34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst

Nr. 52 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2024

Inleiding

Met de verslechtering van de internationale veiligheidssituatie groeit de noodzaak om wereldwijd onze belangen op zee te beschermen. Daarom investeert Defensie in maritieme wapensystemen, waarmee het gevecht op en vanuit zee kan worden gevoerd en gewonnen. De komende vijftien jaar vervangt de Koninklijke Marine de onderzeeboten en bijna alle grote bovenwaterschepen, verschillende ondersteunende vaartuigen en de operationele vaar- en voertuigen van het Korps Mariniers. Over de samenhang van de investeringen en de betrokkenheid van de Nederlandse industrie is uw Kamer eerder geïnformeerd.1

Voor de vervanging van de onderzeebootcapaciteit is de afgelopen jaren toegewerkt naar een offerteaanvraag voor de levering van vier nieuwe onderzeeboten, ter vervanging van de huidige Walrusklasse.2 Dit heeft geresulteerd in de ontvangst van drie offertes van buitenlandse werven, met bijbehorende voorstellen voor de industriële samenwerkingsovereenkomst (Industrial Cooperation Agreement – ICA). De beoordeling hiervan door respectievelijk Defensie en Economische Zaken en Klimaat (EZK) is de afgelopen maanden zorgvuldig doorlopen met als uitkomst dat Defensie een waardige opvolger heeft gevonden voor de Walrusklasse.

Defensie wil overgaan tot het gunnen van de order aan werf Naval Group, op basis van het Blacksword Barracuda ontwerp. De offerte van Naval Group biedt over het geheel bezien de beste balans wat betreft het beste product voor de beste prijs, risicobeheersing en de waarborging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie. De aangeboden onderzeeboot voldoet aan de operationele behoefte en zal een grote verbetering zijn ten opzichte van de huidige Walrusklasse. Naval Group kan de boten op tijd leveren en betrekt een brede groep van Nederlandse bedrijven en kennisinstituten. Het gaat om een combinatie van grote bedrijven, mkb-bedrijven, innovatieve high tech bedrijven en kennisinstituten. De ICA van Naval Group levert een wezenlijke versterking op van de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB) op het gebied van het ontwerp, de ontwikkeling en de bouw van onderdelen en subsystemen van de onderzeeboten waaronder kritieke systemen van de onderzeeboot, maar ook systemen voor bovenwaterschepen. De instandhouding op termijn zal geschieden onder regie van de Directie Materiële Instandhouding (DMI) in Den Helder, waarbij Defensie zelf bedrijven en kennisinstellingen zal betrekken bij de instandhouding.

Zoals eerder toegelicht, moet de winnende werf aan de primaire eisen voldoen, zich kwalificeren op basis van het gunningsmodel, én dient er met de winnende werf overeenstemming te zijn bereikt over de ICA voordat Defensie overgaat tot tekenen van het leveringscontract («drie groene lichten»). Defensie concludeert na beoordeling dat voor Naval Group de eerste twee seinen op groen staan. Naval Group heeft een gebalanceerd, veelzijdig en realistisch ICA-voorstel ingediend. EZK heeft vastgesteld dat het ICA-voorstel van de winnende werf voldoet en dat het voorstel kan worden omgezet naar een juridisch bindende overeenkomst. Zodra hierover overeenstemming is bereikt met Naval Group, is aan alle drie de voorwaarden voor gunning voldaan.

Met deze D-brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de keuze voor de leverancier en het product en over de Nederlandse betrokkenheid. Het kabinet kiest ervoor om de uitkomst van het offertetraject conform de eerder gemelde planning3 bekend te stellen. Voor de tijdige levering van de nieuwe boten is het van belang voortvarend stappen te blijven zetten. Defensie is voornemens om rond de zomer over te gaan tot contracttekening, mede met het oog op de geldigheidstermijn van de offertes. Na parlementaire behandeling van deze brief gaat het programma de volgende (realisatie-) fase in, met mijlpalen voor de levering van de nieuwe onderzeeboten. Hiervan gaat een belangrijke stimulans uit voor de mannen en vrouwen van de Onderzeedienst die lang hebben uitgezien naar een besluit over de vervanging, maar ook voor het Commando Materieel en IT (COMMIT) en de Directie Materiele Instandhouding in Den Helder. Zij zullen de komst van de nieuwe onderzeeboten voorbereiden en de Walrusklasse inzetbaar houden tot het moment van uitfasering. Dit vergt een stapsgewijze transformatie van het totaal aan getraind en inzetbaar personeel, in de opbouw naar de nieuwe capaciteit. De kennis van inzet en onderhoud van de Nederlandse onderzeeboot moet worden behouden en overgedragen aan een nieuwe generatie, deels nog te werven personeel.

Defensie maakt in dit verwervingstraject gebruik van artikel 346 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). De onderzeeboot is een strategisch wapensysteem en de kennis van de ontwerpkarakteristieken, het gebruik en de instandhouding raakt het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang (WNV). Dit beperkt de mogelijkheid om openbaar informatie over offertes te delen, omdat de positie van Defensie in de verwerving, bedrijfsvoering en operatie dient te worden beschermd. Defensie en de kandidaat-werven hebben zogenoemde non-disclosure agreements gesloten, omdat openbaarmaking van het tenderdossier niet alleen onze belangen, maar ook de veiligheidsbelangen en commerciële belangen van de werven en hun nationale overheden zou schaden. Tegen deze achtergrond is in vertrouwelijke bijlage B bij deze brief de uitkomst van de offertebeoordeling op hoofdlijnen nader toegelicht. De vertrouwelijke bijlage C bevat op hoofdlijnen de uitkomst van de ICA-beoordeling door EZK. Defensie informeert uw Kamer graag nader vertrouwelijk in een technische briefing over de totstandkoming van het voorlopig gunningsbesluit.

Tot slot wenst de Kamer jaarlijks te worden geïnformeerd over de voortgang van het programma vervanging onderzeebootcapaciteit (VOZBT), uiterlijk op 1 april. De voortgang sinds de tweede voortgangsrapportage betreft het offertetraject en de voorbereiding van het voorlopig gunningsbesluit. Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd met deze D-brief. Aanvullende informatie waarover de Kamer wenst te worden geïnformeerd4, is opgenomen in bijlage A (derde voortgangsrapportage). Naast de genoemde vertrouwelijke bijlagen B en C, zijn zoals gebruikelijk bij de voortgangsrapportages vertrouwelijke bijlagen toegevoegd over de bewapening (bijlage D) en over de levensduurkosten en de belangrijkste risico’s (bijlage E)5. De ADR stelt een rapport op bij de totstandkoming van de D-brief en derde voortgangsrapportage. Dit rapport zal separaat worden aangeboden, naar verwachting binnen twee weken na het versturen van deze D-brief.

Achtergrond

Met de huidige onderzeeboten voert de Onderzeedienst wereldwijd verschillende soorten missies uit waarvoor Nederland internationaal hoog staat aangeschreven. De Nederlandse onderzeeboten onderscheiden zich van andere expeditionaire onderzeeboten door hun relatief beperkte afmetingen. Hierdoor zijn ze beter geschikt dan grotere (nucleair voortgestuwde) onderzeeboten om in ondiep water te opereren en vormen daarmee een nichecapaciteit binnen de NAVO en de EU. Bondgenoten en partners beschikken veelal over grotere (nucleair voortgestuwde) onderzeeboten, of kleinere onderzeeboten voor inzet in kustwateren en nabijgelegen zeegebieden, wat de mogelijkheden voor gezamenlijke verwerving beperkt.

Het programma voor de onderzeebootvervanging wijkt op wezenlijke punten af van andere maritieme (vervangings-)projecten. Nederland beschikt sinds de jaren negentig niet meer over zelfscheppende onderzeebootbouw. Defensie kan geen centrale rol meer spelen in het ontwerp en de bouw van onderzeeboten, in tegenstelling tot bij de verwerving van hoogwaardige fregatten voor de Koninklijke Marine. Na de onderzoeksfase (B-fase) is overgegaan tot de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase) op basis van een verwerving in concurrentie met drie buitenlandse werven, onder artikel 346 VWEU.6

Het kabinet heeft begin 2022 besloten om gericht toe te werken naar de offerteaanvraag en om een scheiding aan te brengen tussen de aanschaf van de onderzeeboot en het onderhoud gedurende de levensduur. De drie kandidaat-werven hadden in de dialoogfase kenbaar gemaakt dat ze hun ontwerpen pas konden optimaliseren als Defensie eerst concreter zijn prioriteiten bekend zou stellen voor de eisen aan de boot en aanpassingen zoals Government Furnished Equipment, Information, Software (GFx). Tijdens de dialoog was ook gebleken dat het uitwerken van een dienstencontract voor het onderhoud en de instandhouding door alle kandidaat-werven werd afgeraden vanwege de kostenimplicaties. Tevens zagen de drie kandidaat-werven niet de mogelijkheid om een prestatiecontract voor onderhoud af te sluiten, zolang er geen gedetailleerd onderzeebootontwerp was uitgewerkt.

Zoals gemeld in de tweede voortgangsrapportage is voorafgaand aan de offerteaanvraag het budget opgehoogd voor zowel de basisraming als de risicoreservering, maar niet voordat eerst kritisch is gekeken naar de betaalbaarheid en naar andere «draaiknoppen» zoals het aantal boten en risicovolle cost drivers. De hoeveelheid GFx is mede op basis van een risico-afweging beperkt gehouden. Eisen zijn op onderdelen aangepast, zonder aan de operationele behoefte te tornen. Voor het bepalen van de betrouwbaarheid van de risicoreservering bleef het relatief hoge waarschijnlijkheids-percentage (P85) gelden.7

De tijd dringt voor de Onderzeedienst. De (voorbereiding van de) bouw van onderzeeboten gaat nog jaren duren. De huidige onderzeeboten zijn sinds 1990 in gebruik en bij het ontwerp van deze boten is initieel uitgegaan van een levensduur van 25 jaar. Dankzij het instandhoudingsprogramma Walrusklasse blijven de boten langer aan de zeewaardigheidsnorm voldoen en operationeel relevant inzetbaar. De vervanging volgt later dan initieel gepland en daarom zijn aanvullende maatregelen genomen om de Walrusklasse veilig te laten doorvaren tot midden jaren dertig. Een belangrijke maatregel is het stapsgewijs uit de vaart nemen van twee van de vier onderzeeboten. Hierdoor blijven reservedelen beschikbaar en wordt de beperkte onderhoudscapaciteit van de DMI efficiënter benut voor de twee resterende boten, die met het ouder worden meer onderhoud zullen vergen.

Behoefte

De operationele behoefte berust op de vier militaire functionaliteiten van de onderzeebootvariant waarvoor in de B-fase is gekozen8:

  • 1. Strategische beïnvloeding – het vermogen om met een relatief beperkte militaire inzet het gedrag van tegenstanders doelgericht te beïnvloeden. De dreiging die uitgaat van een wapensysteem dat niet, of lastig, te detecteren is, kan de tegenstander dwingen tot ingrijpende voorzorgsmaatregelen en aanpassingen van zijn strategie en operatiepatroon;

  • 2. Grote en precieze maritieme slagkracht – het vermogen om onverhoeds grote slagkracht aan te wenden in gebieden waar (nog) geen militair overwicht is. Dit kan zowel defensieve als offensieve slagkracht betreffen tijdens interventies op en vanuit zee. De differentiatie in bewapening is hierbij van belang;

  • 3. Wereldwijd verzamelen, analyseren en delen van inlichtingen – het vermogen om, weken aaneengesloten, heimelijk in een gebied activiteiten van (potentiële) tegenstanders te observeren en real time te analyseren. De verzamelde inlichtingen vergroten de mogelijkheid om de intenties en feitelijke gedragingen van (potentiële) tegenstanders te beoordelen en kunnen bepalend zijn voor de doelgerichtheid van militaire operaties. Hiermee versterkt Nederland tevens zijn internationale inlichtingenpositie die berust op het principe quid pro quo;

  • 4. Speciale operaties – het vermogen om de heimelijke inzet van Special Forces mogelijk te maken nabij en op het grondgebied van een (potentiële) tegenstander om inlichtingen te verzamelen, strategische doelen of infrastructuur uit te schakelen, dan wel voorbereidingen te treffen voor vervolgoperaties. Dergelijke acties kunnen onder meer betrekking hebben op de voorbereiding van een amfibische operatie, een doelgerichte aanval, bevrijding van gijzelaars of de evacuatie van Nederlandse staatsburgers onder bedreigende omstandigheden.

