Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2016
Hierbij informeer ik u over recente ontwikkelingen op het gebied van de Europese toelating
voor de teelt van genetisch gemodificeerde (gg-)gewassen.
Zoals u weet vindt besluitvorming over de toelating van gg-gewassen plaats op EU-niveau
op basis van een veiligheidsbeoordeling. Daarnaast kunnen EU-lidstaten, sinds april
2015, op andere gronden dan veiligheid bepalen of zij teelt van EU-toegelaten gg-gewassen
op hun grondgebied willen toestaan1.
Er is dus sinds vorig jaar een duidelijk onderscheid tussen Europese besluitvorming
over veiligheid als het gaat om een EU-toelating (stap 1) en nationale besluitvorming
over de wenselijkheid van teelt van EU-toegelaten gewassen op nationaal grondgebied
(stap 2).
Nederland heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de teelt te verbieden (stap
2) van gg-gewassen die al in de EU op basis van de veiligheidsbeoordeling zijn toegelaten
(stap 1), alsook van gg-gewassen waarvoor de EU-toelatingsprocedure (stap 1) nog niet
is afgerond. In eerdere brieven2 bent u daarover geïnformeerd.
Ingeval van Europese besluitvorming over veiligheid hanteert Nederland een harde voorwaarde:
Nederland stemt pas in met een EU-toelating (stap 1) als op basis van onder andere
de COGEM adviezen blijkt dat de risico’s van de gg-gewassen verwaarloosbaar klein
zijn.
Ik informeer u, middels deze brief, over de voortgang in de besluitvorming over drie
gewassen waarvoor de EU-toelatingsprocedure (stap 1) nog niet is afgerond, namelijk:
maïs Bt11, maïs 1507 en maïs MON810. De Europese Commissie heeft inmiddels ontwerptoelatingsbesluiten
opgesteld waarover alle lidstaten binnenkort moeten beslissen volgens de gebruikelijke
stemprocedure.
Over deze drie toelatingsdossiers zijn EFSA-opinies en COGEM adviezen beschikbaar
waaruit blijkt dat de risico’s van de gg-gewassen verwaarloosbaar klein zijn.
Maïs MON810 is in de EU al toegelaten voor teelt, maar de geldigheidsduur van die
toelating is inmiddels verstreken. Een ontwerphernieuwingsbesluit voor dit gewas wordt
nu voor besluitvorming voorgelegd.
Over de EU-toelating van maïs Bt11 en maïs 1507 zijn al eerder ontwerpbesluiten voor
stemming voorgelegd aan de lidstaten maar destijds kon geen gekwalificeerde meerderheid
vóór of tegen toelating worden bereikt, waarna de toelatingsprocedure is gestagneerd.
Onder verwijzing naar de motie3 over maïs 1507 die door uw Kamer is aangenomen, alsmede de motie4 over maïs 1507 die door de indiener is aangehouden, informeer ik u dat Nederland
voornemens is in te stemmen met de voorliggende ontwerptoelatingsbesluiten omdat:
-
1. uit de beoordeling van de drie dossiers is gebleken dat de risico’s van de onderhavige
gg-gewassen verwaarloosbaar klein zijn, en
-
2. de ontwerptoelatingsbesluiten expliciet bepalen dat de teelt van daarin toegelaten
gewassen niet is toegestaan voor EU-lidstaten – zoals Nederland – waarvoor een geografische
toepassingsbeperking geldt.
Een EU-toelating op basis van een veiligheidsbeoordeling voor de drie genoemde gg-gewassen
(stap 1) verandert derhalve niets aan het thans in Nederland geldende verbod op teelt
van die gewassen op nationaal grondgebied (stap 2).
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma