34 242 Evaluatie Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE)

Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2015

Tijdens het ordedebat van woensdag 4 november jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 20, Regeling van Werkzaamheden) heeft het lid Siderius aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan mij het verzoek gedaan om de Tweede Kamer voor 1 december 2015 middels een brief te informeren over de effectiviteit van de inzet van voorschoolse educatie. Directe aanleiding daarvoor was de uitzending van Brandpunt op 3 november jongstleden. Omdat voorschoolse educatie op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ligt, zal ik ingaan op het verzoek.

Uitzending Brandpunt

In de uitzending van Brandpunt wordt verwezen naar een meta-analyse naar effecten van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in Nederland op de ontwikkeling van kinderen.1 De meta-analyse trekt op basis van 21 (deel)studies de conclusie dat «het geaggregeerde effect van vve niet statistisch significant is en vrijwel nul. Ook de uitkomsten voor de afzonderlijke domeinen wijken niet significant af van nul.» Ik vind het verrassend dat de onderzoekers tot deze conclusie komen. Voor de Nederlandse situatie is er nog geen overtuigend effectonderzoek gedaan. Het ontbreekt in alle tot op heden uitgevoerde studies naar vve in Nederland aan overtuigende controlegroepen van vergelijkbare kinderen die geen vve hebben gevolgd. Door selectieve deelname van kinderen aan vve en het veelvuldig ontbreken van voormetingen bestaat het risico dat studies geen effecten vinden, terwijl die er in werkelijkheid wel zijn, of andersom. Dit is iets wat de onderzoekers zelf ook aangeven in het onderzoeksrapport.2 Het meenemen van de bestaande studies in een meta-analyse geeft dus ook geen betrouwbaar beeld van de effecten van vve in Nederland.

In het onderzoek door de heer Fukkink worden vraagtekens gezet bij het al dan niet werken met een vve-programma.3 Eerder onderzoek heeft laten zien dat kwalificaties en training van pedagogisch medewerkers eraan bijdragen om de gewenste kwaliteit van het aangeboden curriculum en de educatieve processen tot stand te brengen.4 Daarom heb ik ingezet op verdere kwaliteitsverhoging van de pedagogisch medewerkers. Zo wordt een hoog taalniveau verplicht voor alle medewerkers in de vve en ben ik aan het verkennen hoe de inzet van hbo’ers in vve kan worden gestimuleerd en als een wettelijke eis kan worden opgenomen.5

Effecten vve in internationaal onderzoek

Internationaal experimenteel onderzoek met goede controlegroepen geeft aan dat vve wel diverse positieve effecten kan hebben op de ontwikkeling van kinderen. Het heeft positieve effecten aangetoond zowel op de korte als op de lange termijn van de inzet van voorschoolse educatie op cognitieve vaardigheden zoals taal- en rekenvaardigheden en op niet-cognitieve vaardigheden zoals sociale vaardigheden en zelfsturing. Op langere termijn hangen deze effecten samen met het inhalen van leerachterstanden, minder criminaliteit, minder zittenblijven, hoger behaalde opleidingsniveaus en meer succes op de arbeidsmarkt.6 Verschillende Amerikaanse onderzoeken laten zien dat volwassenen die als kind voorschoolse educatie hebben gehad, het op allerlei terreinen veel beter doen dan vergelijkbare groepen die geen voorschoolse educatie hebben gehad. Voor de samenleving als geheel is aangetoond dat de potentiële baten de vroege investeringen in goede voorschoolse voorzieningen ruimschoots overstijgen. De baten zijn vele malen groter dan die van andere interventies op latere leeftijd.7 Uiteraard kunnen deze resultaten niet één op één vertaald worden naar Nederland, maar de Amerikaanse resultaten zijn zeker veelbelovend.8

Onderzoek naar effecten in Nederland

Op dit moment lopen er in Nederland een aantal studies waarbij mogelijke effecten van vve betrouwbaarder dan voorheen worden onderzocht.