In de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase) is het concept of operations (CONOPS) uitgewerkt. Dit gerubriceerde document beschrijft de functionele eisen waarmee invulling wordt gegeven aan de vier genoemde functionaliteiten. Het CONOPS dient als brondocument voor de eisen aan de boot als onderdeel van de Request for Quotation (RFQ). Voorbeelden zijn de actieradius, het uithoudingsvermogen, flexibiliteit van de torpedo-opslagruimte en special forces-capaciteit.

Om de vier militaire functionaliteiten te kunnen leveren, stelt het CONOPS essentiële vereisten aan de vervangende onderzeebootcapaciteit, die betrekking hebben op de functionaliteit strategische beïnvloeding en onderliggende operationele taken, naast de instandhouding en strategische autonomie. Deze vereisten vormden belangrijke onderdelen bij de uitwerking van het eisenpakket en het gunningsmodel.

Zoals toegelicht in de B-brief, berust de operationele behoefte op het aantal van vier onderzeeboten. Hiermee kan worden voldaan aan zowel de nationale inzetbaarheidseisen als de NAVO-inzetbaarheidseisen. De onderzeeboten verkeren in verschillende stadia van de operationele cyclus: op enig moment is één onderzeeboot op missie, één onderzeeboot is aan het opwerken om ingezet te kunnen worden voor een missie, één onderzeeboot is in recuperatie na voltooiing van een missie en één onderzeeboot ondergaat langdurig onderhoud.

De onderzeeboot ontleent zijn slagkracht aan de mogelijkheid om heavy weight torpedo’s in te zetten tegen oppervlakteschepen en onderzeeboten. Vanuit het project Maritime Strike, waarover uw Kamer middels een separaat DMP-traject wordt geïnformeerd, zullen zowel de onderzeeboten als de luchtverdedigings- en commandofregatten van kruisvluchtwapens worden voorzien. Het programma VOZBT is verantwoordelijk voor het treffen van voldoende technische voorzieningen (provisions for) om deze wapens te kunnen integreren en inzetten vanuit de nieuwe onderzeeboten. De mogelijkheid om kruisvluchtwapens te kunnen lanceren vormt een aanzienlijke vergroting van slagkracht ten opzichte van de Walrusklasse die niet over deze mogelijkheid beschikt.

Voorlopig gunningsbesluit

Het door Defensie toegepaste beoordelingskader voor het offertetraject berust op de uitgangspunten beste boot voor de beste prijs, risicobeheersing en waarborging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie (WNV). Naast de offertes hebben de kandidaat-werven bij EZK een ICA-voorstel moeten indienen, waarin naast (hoogwaardige) activiteiten in relatie tot het WNV-plan gebaseerd op de kritieke systemen, de werven zoveel mogelijk (hoogwaardige) activiteiten dienden op te nemen die betrekking hebben op alle overige systemen van de onderzeeboot, dan wel op andere (hoogwaardige) activiteiten die leiden tot een versterking van de NLDTIB.

De offertebeoordeling heeft een onderscheidende rangschikking opgeleverd met een duidelijke winnaar, Naval Group. De offerte van Naval Group voldoet aan de geldigheidseisen en bevat een gedegen ontwerp waarmee (ruim) aan het CONOPS wordt voldaan. De aangeboden onderzeeboot is een grote verbetering ten opzichte van de huidige Walrusklasse. De boten hebben een grotere slagkracht, een groter uithoudingsvermogen en verbeterde capaciteiten voor het verzamelen van inlichtingen en beeldopbouw. Ook de capaciteiten voor Special Forces Operations zijn aanzienlijk verbeterd. De boten zijn wereldwijd inzetbaar en zijn lange tijd zelfvoorzienend. Naast dit expeditionaire karakter kunnen ze, net zoals de huidige Walrusklasse, ook in relatief ondiep water opereren. De offerte van Naval Group biedt over het geheel bezien de beste balans wat betreft het beste product voor de beste prijs, risicobeheersing en de waarborging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie. Deze offerte is inpasbaar in het voor de RFQ vastgestelde levensduurkostenbudget. Defensie heeft, gebaseerd op de kwaliteit van de verstrekte informatie, vertrouwen dat deze werf kan leveren wat is aangeboden.

Uit de beoordeling van het WNV-plan, dat onderdeel was van de offerte, blijkt dat Naval Group ruimschoots voldoet in de mate waarin Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen worden betrokken in ontwerp, productie, assemblage en integratie van de kritieke systemen. Op basis van de beoordeling van de ICA door EZK kan worden vastgesteld dat de kracht van de door de winnende werf voorgestelde industriële samenwerking ligt in de diversiteit van de activiteiten en de brede betrokkenheid van de NLDTIB. De winnende werf heeft goed gekeken naar wat de Nederlandse industrie kan bieden en heeft een gebalanceerd, veelzijdig en realistisch voorstel ingediend. EZK heeft in de eindbeoordeling vastgesteld dat het ICA-voorstel van Naval Group voldoet en zal deze omzetten naar een juridisch bindende overeenkomst.9

Over het offertetraject en over de inrichting van het proces tot gunning is uw Kamer eerder geïnformeerd.10 Na ontvangst van de offertes heeft Defensie zorgvuldig de stappen van de offertebeoordeling doorlopen conform het vooraf vastgestelde beoordelingskader en beoordelingsprotocol. Hierbij zijn specialisten van COMMIT, het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) en van kennisinstituten zoals TNO en MARIN, maar ook kritische challengers betrokken. Er gold strenge compartimentering, om eventuele wederzijdse beïnvloeding tussen individuele beoordelingsteams te voorkomen. De beoordeling van de ICA-voorstellen door EZK vormde een gescheiden traject. Volgens planning is de offertebeoordeling eind januari 2024 voltooid. Vervolgens is het voorlopig gunningsbesluit opgesteld. Gelijktijdig met het voorlopig gunningsbesluit is de evaluatie van alle concept-ICA’s aangeboden aan de Ministeriële Commissie Onderzeebootvervanging.

