34 251 Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen

Nr. 26 AMENDEMENT VAN HET LID VAN MEENEN

Ontvangen 20 januari 2016

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel V worden na onderdeel D twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 9.30a, derde lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onder de hoofdlijnen wordt in elk geval verstaan het allocatiemodel waarmee de middelen worden verdeeld over de verschillende onderdelen van de organisatie.

Db

In artikel 9.33, tweede lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onder de hoofdlijnen wordt in elk geval verstaan het allocatiemodel waarmee de middelen worden verdeeld over de verschillende onderdelen van de organisatie.

II

In artikel V worden na onderdeel K twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 10.16b, derde lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onder de hoofdlijnen wordt in elk geval verstaan het allocatiemodel waarmee de middelen worden verdeeld over de verschillende onderdelen van de organisatie.

Kb

In artikel 10.20, eerste lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onder de hoofdlijnen wordt in elk geval verstaan het allocatiemodel waarmee de middelen worden verdeeld over de verschillende onderdelen van de organisatie.

Toelichting

Dit amendement verduidelijkt het reeds bestaande instemmingsrecht van de medezeggenschap op de hoofdlijnen van de begroting. Het amendement expliciteert dat de systematiek waarmee de middelen over onderdelen van de organisatie wordt verdeeld, het zogenaamde allocatiemodel, eveneens instemming van de medezeggenschap behoeft.

De indiener is van oordeel dat bestuurders in alle onderwijs sectoren zich moeten verantwoorden naar de interne stakeholders. Het gaat immers om hún onderwijs. De besteding van middelen is een belangrijke randvoorwaarde om goed onderwijs mogelijk te maken. Met de huidige wettekst behoeft het instellingsbestuur instemming van de medezeggenschap voor de besteding van de middelen. De verdeling van middelen over de faculteiten of domeinen is impliciet ook een belangrijke hoofdlijn en randvoorwaarde voor goed onderwijs. De indiener stelt voor om expliciet toe te voegen dat de verdeling van middelen eveneens instemming behoeft van de medezeggenschap.

Van Meenen

Naar boven