Het lopende pre-COOL onderzoek is het eerste grootschalige longitudinale onderzoek in Nederland dat de ontwikkeling van peuters die wel en geen vve volgen, bestudeert. In dit onderzoek worden kinderen langdurig gevolgd in hun ontwikkeling en schoolloopbanen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de ontwikkeling van kinderen die een voorschoolse voorziening bezoeken en kinderen die daar niet aan deelnemen. De eerste tussenresultaten worden eind december verwacht.

In het kader van de pilot Startgroepen wordt de relatie tussen de leeromgeving van de basisschool en de ontwikkeling van peuters met een risico op een (taal)achterstand onderzocht. Begin volgend jaar komen ook de resultaten van de evaluatie pilot Startgroepen beschikbaar.

Het CPB onderzoekt momenteel de effecten van vve-middelen op zittenblijven in groep 1 en 2 van de basisschool. Voor de zomer van 2016 verwacht het CPB met de resultaten van dit effectonderzoek naar buiten te kunnen komen.

Tot slot

In deze brief heb ik u geïnformeerd over het onderzoek naar de effecten van de inzet van voorschoolse educatie. Voor Nederland ontbreken tot nu toe betrouwbare effectstudies. Er kunnen dus nog geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over effecten van vve op de ontwikkeling van kinderen. Internationaal onderzoek toont echter wel positieve effecten aan van de inzet van vve op de ontwikkeling van kinderen. Binnenkort komen de eerste (tussentijdse) resultaten van het pre-COOL onderzoek, de evaluatie van de pilot Startgroepen en een effectevaluatie van de inzet van vve-middelen op zittenblijven beschikbaar. Voor het zomerreces 2016 zal ik uw Kamer informeren over de ontwikkeling van kinderen die vve hebben gevolgd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Fukkink, R., Jilink, L. & Oostdam, R. (2015) Met een blik op de toekomst. Een meta-analyse van de effecten van vve op de ontwikkeling van kinderen in de Nederland. Kenniscentrum Onderwijs en opvoeding/HvA Publicaties, Amsterdam

X Noot
2

Fukkink en anderen geven ook aan dat een experimentele opzet met random toewijzing aan condities ontbreekt in het Nederlandse onderzoek naar VVE, evenals voormetingen.

X Noot
3

In Nederland zijn verschillende VVE-programma’s ontwikkeld die vrijwel allemaal uitgevoerd worden op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en basisscholen. Piramide, Kaleidoscoop en Startblokken/Basisontwikkeling. Voor- en vroegschoolse educatie

X Noot
4

Zie o.a.: Leseman, P. & Slot, P. (2013). Kwaliteit en curriculum van voorschoolse opvang en educatie in Nederland: relaties met structurele kenmerken, organisatiekenmerken en gebruik van educatieve programma’s. Utrecht: Universiteit Utrecht

X Noot
5

Voor mondelinge vaardigheden taalniveau 3F voor schriftelijke vaardigheden taalniveau 2F

X Noot
6

Yoshikawa, H., Weiland, C., Brooks-Gunn, J., Burchinal, M.R., Espinosa, L.M., Gormley, W.T., Ludwig, J., Magnuson, K.A. Phillips, D. & Zaslow, M. J. (2013). Investing in our future: The evidence base on preschool education. Geraadpleegd op 16 november 2015 via http://fcd-us.org/sites/default/files/Evidence%20Base%20on%20Preschool%20Education%20FINAL.pdf.

X Noot
7

Heckman, J.J., Moon, S.H., Pinto, R., Savelyev, P.A., & Yavitz, A. (2010). The rate of return of the High/Scope Perry Preschool Program. Geraadpleegd op 16 november 2015 via http://www.nber.org/papers/w15471.pdf. Journal of Public Economics, 94, 114–128.

X Noot
8

Webbink, D., De Wolf, I., Woessmann, L. Elk,R., Minne, B. & Van der Steeg, M. (2009). Wat is bekend over de effecten van kenmerken van onderwijsstelsels? Een literatuurstudie. Centraal Planbureau, Den Haag

Naar boven