Defensie heeft het beoordelingskader transparant in detail bekend gesteld in de RFQ om de kandidaat-werven in staat te stellen een offerte met een gebalanceerd ontwerp te kunnen aanbieden die het beste invulling geeft aan de uitvraag. De werven hebben aandacht besteed aan het uitbrengen van een competitief bod. De concurrentie heeft zijn werk gedaan, de drie offertes zijn op onderdelen verschillend. De offerte van Naval Group biedt over het geheel bezien de beste balans wat betreft het beste product voor de beste prijs, risicobeheersing en de waarborging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie.

Nederlandse betrokkenheid

Het kabinet hecht eraan dat bij maritieme projecten Nederlandse betrokkenheid en versterking van de NLDTIB tot stand komt, overeenkomstig de doelstellingen van de Defensie Industrie Strategie en meer recent de sectoragenda voor de maritieme maakindustrie. De Tweede Kamer heeft meermaals onderstreept zoveel mogelijk betrokkenheid te willen zien van Nederlandse bedrijven en kennisinstituten bij de ontwikkeling, bouw en instandhouding van de nieuwe onderzeeboten. Eerder is duidelijk gemaakt dat de Nederlandse betrokkenheid via verschillende sporen tot stand komt.11 In het eisenpakket is een stimulans opgenomen voor het betrekken van Nederlandse bedrijven en kennisinstituten bij de ontwikkeling, bouw en instandhouding van de kritieke systemen van de onderzeeboot (WNV-plan). Ook zijn harde eisen gesteld voor de positionering van de DMI (regierol) en het verkrijgen van kennis, rechten en middelen, zodat Defensie zelf Nederlandse bedrijven kan inschakelen bij de instandhouding. Daarnaast zijn de concurrentie en de oproepen van de Tweede Kamer via verschillende moties benut om druk te houden op de totstandkoming van een overtuigende ICA met de winnende werf.

Deze aanpak heeft resultaat opgeleverd. EZK heeft de ICA-voorstellen kwalitatief beoordeeld op de mate waarin deze de NLDTIB versterken en op de maturiteit van de voorgestelde activiteiten, en kwantitatief wat betreft het financiële volume dat de activiteiten vertegenwoordigen. De drie kandidaat-werven hebben verschillende plannen voor industriële samenwerking uitgewerkt. Dit heeft ICA-voorstellen opgeleverd die op verschillende manieren kunnen bijdragen aan de versterking van de NLDTIB en het Nederlands marinebouwcluster. De voorstellen voor industriële samenwerking van alle drie de werven zijn meegewogen in de besluitvorming (motie Stoffer c.s., Kamerstuk 36 200 X, nr. 41). Hierbij bleek dat het ICA-voorstel van de winnende werf in overeenstemming is met het beoogde doel en een duidelijke impuls zal geven aan de Nederlandse (maritieme) defensie-industrie, zowel gerelateerd aan de Nederlandse onderzeebootcapaciteit als aan toekomstige oppervlakteschepen die nog zullen worden gebouwd door Naval Group.

De kracht van de ICA van Naval Group ligt in de diversiteit van de activiteiten, het hoogtechnologische en innovatieve karakter van de activiteiten, en de brede betrokkenheid van de NLDTIB. Het gaat om bouwactiviteiten in Nederland, inkoop van (delen van) subsystemen waaronder kritieke systemen in Nederland, uitbesteding van het ontwerp van (kritieke) subsystemen aan Nederlandse bedrijven en toegepast onderzoek met Nederlandse bedrijven en kennisinstituten. In deze gebalanceerde ICA is een aanzienlijk deel van de Nederlandse maritieme defensie-industrie vertegenwoordigd. Na de parlementaire behandeling van het voorlopig gunningsbesluit zal EZK het ICA-voorstel met de winnende werf gereed gaan maken voor ondertekening. Overeenstemming hierover vormt een voorwaarde voor tekening van het leveringscontract. De ICA wordt initieel getekend in relatie tot het leveringscontract. De ICA wordt evenredig uitgebreid met activiteiten en de financiële verplichting opgehoogd bij het tekenen van het instandhoudingscontract.

Internationale (materieel)samenwerking

De verwervingsstrategie berust op een uitvraag bij drie buitenlandse werven die beschikken over een toeleveranciersketen met grotendeels Europese bedrijven. Mede door het ICA-traject is het gelukt om Nederlandse bedrijven toe te laten treden tot de toeleveranciersketen van de winnende werf, zowel wat betreft de kritieke systemen van de onderzeeboot als door de winnende werf toekomstig te bouwen oppervlakteschepen. Hiermee wordt de positie van de NLDTIB versterkt, ook met het oog op potentiele toekomstige orders voor de onderzeebootvariant van Nederland. De investering in de nieuwe onderzeeboten draagt tevens bij aan de versterking van de Europese industriële en technologische basis en Europese zelfredzaamheid. De nieuwe onderzeeboot zal systemen en componenten bevatten die ook in de onderzeeboten van Frankrijk en van andere bondgenoten en partners worden gebruikt. Hiermee wordt de interoperabiliteit bestendigd zodat gezamenlijke inzet in bondgenootschappelijk verband optimaal verloopt.

Zoals in eerdere brieven vermeld, zal Defensie voorafgaand aan, of gelijktijdig met de tekening van het leveringscontract een raamwerk Memorandum of Understanding (MoU) sluiten met het land van de winnende werf. De voorbereidingen hiervoor zijn grotendeels voltooid tijdens de verwervingsvoorbereidingsfase. Met de MoU wordt bekrachtigd dat ook de nationale overheid van de winnende werf zich verbindt aan de voorwaarden voor zelfstandig gebruik en instandhouding van de vervangende onderzeebootcapaciteit door Nederland gedurende de levensduur. Daarom zijn in de concept-MoU afspraken gemaakt over onder meer de volgende onderwerpen: gebruiksrechten, informatiebeveiliging, risicomanagement, samenwerking tussen de werf en de Nederlandse industrie en kennisinstituten, export-gerelateerde zaken, het door het land delen en/of in gebruik geven van kennis en resources, internationale samenwerking met focus op de inzet van de onderzeeboten, kwaliteitsbewaking en kwaliteit van controles en audit.

Defensie werkt op onderzeebootgebied reeds langdurig samen met veel verschillende landen op tal van deelterreinen. Defensie wil deze samenwerking voortzetten na de introductie van de nieuwe onderzeeboten en waar mogelijk verder uitbreiden met het land van de leverancier. De beoogde materieelsamenwerking met Frankrijk zal een strategisch karakter krijgen. Deze samenwerking kan een opstap bieden naar operationele samenwerking op onderzeebootgebied. Het gunnen van de order voor de levering van onderzeeboten kan een impuls geven aan toekomstige (materieel) samenwerking op andere capaciteitsterreinen, en verdere verdieping van de bredere (veiligheids-) samenwerking met Frankrijk.

Personeel

Met het gunningsbesluit ontstaat concreet perspectief voor de doorontwikkeling van de Onderzeedienst. De ervaring leert dat dit helpt om personeel te behouden en ook een wervende kracht heeft voor nieuwe mensen die willen werken met innovatieve maritieme techniek. De komst van nieuwe onderzeeboten stelt andere eisen aan de wijzen van onderhoud, opleidingen en trainingen. Dit betreft niet alleen de Onderzeedienst zelf, maar ook het bredere cluster van onderhoud en opleiding en training daaromheen, zowel binnen als buiten Defensie.

Ervaren personeel is essentieel om door te kunnen varen met de huidige Walrusklasse en tijdig klaar te zijn voor de invoering van de nieuwe klasse. Vanwege de specialistische aard van het werk en de hoge veiligheidsstandaarden aan boord, duurt het relatief lang voordat een bemanningslid zijn of haar taken volwaardig kan vervullen en minder ervaren collega’s kan begeleiden. Het daarvoor toegekende draaginsigne («flipper») wordt dan ook met trots gedragen. De instroom van nieuw Onderzeedienstpersoneel is momenteel mede dankzij een gerichte wervingscampagne bemoedigend. Wel zorgt de uitstroom ervoor dat de gewenste ervaringsopbouw niet altijd wordt bereikt en dat voor de vulling van specifieke (technische) functies aan boord moet worden geput uit een (te) kleine groep.

Hoewel het op basis van het leverschema van de winnende werf nog ongeveer tien jaar zal duren voordat de Walrusklasse kan uitfaseren, moeten nu al concrete stappen worden gezet voor de opbouw van de nieuwe capaciteit. Dit betreft ook maatregelen om de in-, door-, en uitstroom beter te kunnen beheersen. De Onderzeedienst voert een strategische personeelsplanning in samen met de P&O-organisatie van CZSK en de DMI in Den Helder. De strategische personeelsplanning zal worden afgestemd op de transitie naar de nieuwe onderzeebootcapaciteit en zal nader worden uitgewerkt zodra de specifieke gegevens over het nieuwe bemannings- en onderhoudsconcept beschikbaar komen. Daarnaast richt dit traject zich op het identificeren van instrumenten om personeel te behouden en zijinstroom te vergroten.

De Onderzeedienst staat voor de uitdaging om met minder vaardagen het personeelsbestand te moeten opbouwen. Met een andere manier van opleiden en trainen kunnen meer mensen tegelijk worden opgeleid. Moderne digitale trainingsmiddelen helpen hierbij en dit zal naar verwachting ook een positieve uitwerking hebben op werving en behoud van personeel. Hiermee wordt de komende jaren al een begin gemaakt bij de opleiding en training van bemanningen voor de huidige onderzeeboten, zodat de ervaring die hiermee wordt opgedaan kan worden benut voor het in gebruik nemen van digitale trainingsmiddelen en simulatoren die worden geleverd door de winnende werf.

De bemannings- en trainingsfilosofie voor de nieuwe onderzeebootklasse zal verschillen van de huidige Walrusklasse. In de toekomst moeten vijf bemanningen beschikbaar zijn voor vier onderzeeboten. Hierdoor wordt een betere vaar-wal verhouding voor bemanningsleden verkregen. De nieuwe onderzeeboot is ontworpen voor een bemanning die ongeveer een-derde kleiner is dan de bemanning van de huidige boten. De grote mate van automatisering maakt een kleinere bemanning mogelijk dan op de Walrusklasse onderzeeboten. Naast de vaste bemanningsleden en een aantal opstappers is er accommodatie voor special forces inclusief hun uitrusting. Meer dan nu, zullen opleiding, training en gereedstelling aan de wal plaats vinden met behulp van moderne simulatiemogelijkheden. Dit vermindert de afhankelijkheid van een varende boot, waardoor onderhoudsperioden minder impact hebben op het opleidings- en trainingsschema. Na contracttekening wordt het trainingsconcept in detail uitgewerkt.

De regelgeving ten aanzien van Arbo is opgenomen in het programma van eisen. Het winnende ontwerp van de nieuwe onderzeeboot houdt rekening met de menselijk factoren die van belang zijn bij lange missies en uitdagende operationele omstandigheden aan boord van onderzeeboten. Deze omvatten de leefomstandigheden aan boord, accommodatie van gemengde bemanningen, mogelijkheden voor aanpassing en capaciteit voor extra bemanningsleden en special forces.

Instandhouding

De RFQ heeft betrekking op een contract voor de levering van de nieuwe onderzeeboten. Om op voorhand een gedegen beeld te hebben van het instandhoudingsproces, is tijdens de D-Fase de instandhoudingsfase voorbereid. Dit bestaat uit twee delen. Ten eerste zijn eisen opgesteld voor de Integrated Logistic Support (ILS) als onderdeel van het te leveren product, waaronder eisen voor strategische autonomie. Ten tweede zijn voorbereidingen getroffen voor de fase na tekening van het leveringscontract, de zogenoemde In-Service Support (ISS) Definition Phase.

Defensie zal gedurende de exploitatieperiode van circa 30 jaar de operationele relevantie en inzetbaarheid van de onderzeeboten moeten behouden. VOZBT is het eerste materieelprogramma van Defensie waarin waarborging van WNV en strategische autonomie expliciet is uitgewerkt als onderdeel van het eisenpakket voor ILS. Deze eisen hebben betrekking op de leveringsketen van 42 kritieke systemen van de onderzeeboot. Daarnaast komt door middel van het WNV-plan (ENSI Cooperation Plan) verdere betrokkenheid van Nederlandse bedrijven tot stand. Deze betrokkenheid strekt van ontwerp tot aan productie, assemblage, integratie en onderhoud van de WNV kritieke systemen.

Uit de beoordeling van het ENSI Cooperation plan blijkt dat Naval Group ruimschoots voldoet in de mate waarin Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen worden betrokken in ontwerp, productie, assemblage en integratie van de kritieke systemen. Tevens is de spreiding van de voorgestelde betrokkenheid van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen noemenswaardig. Ook wordt gewaarborgd dat de DMI goed wordt gepositioneerd voor haar voorziene regierol bij de instandhouding.

