De NPO rapporteert over het resultaat van de prestatieafspraken via de jaarlijkse Terugblik. Het Commissariaat voor de Media controleert vooraf of de metingsmethode en manier van rapporteren van de NPO voldoende betrouwbaar zijn. Achteraf controleert het Commissariaat voor de Media of de gegevens die gebruikt zijn voor de rapportage betrouwbaar zijn. Als uit de rapportage onvoldoende blijkt dat de NPO zich heeft ingespannen om aan de afspraken te voldoen, zijn er in de overeenkomst afspraken opgenomen over de consequenties van het niet naleven van de overeenkomst.

2

Pagina 3: «De levensbeschouwelijke programma’s weerspiegelen de verscheidenheid van onze samenleving op het terrein van levensbeschouwing en dragen bij aan de pluriformiteit van het media-aanbod. De plaats die levensbeschouwelijke programmering heeft in de publieke programmering tekent mede de onderscheidenheid van de publieke omroep».

Hoe wordt de publieke omroep afgerekend als deze ondanks het aanwezige wettelijke toetsingskader consequent een grote groep niet weet te bedienen?

Zie mijn antwoord op vraag 1.

3

Pagina 4: «De NPO krijgt zo de ruimte om redacties op een andere manier te organiseren, desgewenst over de aanbodkanalen heen, per genre, thema of doelgroep, zodat de omroepen de raad van bestuur kunnen blijven bijstaan bij de coördinatie en ordening van het media-aanbod».

Betekent dat dat ook dat de NPO de ruimte krijgt om bijvoorbeeld een redactie samen te stellen die gericht is op de door de NPO «verwaarloosde» doelgroepen?

Het is aan de NPO om redacties samen te stellen. De NPO is vrij om daar afwegingen en keuzes in te maken en kan dus ook besluiten om de redacties rondom een bepaalde doelgroep te organiseren.

4

Pagina 6: «Sinds enige jaren zet de NPO de publiekewaardentoets in als instrument om te meten hoe kijkers en luisteraars de programma’s waarderen op de publieke waarden. Mensen wordt gevraagd om bij individuele programma’s een score te geven op onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, pluriformiteit, diversiteit, impact en eigenzinnigheid. Daarover rapporteert de NPO jaarlijks in zijn Terugblik. Uit de Terugblik over 2016 blijkt dat de publieke programma’s voor de meeste van deze waarden een score van meer dan 70 procent krijgen.»

Hoe is het gesteld met de representativiteit van de kijkers en luisteraars die hieraan meewerken?

De onderzoeken onder het publiek worden uitgevoerd door onafhankelijke marktonderzoekbureaus, die garant staan voor de representativiteit van de onderzoeken. Het gaat om bureaus die erkend worden door de Marktonderzoeksassociatie.

5

Pagina 6: «Daarnaast heeft de NPO in samenwerking met de omroepen recent een instrument ontwikkeld waarmee de maatschappelijke waarde van het publieke aanbod wordt aangegeven.»

Wat is dat voor instrument? Hoe werkt het?

Dit instrument wordt ook wel de maatschappelijke-waardenrapportage genoemd. Het is een manier om voorbeelden te vinden van zaken waaruit de maatschappelijke waarde van de NPO blijkt. Zoals een overzicht van publieke debatten (in de Tweede Kamer of media) naar aanleiding van NPO-programma’s, of het aantal berichten op sociale media over onderwerpen die bij de NPO besproken werden. Al deze voorbeelden worden verzameld op www.npomaatschappelijkewaarde.nl.

Naast de maatschappelijke-waardenrapportage om de maatschappelijke waarde van de NPO voor de samenleving als geheel te laten zien, laat de NPO ook onderzoek verrichten naar de maatschappelijke waarde van NPO-programma’s. Onder andere via de Publieke Waarde Monitor en het Rankingonderzoek. Dit zijn twee onderzoeken onder een representatieve groep kijkers en luisteraars, uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Köhler (SP), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV).

X Noot
2

Kamerstukken I 2016/17, 34 264, AE.

X Noot
3

Kamerstukken I 2016/17, 34 264, AE.

Naar boven