34 264 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 september 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel V, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2.60a, derde lid, worden onder het vervallen van «en» aan het slot van onderdeel a en het letteren van onderdeel b tot onderdeel f, vier onderdelen ingevoegd, luidende:

b. het behartigen van zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor de regionale publieke mediadienst en de regionale publieke media-instellingen;

c. het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten en het vaststellen van normen voor de honorering van freelancers, mede in naam van de regionale publieke media-instellingen;

d. het bevorderen van een doelmatige inzet van de gelden die bestemd zijn voor de verzorging en verspreiding van het media-aanbod en het bevorderen van geïntegreerde financiële verslaglegging en verantwoording;

e. het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren en regelen van het gebruik van organen, diensten en faciliteiten, waaronder studio’s en distributie-infrastructuren, die nodig zijn voor een goede uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau; en.

2. In artikel 2.60c wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. De gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale publieke media-instellingen kunnen voor benoeming van een van de andere leden personen aanbevelen.

3. In artikel 2.60f, eerste lid, wordt «drie leden» vervangen door: zes leden.

4. Artikel 2.60g wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «b tot en met f» vervangen door: c tot en met f.

b. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het lidmaatschap van het bestuur van de RPO is onverenigbaar met het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een publieke media-instelling, de regionale publieke media-instellingen uitgezonderd.

B

In artikel I wordt na onderdeel CC een onderdeel ingevoegd, luidende:

CCa

In artikel 2.142a, eerste lid, wordt na «De NPO,» ingevoegd: de RPO,.

C

In artikel I, onderdeel II, komt artikel 2.169a, derde lid, te luiden:

3. De financiële middelen worden als volgt onderverdeeld:

a. de eigen inkomsten van de regionale publieke media-instellingen, die gebruikt moeten worden voor de verzorging van het media-aanbod; en

b. de financiële middelen voor de uitvoering van de taken en werkzaamheden van de RPO.

D

In artikel I wordt na onderdeel LL een onderdeel ingevoegd, luidende:

LLa

In artikel 2.177, eerste lid, wordt na «van de NPO» ingevoegd:, de RPO.

Toelichting

I. Algemeen

Eind april 2015 ontving ik van de stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) het plan «Het nieuwe publieke mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar». Bij brief van 7 september 2015 gaf ik mijn beleidsreactie op dit plan.1 In deze brief deed ik de toezegging om het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (wetsvoorstel) volledig in lijn te zullen brengen met deze brief en met het plan van de stichting ROOS door tegelijk met de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel een nota van wijziging in te dienen.2 Met deze nota van wijziging voldoe ik aan deze toezegging.

II. Artikelsgewijs

A (wijziging artikel I, onderdeel V)

Wijziging voorgestelde artikel 2.60a, derde lid

Na goed overleg met de stichting ROOS heb ik besloten de wens van de stichting ROOS te honoreren om de taken van de RPO uit te breiden. Voor de formulering van deze taken is aangesloten bij de formulering van de vergelijkbare taken waarmee de NPO is belast.

Wijziging voorgestelde artikel 2.60c

Op dit moment zijn binnen de stichting ROOS de dertien regionale publieke media-instellingen nog vertegenwoordigd in het toezichthoudende orgaan. In het wetsvoorstel is de onafhankelijkheid van de raad van toezicht van de RPO gewaarborgd door het voorgestelde artikel 2.60d. Dat artikel bepaalt onder meer dat het lidmaatschap van de raad van toezicht van de RPO onverenigbaar is met het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een publieke media-instelling. De wijziging van het voorgestelde artikel 2.60c bewerkstelligt dat de gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale publieke media-instellingen voor benoeming van een van de leden van de raad van toezicht van de RPO personen kunnen aanbevelen. Dat zorgt overeenkomstig de wens van de stichting ROOS voor een regionale inbreng in de raad van toezicht van de RPO zonder dat aan de onafhankelijkheid van dat orgaan afbreuk wordt gedaan.

Wijziging voorgestelde artikelen 2.60f, eerste lid, en 2.60g

Zoals ik al opmerkte in de hiervoor genoemde brief van 7 september 2015 ben ik het met de stichting ROOS eens dat binnen het bestuur van de RPO de regionale verankering tot uitdrukking moet kunnen komen.3 Daarom wordt overeenkomstig het hiervoor genoemde plan-ROOS het aantal leden van het bestuur uitgebreid naar maximaal zes en de onverenigbaarheid van een lidmaatschap van het bestuur van de RPO met een functie bij een regionale publieke media-instelling geschrapt.

B en D (wijziging artikel I, toevoegen onderdelen CCa en LLa)

Gewenst is dat de RPO ook onder de reikwijdte valt van de artikelen 2.142a, eerste lid, en 2.177, eerste lid.

C (wijziging artikel I, onderdeel II)

Het voorgestelde artikel 2.169a gaat over de begroting voor de regionale publieke mediadienst die de RPO jaarlijks moet indienen. Het derde lid van dit artikel bepaalt hoe de financiële middelen in de begroting moeten worden onderverdeeld. De RPO en de regionale publieke media-instellingen zijn niet in staat de financiële middelen onder te verdelen voor de verzorging en de verspreiding van het media-aanbod op de verschillende aanbodkanalen. Door de wijziging van het derde lid vervallen deze eisen dan ook.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78, p. 8.

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78, p. 5.

Naar boven