De instandhouding van de nieuwe onderzeeboot zal zich concentreren op de Marinebasis Nieuwe Haven in Den Helder, waarbij het dok-gebonden onderhoud wordt uitgevoerd op het schepenliftcomplex van de DMI. Tijdens de ISS Definition Phase wordt nader uitgewerkt voor welke onderhoudswerkzaamheden een beroep zal worden gedaan op de leverancier en haar onder-leveranciers, in samenwerking met de DMI. Bij deze hybride aanpak wordt een publiek-private samenwerking zo veel als mogelijk gestimuleerd voor het behoud van noodzakelijke kennis voor de uitvoering door DMI-personeel van ongepland onderhoud tijdens (of in voorbereiding op) de inzet van de onderzeeboten. Voor een toekomstbestendige ontwikkeling van zowel de militaire als civiele haven in Den Helder, werkt Defensie actief samen met de provincie Noord-Holland en de gemeente Den Helder in het bredere samenwerkingsverband «Ontwikkeling Maritiem Cluster regio Den Helder». De ambitie om een maritieme «maintenance valley» te ontwikkelen maakt hier deel van uit.

In de leveringsovereenkomst met Naval Group zullen de afspraken worden vastgelegd over de voorwaarden van een instandhoudingsovereenkomst, de toekomstige inrichting van de instandhouding, de ontwikkeling van een instandhoudingskostenmodel en het daarvoor beoogde toekomstige partnerschap, met als doel de regiefunctie bij CZSK/DMI te beleggen en op voorhand afspraken over de instandhouding zo veel mogelijk vast te leggen.

Hiervoor zijn de volgende vijf uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. CZSK/DMI is hoofdverantwoordelijk voor de materiële gereedheid en is daarmee eindregisseur en opdrachtgever van de totale instandhouding van vier nieuwe onderzeeboten, die in Den Helder bij CZSK/DMI ingericht zal worden als onderdeel van de beoogde maritieme «Maintenance Valley»;

  • 2. Binnen de leveringsovereenkomst wordt gewaarborgd dat CZSK/DMI de vervangende onderzeebootcapaciteit in stand kan houden, alsook de configuratie kan aanpassen om operationeel relevant te blijven of instandhoudingsproblemen op te lossen. Hierbij wordt tevens de mogelijkheid gewaarborgd om Nederlandse bedrijven te betrekken bij de instandhouding, onder directe regievoering van CZSK/DMI;

  • 3. Daar waar CZSK/DMI niet onafhankelijk kan opereren van de leverancier, en er geen realistisch alternatief is voor de leverancier, zijn noodzakelijke diensten zoveel als mogelijk op voorhand onder concurrentie gecontracteerd. Deze diensten zullen worden geleverd door de winnende werf;

  • 4. De instandhoudingsactiviteiten voor VOZBT worden vanuit het schepenliftcomplex en in diverse werkplaatsen van CZSK/DMI op de Marinebasis Den Helder uitgevoerd. De benodigde aanpassingen van het schepenliftcomplex zijn onderdeel van het programma VOZBT;

  • 5. De beoogde uitwerking van de instandhoudingsovereenkomst en het bijbehorende samenwerkingsmodel tussen CZSK/DMI en de leverancier zijn onderdeel van het leveringscontract. Dit samenwerkingsmodel wordt momenteel in samenwerking met de Instandhoudingsgroep Onderzeeboten van de DMI verder uitgewerkt.

De invulling van de ILS-eisen door de winnende werf stelt Defensie in staat om de kernactiviteiten voor de exploitatie van de nieuwe onderzeeboot gedegen uit te voeren zodat de vereiste gereedheid kan worden behaald. De beoogde samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven draagt bij tot de waarborging van strategische autonomie. Na tekening van de leveringsovereenkomst volgt de ISS-Definition Phase. Het is de bedoeling deze fase uiterlijk 3 jaar na tekening van het leveringscontract af te sluiten met een leverancier-specifieke (en daarmee op het onderzeebootontwerp toegespitste) instandhoudingsovereenkomst.

Overige aspecten

Infrastructuur en vastgoed

Met het oog op de introductie van diverse nieuwe scheepsklassen wordt een integraal plan voor de Nieuwe Haven in Den Helder uitgewerkt, zodat alle scheepsklassen en ondersteunende infrastructuur kunnen worden geaccommodeerd. Het CZSK heeft een inventarisatie uitgevoerd van de benodigde aanpassingen aan vastgoed en infrastructuur. Als onderdeel van het offertetraject voor VOZBT is een facility gap analysis uitgevoerd, waarin de kandidaat-werven beschrijven wat er met de komst van de nieuwe onderzeeboot moet gebeuren op het gebied van vastgoed en infrastructuur. Het onderzeebootontwerp van Naval Group, met de daarbij behorende leveringen zoals simulatoren en werktuigen voor de instandhouding, zal invloed hebben op de benodigde aanpassingen onder meer vanwege een grotere lengte dan de huidige onderzeeboten. Met de winnende werf zal het plan voor vastgoed en infrastructuur in meer detail worden uitgewerkt. De kosten van de aanpassingen zijn onderdeel van het LCC-budget van het programma.

IT

Data-uitwisseling met het Defensie Enterprise Resource Planning (SAP S/4HANA) is voorzien voor de ondersteuning van de bedrijfsprocessen ten behoeve van keten-, systeemlogistiek en financiën. Het programma VOZBT heeft gedurende de D-fase afspraken gemaakt met het programma Grensverleggende IT (GrIT) over de software-integratie van ondersteunende programmatuur voor de nieuwe onderzeebootcapaciteit in de toekomstige Defensie IT infrastructuur. Met het programma ROGER is en wordt afgestemd hoe de data-uitwisseling tussen het toekomstige onderzeebootwapensysteem en het Defensie ERP systeem op hoofdlijnen ingericht gaat worden, en afstemming zal worden gecontinueerd. Eisen ter ondersteuning van software-integratie zijn opgenomen in het programma van eisen voor de RFQ VOZBT.

