II
In de beweegreden wordt na «eenvoudiger zijn» toegevoegd: , alsmede dat het wenselijk
is de regels over het aantal op een lijst te plaatsen kandidaten voor de verkiezing
van de Tweede Kamer aan te passen.
III
In artikel I, onderdeel H, wordt het tweede onderdeel als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «wordt een lid» vervangen door: worden twee leden.
2. Na het voorgestelde derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
IV
In artikel I, onderdeel BMa, wordt in artikel Y 12 na «derde lid, blijft» vervangen
door: derde en vierde lid, blijven.
Artikel H 6, tweede lid, van de Kieswet stelt dat partijen die bij de laatstgehouden
Tweede Kamer-, provinciale staten-, gemeenteraads- en algemene besturenverkiezingen
minder dan zestien zetels behaalden, maximaal 50 kandidaten op de lijst mogen plaatsen.
De reden dat de wetgever de lengte van de lijsten beperkt, lijkt uit de handelingen
en wetgeschiedenis puur om praktische reden te zijn ontstaan. Het in 2009 met algemene
stemmen aangenomen amendement Brinkman-Wilders zorgde voor een verruiming tot 50 kandidaten,
waar de limiet eerder 30 kandidaten bedroeg, voor partijen die bij de laatstgehouden
verkiezingen minder dan zestien zetels behaalden. Voor partijen die bij de verkiezingen
meer dan vijftien zetels behaalden gold, en geldt nog steeds, een limiet van 80 kandidaten.
De grens van 80 kandidaten is in verband met een maximale capaciteit voor kolommen
op de kieslijst tot stand gekomen.
Bij de introductie van de wet was het politieke landschap anders dan het nu is: drie
of vier grote fracties plus een aantal kleinere. Sindsdien is de volatiliteit binnen
het electoraat fors toegenomen. In 1989 heeft de wetgever geen rekening gehouden met
kleine partijen die uitgroeien tot een partij met mogelijk meer dan 30 zetels. Ook
lijkt het scenario van een teruggang bij verkiezingen waarbij een grotere partij onder
de zestien zetels zakt, gevolgd door een overwinning tijdens de daaropvolgende verkiezingen
resulterend in meer dan 50 zetels, niet meegenomen te zijn. Een belangrijke maatstaf
voor de nieuwe Kieswet is steeds het waarborgen van de uitoefening van het actief
en het passief kiesrecht in de volle zin van de mogelijkheden geweest. Beperkingen
dienen daarbij zo veel mogelijk achterwege te worden gelaten.
De verruiming van 30 naar 50 kandidaten in 2009 was een stap in de goede richting,
maar daarmee is het bovenstaand scenario niet meegenomen. Om invulling te geven aan
de uitoefening van het actief en passief kiesrecht in de breedste zin van het woord
wensen de indieners de huidige wet dusdanig aan te passen zodat deze past bij het
huidige politieke landschap. Indiener ziet in dit opzicht thans geen reden om partijen
op basis van behaalde resultaten bij de laatstgehouden verkiezing – of de omvang van
de fractie – anders te behandelen. De indiener vindt het daarom noodzakelijk om voor
alle partijen die meedoen aan de verkiezingen de limiet van 80 personen in te voeren,
hetgeen ook een vereenvoudiging van de Kieswet inhoudt.
De verkiezingen sinds 2012 hebben laten zien dat de verruiming, die in 2009 mogelijk
werd gemaakt, niet heeft geleid tot een situatie waarbij alle partijen lijsten indienden
met de maximaal toegestane aantallen. Hierbij past de opmerking dat zelfs als dat
wél het geval was geweest, dit alsnog niet tot een onwerkbare situatie had geleid
omdat maximaal 80 kandidaten per lijst nog steeds niet onoverzichtelijk is, zeker
nu de kandidaatstelling in grote mate geautomatiseerd/digitaal verloopt. Dit amendement
regelt dat – indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer – alle
politieke partijen, ongeacht omvang of behaalde verkiezingsresultaten, een lijst mogen
indienen met maximaal 80 personen. Overigens zal de mogelijkheid om meer kandidaten
op de lijst te plaatsen er niet automatisch toe leiden dat iedere partij ook meer
kandidaten op de lijst zal zetten.