Duurzaamheid

De regelgeving ten aanzien van milieu, veiligheid en gevaarlijke stoffen is opgenomen in het programma van eisen. De Nederlandse onderzeeboten beschikken over een hybride (dieselelektrische) voortstuwing. Het ontwerp van Naval Group benut de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van batterijtechnologie. De nieuwe onderzeeboot zal worden voorzien van een lithium-ion batterijpakket en vier dieselgeneratoren. Door de hoge energiedichtheid van lithium-ion technologie in combinatie met de krachtige dieselgeneratoropstelling, wordt de verhouding tussen de tijd dat batterijen worden opgeladen en tijd dat de batterijen worden ontladen aanzienlijk verbeterd vergeleken met de Walrusklasse. Gedurende lange tijd kan worden geopereerd zonder dat de dieselgeneratoren moeten worden bijgezet, hetgeen de kans op counterdetectie aanzienlijk verkleint. Het ontwerp biedt ruimte om gedurende de levenscyclus extra batterijpakketten te installeren.

Gerelateerde projecten

In bijlage A bij deze brief zijn de (DMP-)trajecten toegelicht die zijn gerelateerd aan het programma VOZBT. Dit betreft de verwerving van Maritime Strike, vervanging hulpvaartuigen, verbetering MK 48 torpedo, vervanging MK 48 torpedo. In vertrouwelijke bijlage D bij deze brief is een overzicht toegevoegd van alle bewapening en de provisions for van de nieuwe onderzeeboot12.

Naamgeving

Op voordracht van Defensie zullen de opvolgers van de Walrusklasse opnieuw de namen van zeedieren dragen. De nieuwe onderzeeboten zullen achtereenvolgens heten: «Zr.Ms. Orka», «Zr.Ms. Zwaardvis», «Zr.Ms. Barracuda» en «Zr.Ms. Tijgerhaai». De vernoemde zeedieren komen wereldwijd voor en staan bekend als geduchte jagers. In de naamgeving komen traditie en vernieuwing samen. Twee namen (Orka, Barracuda) zijn nog niet eerder bij de Onderzeedienst gebruikt. De twee andere namen (Zwaardvis, Tijgerhaai) houden de herinnering levend aan hun naamvoorgangers uit de Tweede Wereldoorlog.

Financiën

Het levensduurkostenbudget (LCC-budget) berust op de operationele behoefte van vier onderzeeboten en is een taakstellend budget. Het betreft het budget voor investeringen en exploitatie voor de nieuwe onderzeeboten voor de levensduur van 30 jaar, vastgesteld op basis van de huidige ramingen. Ook de investeringen in gerelateerde projecten die samenhangen met het programma VOZBT zijn onderdeel van dit LCC-budget, zoals kapitale munitie en beoogde modernisering van de vervangende capaciteit.

Het totale budget is sinds de tweede voortgangsrapportage, naast de indexaties, gelijk gebleven. Er is dan ook geen verdringing opgetreden bij overige materieelprojecten binnen het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) als gevolg van dit programma. Onderdeel van het totale budget is het investeringsbudget van het programma vervanging onderzeebootcapaciteit tot en met 2039, zoals opgenomen in het DMF. Dit bedraagt € 5.650 miljoen, inclusief de delta voor de exploitatie en de risicoreservering.

Het geactualiseerde overzicht van het LCC-budget is in de commercieel vertrouwelijke bijlage E bij deze Kamerbrief toegevoegd. Het verschil tussen het actuele budget (prijspeil 2023) en het budget in de tweede voortgangsrapportage heeft twee oorzaken. Ten eerste heeft conform de jaarlijkse prijsbijstellingssystematiek de loon-, prijs- en valutabijstelling plaatsgevonden. Ten tweede is het voor het contract beschikbare budget opgehoogd door een onttrekking vanuit de risicoreservering ten gunste van de basisraming. Deze onttrekking betreft de risico’s die verband hielden met de financiële omvang van de ingediende offertes. Deze risico’s zijn vervallen met het gunningsbesluit. De resterende omvang van de risicoreservering is voldoende om het geactualiseerde risicoprofiel op te vangen, waarna nog een bedrag resteert voor onbenoemde risico’s.

De instandhoudingsbudgetten maken deel uit van de begroting van het DMF en de overige exploitatie-uitgaven zijn opgenomen in «hoofdstuk X (Defensie)» van de Rijksbegroting. Door het loskoppelen van de investering en de instandhouding in het verwervingstraject is er ten opzichte van de tweede voortgangsrapportage geen nieuwe financiële informatie over de instandhouding beschikbaar. Er hebben zich daardoor op deze budgetten, los van de loon-, prijs- en valutabijstellingen, geen wijzigingen voorgedaan ten opzichte van de tweede voortgangsrapportage. Wel is het risicodossier voor het instandhoudingsdeel geactualiseerd op basis van uit de dialoog en de ingediende offerte ontvangen informatie. Deze actualisatie past binnen de risicoreservering voor het instandhoudingsdeel en leidt daarmee niet tot aanpassing van deze reservering.

Zoals vermeld in de eerste voortgangsrapportage zullen de kosten van de transitiefase pas inzichtelijk worden op basis van de uitwerking van het gunningsbesluit. Dit zal pas na het tekenen van het contract plaatsvinden. Hieruit volgt een planning voor de levering van de nieuwe onderzeeboten door de geselecteerde werf, waarmee een gefundeerde inschatting van de kosten tijdens de transitie kan worden gemaakt. Deze kosten dienen te worden gedekt vanuit het taakstellend budget.

Risico’s

Vanaf het begin van het programma is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de risico- en kostenbeheersing. Vanaf de onderzoeksfase (B-fase) geldt een taakstellend levensduurkostenbudget, waarin de kosten zijn opgenomen van de investering en van de instandhouding gedurende de levensduur. Voor de offerteaanvraag gold een relatief omvangrijke risicoreservering, om extra zekerheid te krijgen dat tegenvallers kunnen worden opgevangen.

Risicomanagement is een doorlopend en dynamisch proces en vast onderdeel van de programmabeheersing. Concreet gaat het om risico’s die betrekking hebben op het product, de planning en het budget, maar bijvoorbeeld ook op ontwikkelingen die het draagvlak voor de vervanging negatief kunnen beïnvloeden.

De eisen die worden gesteld aan het ontwerp, de engineering en de bouw van onderzeeboten liggen hoog, op onderdelen nog veel hoger dan aan bijvoorbeeld een tank of een gevechtsvliegtuig. Aanpassing van het ontwerp zoals het moeten scheppen van ruimte voor Government Furnished Equipment, Information, Software (GFx) gaat gepaard met risico’s. Mede om deze reden heeft Defensie de hoeveelheid GFx in de uitvraag beperkt gehouden, waarbij nog steeds invulling wordt gegeven aan de operationele behoefte. In de verwervingsvoorbereidingsfase is duidelijk gemaakt dat de ontwerpverantwoordelijkheid blijft liggen bij de leverancier.

Ieder half jaar wordt het risicoprofiel geactualiseerd. Ten tijde van de tweede voortgangsrapportage was deze afgestemd op de verstuurde offerteaanvraag. Op basis van de uitkomst van de offertebeoordeling is het risicoprofiel herijkt, waarbij alle risico’s die betrekking hadden op de verwervingsvoorbereidingsfase zijn opgetreden of vervallen en de overige risico’s waar nodig zijn geactualiseerd, onder meer op de inhoud van de winnende offerte. Hiermee is het risicoprofiel in financiële zin flink afgenomen. Het huidige risicoprofiel van het programma VOZBT past binnen de kaders tijd en geld.

In de vertrouwelijke bijlage E zijn de actuele top vijf risico's voor geld en de top vijf risico's voor tijd opgenomen. Deze risico’s geven een indruk van de belangrijkste onderkende risico’s, maar dienen tegelijk te worden beschouwd als een momentopname, omdat deze gaandeweg de uitvoering voortdurend opnieuw worden bezien.

Planning

Met het vaststellen van het voorlopig gunningsbesluit is een belangrijke mijlpaal gehaald en wordt de planning geactualiseerd. Op basis van het leverschema van de leverancier kunnen de mijlpalen voor de transitie nader worden geduid. De productieplanning van de winnende werf zal contractueel worden vastgelegd. Belangrijk hierbij is dat het moment van contracttekening het startpunt vormt van de geactualiseerde planning. Dit moment is voorzien medio 2024, na parlementaire behandeling van deze brief. Op basis van deze planning en de werf-specifieke risicoanalyse is het aannemelijk dat de mijlpaal van twee inzetbare nieuwe onderzeeboten midden jaren dertig, wordt gehaald. Bijlage A bevat een nadere toelichting op de planning met de nieuwe mijlpalen.

De transitie is gebaseerd op de mijlpaal dat de eerste twee nieuwe onderzeeboten volledig operationeel inzetbaar zijn en de taken van de Walrusklasse kunnen overnemen. Vanaf dat moment kunnen de laatste twee operationele Walrusklasse onderzeeboten uit dienst worden gesteld, de zogenoemde «2-naar-2 transitie». Dit betekent een geleidelijke overgang, waarbij de derde en de vierde onderzeeboot snel moeten volgen om de inzetbaarheid van de onderzeebootcapaciteit op langere termijn te kunnen waarborgen.

In de tweede voortgangsrapportage is gemeld dat het beoogde moment waarop de eerste twee nieuwe onderzeeboten Fully Operational Capable beschikbaar zijn naar verwachting zal vallen in de bandbreedte 2034–2037. Voor de offerteaanvraag is het kader tijd nader toegespitst om het risico te beperken dat in die periode tijdelijk geen onderzeeboten beschikbaar zijn. Uiterlijk tien jaar na tekening van het leveringscontract moeten de varende beproevingen van de tweede boot zijn voltooid.

Tot slot

In deze brief is het voorlopig gunningsbesluit van het programma vervanging onderzeebootcapaciteit toegelicht. Met de bekendmaking van de keuze voor de leverancier en het product treedt een periode van 15 dagen in werking, waarin werven het voorlopig gunningsbesluit kunnen bestuderen en daarop reageren (opschortende termijn of stand still). Na parlementaire behandeling van deze brief wordt het voorlopig gunningsbesluit definitief en kan Defensie het leveringscontract met de Naval Group tekenen en de MoU sluiten met de Franse overheid. Hierbij geldt de voorwaarde dat EZK overeenstemming heeft bereikt met Naval Group over de ICA. Defensie informeert uw Kamer zoals gezegd graag nader vertrouwelijk in een technische briefing over de totstandkoming van het voorlopig gunningsbesluit.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat


X Noot
1

Kamerbrieven over de «Transitie van de Koninklijke Marine» en over «Defensie en de Maritieme Maakindustrie», Kamerstukken 36 124, nr. 31 en Kamerstukken 27 830 en 31 409, nr. 423.

X Noot
2

Kamerbrief «Offerteaanvraag programma vervanging onderzeebootcapaciteit», Kamerstuk 34 225, nr. 40.

X Noot
3

Kamerbrief «Proces tot gunning vervanging onderzeebootcapaciteit», Kamerstuk 34 225, nr. 44.

X Noot
4

Kamerbrieven «Basisrapportage VOZBT», «Eerste voortgangsrapportage VOZBT», en «Tweede voortgangsrapportage VOZBT», Kamerstukken 34 225, nrs. 31, 35 en 43.

X Noot
5

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
6

Kamerbrief «uitkomsten van de onderzoeksfase (B-brief)», Kamerstuk 34 225, nr. 24, en de beantwoording van de Kamervragen over deze brief, Kamerstuk 34 225, nr. 25.

X Noot
7

Kamerbrief «Offerteaanvraag programma vervanging onderzeebootcapaciteit», Kamerstuk 34 225, nr. 40.

X Noot
8

Zie de Kamerbrieven over «uitkomsten van de behoeftestellingsfase (A-brief)» en «uitkomsten van de onderzoeksfase (B-brief)», Kamerstukken 34 225, nrs. 13 en 24.

X Noot
9

EZK hanteerde voor de eindbeoordeling de volgende binaire kwalificaties: «acceptabel» en «niet acceptabel». Het ICA-voorstel van Naval Group is als «acceptabel» gekwalificeerd.

X Noot
10

Kamerbrieven «Offerteaanvraag programma vervanging onderzeebootcapaciteit» en «Proces tot gunning vervanging onderzeebootcapaciteit», Kamerstukken 34 225, nrs. 40 en 44.

X Noot
11

Kamerbrief «Totstandkoming industriële samenwerkingsovereenkomst in het

programma vervanging onderzeebootcapaciteit», Kamerstuk 34 225, nr. 42.

X Noot
12

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven