Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34208 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34208 nr. 5 |
Vastgesteld 25 juni 2015
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
1. |
Algemeen |
2 |
2. |
Inleiding |
4 |
3. |
Europees kader voor herstel en afwikkeling |
4 |
a) |
de voorbereidingsfase |
4 |
b) |
de vroegtijdige interventiefase |
5 |
c) |
de afwikkelingsfase |
5 |
d) |
financiering van afwikkeling; afwikkelingsfonds en -heffing |
8 |
e) |
rechtsbescherming |
8 |
f) |
handhaving |
9 |
g) |
samenwerking Europese afwikkelingsautoriteit, de nationale bevoegde autoriteit, de nationale afwikkelingsautoriteit en de AFM |
9 |
4. |
het onderhavige wetsvoorstel |
10 |
a) |
wijze van implementatie |
10 |
b) |
het nieuwe afwikkelingsregime |
10 |
c) |
bekostiging |
11 |
d) |
positie Minister van Financiën binnen nieuw Europees kader |
11 |
e) |
administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten |
12 |
f) |
consultatie |
12 |
5. |
Artikelsgewijs |
13 |
6. |
Advies afdeling Advisering Raad van State en nader rapport |
15 |
7. |
Overige |
15 |
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Deze leden zijn een voorstander van de Europese Bankenunie. Met de implementatie van de BRRD – en eerder het SRM – gelden in de gehele Europese Unie dezelfde regels voor herstel en afwikkeling van falende banken. Essentieel daarin is het instrument van bail-in. Door bail-in toe te passen komen verliezen voor rekening van de aandeelhouders en daarna de schuldeisers. Als dit toch niet voldoende blijkt, dan wordt een beroep gedaan op het afwikkelingsfonds dat door de banken zelf de komende jaren wordt gevuld. Zo wordt de negatieve wisselwerking tussen problematische banken en de overheid doorgeknipt en komen verliezen niet meer voor rekening van de belastingbetaler. De leden van de PvdA-fractie hebben over de Implementatiewet nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen en aanverwant documenten. De leden hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie erkennen dat een stelsel van streng toezicht op banken en mogelijkheid tot afwikkeling zeer belangrijk is. En hoewel onderhavig wetsvoorstel eigenlijk niet te amenderen is, stellen zij toch nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.
Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van PVV-fractie het hierna volgende naar voren.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Implementatiewet voor een Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Deze leden hechten groot belang aan het beperken van de negatieve wisselwerking tussen falende banken en overheden en het minimaliseren van de kans dat er opnieuw een beroep gedaan moet worden op publieke middelen. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Genoemde leden willen graag enkele vragen ter beantwoording aan de regering voorleggen.
De leden van de fractie van de VVD vragen of er een overzicht gegeven kan worden van de lidstaatopties in de richtlijn en hoe daarmee is omgegaan in de voorliggende wet?
Kan er een overzicht gegeven worden nationale koppen dan wel «goldplating» bij de implementatie van de richtlijn en verordening in de Nederlandse wetgeving?
Welke keuzemogelijkheden en ruimte zat/zit er in de richtlijn en hoe is daarvan gebruik gemaakt in de implementatiewet, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Indien het instrumentarium uit deze wet beschikbaar was geweest ten tijde van de financiële crisis, wat was er dan anders gegaan met betrekking tot de redding van en steun voor verschillende banken in de EU? Wat was er anders gegaan bij de nationalisatie van ABN AMRO? Wat was er anders gegaan bij de nationalisatie van SNS Reaal? Had er dan nog geld van de belastingbetaler gestoken moeten worden in deze beide financiële instellingen, vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van de VVD vragen of de regeling van herstel en afwikkeling niet veel te ingewikkeld is geworden, waardoor het voor instellingen steeds moeilijker wordt om de rechtsregels en rechtspositie te doorgronden?
Volgens het Financieele Dagblad (9 juni 2015) heeft S&P heeft Deutsche Bank, Barclays en Royal Bank of Scotland (RBS) afgewaardeerd naar aanleiding van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD). Klopt dit? In hoeverre is dit ook voor de Nederlandse banken te verwachten, vragen de leden van de VVD-fractie.
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de richtlijn de nationale autoriteiten vrijlaat in de toepassing van de instrumenten en in het gebruik van nationale financieringsregelingen ter ondersteuning van de afwikkelingsprocedures. Dit zou ertoe kunnen leiden dat lidstaten ten aanzien van de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen afzonderlijke en potentieel inconsistente besluiten nemen die een negatieve uitwerking op de totale afwikkelingskosten kunnen hebben en het gelijke speelveld op de interne markt kunnen verstoren. De leden van de PVV-fractie vragen de regering een voorbeeld te geven van een dergelijke situatie. Welke nadelige uitwerking zou dit precies op de afwikkelingskosten kunnen verstoren en op welke wijze zou dit het gelijke speelveld op de internet markt kunnen verstoren? Hoe zal hiermee omgegaan worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering op grond waarvan het bedrag van 55 miljard euro dat de komende jaren in het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds wordt gestort naar de huidige stand van zaken voldoende wordt geacht. Hoe oordeelt de regering over de verhouding tussen de budgettaire omvang van het afwikkelingsfonds en het balanstotaal van de Europese banken, zo willen deze leden weten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten in hoeverre met betrekking tot de implementatie van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Bank Recovery and Resolution Directive) andere keuzes worden gemaakt dan in andere Europese landen waarvoor tevens de verordening inzake het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme geldt. Welke redenen zijn er dan hiervoor, zo willen deze leden weten.
Geharmoniseerde materiële toezichtkaders (single rulebook). Tijdens een gesprek van de vaste commissie voor Financiën en de ECB gaf mevrouw Lautenschläger aan dat er nog lang geen sprake was van een single rulebook, er zou nog sprake zijn van zo’n 150 verschillende punten en dat er nog meer convergentie moet plaats vinden. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Waar zitten de afwijkingen en verschillen in Nederland als het gaat om dat single rulebook, vragen de leden van de fractie van de VVD.
In het geval van een kleine, weinig verweven of weinig complexe instelling kan een afwikkelingsplan worden beperkt tot bepaalde basisinformatie. De leden van de fractie van de VVD vragen om hoeveel instellingen het daarbij kan gaan. In hoeverre wordt er verder nog rekening gehouden met het verschil tussen grote en kleine instellingen? In hoeverre is er sprake van voldoende proportionaliteit bij de verschillende maatregelen?
Wat zijn nu de exacte verschillen tussen de total loss-absorbing capacity (TLAC) voorstellen voor wereldwijd systeemrelevante banken en van de MREL (minimum requirement for own funds and eligible liabilities) voorstellen uit de onderhavige richtlijn? Wat zijn de gevolgen van beide voor de Nederlandse banken, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
EBA zal uiterlijk 31 oktober 2016 aan de Commissie verslag doen over MREL en daarbij rekening houden met de internationale ontwikkelingen rondom het TLAC-voorstel. Wat wordt daarmee bedoeld?
De leden van de fractie van de VVD vragen wat de ontwikkelingen zijn met betrekking tot kapitaalvereisten en risico-weging die er nog aan komen? Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse banken van de in de media genoemde voorstellen voor kapitaalbodems vanuit Bazels Comité? Wat zijn de gevolgen voor de hypotheken in Nederland? Wat is de inzet van de Nederlandse regering op dit punt richting het Bazels Comité? Wat is de inzet van DNB?
Met de richtlijn wordt beoogd belemmeringen weg te nemen voor de onderlinge steun binnen grensoverschrijdende groepen. De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre er nu belemmeringen zijn voor onderlinge steun binnen deze groepen? De genoemde leden vragen hoe het wegnemen van belemmeringen voor onderlinge steun zich verhoudt tot maatregelen, zoals het opstellen van een groepsafwikkelingsplan, die ervoor moeten zorgen dat instellingen juist beter afwikkelbaar worden? Kan dit de afwikkelbaarheid van instellingen niet juist bemoeilijken?
De leden van de PvdA-fractie vragen of er eisen worden gesteld aan het maximumniveau aan verpanding op de balans? In hoeverre neemt de resolutieautoriteit de mate van verpanding van de balans in ogenschouw bij de vaststelling van de MREL-verplichting voor een instelling?
De leden van de PvdA-fractie informeren naar de stand van zaken betreffende de TLAC-voorstellen van de Financial Stability Board (FSB)? Is de verwachting nog steeds dat de ontwikkeling van deze standaard nog dit jaar wordt afgerond?
De leden van de PVV-fractie op dat voordat de afwikkelingsautoriteit over zal gaan tot de afwikkeling van een instelling, zij eerst gebruik moet maken van het instrument van AFOMKI. De leden van de PVV-fractie willen weten of de kapitaalinstrumenten hierbij volledig zullen worden afgeschreven of omgezet en of hier een limiet aan is.
In de richtlijn zijn (aanvullende) vroegtijdige interventiemaatregelen opgenomen. In de memorie van toelichting wordt een lijst met maatregelen genoemd. Daarbij wordt aangegeven dat «onder meer» gaat om de opgesomde maatregelen, om welke maatregelen gaat het nog meer, vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de VVD-fractie vragen welke rol en nieuwe bevoegdheden de AFM krijgt in deze vroegtijdige interventiefase? Waarom wordt hiervoor gekozen en wordt verder gegaan dan hetgeen de implementatie van de richtlijn feitelijk vereist? Waarom is het nodig ook de AFM als gedragstoezichthouder meer bevoegdheden te geven in deze fase, terwijl herstel en afwikkeling toch primair taken zijn van de prudentieel toezichthouder? Hoe verhouden de bevoegdheden van de AFM zich tot de bevoegdheden van ECB of DNB, die gaan over vroegtijdige interventie? Kan AFM ook besluiten tot vroegtijdige interventie? Hoe wordt voorkomen dat instellingen in dit kader niet geconfronteerd worden met driedubbel toezicht en tegenstrijdige eisen, vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat het exacte verschil is tussen afwikkeling van banken en faillissement van banken.
De beschikbare instrumenten kunnen door de afwikkelingsautoriteit ingezet worden als een instelling faalt of waarschijnlijk faalt. Dit geldt nu dus voor banken en beleggingsondernemingen. Waarom geldt ditzelfde (criterium) niet voor verzekeraars, waarvoor geldt dat redelijkerwijs te voorzien is dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren? Waarom zijn of worden deze definities niet gelijk geschakeld? Waar zitten verder nog verschillen op dit punt, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Er wordt gesteld dat indien een instelling niet voldoet aan de voorwaarden waaronder zij een vergunning heeft gekregen of daar binnen afzienbare tijd niet aan voldoet. Wat wordt met «binnen afzienbare tijd» bedoeld, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Er wordt aangegeven dat in de tabel bijlage I van de memorie van toelichting wordt uiteengezet wat de eigenschappen zijn van de diverse kapitaalinstrumenten en wordt ook een aantal voorbeelden daarvan gegeven. Dit moet waarschijnlijk bijlage II zijn, maar waar vallen de zogenaamde coco’s (contingent convertible obligaties) onder? En waar vallen de zogenaamde ledencertificaten van coöperatieve banken onder, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Bail-in moet ervoor zorgen dat aandeelhouders, houders van andere kernkapitaalinstrumenten, et cetera van de falende instelling passende verliezen lijden en een passend deel van de kosten dragen. Wat wordt bedoeld met passend, vragen de leden van de VVD-fractie.
Gegarandeerde deposito’s zijn uitgezonderd van bail-in. Deposito’s tot 100.000 euro zijn op dit moment gegarandeerd. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre landen hiervan kunnen afwijken door hogere deposito’s te gaan garanderen? En wat gebeurd er dan eventueel met die hogere gegarandeerde deposito’s bij bail-in?
Daarnaast wordt een aantal andere uitzonderingen omschreven. Kunnen daar per uitzondering een paar concrete voorbeelden genoemd worden?
Er is discretionaire ruimte voor de afwikkelautoriteit, een aantal omstandigheden kunnen aanleiding geven tot het uitsluiten van passiva van bail-in. Kunnen daar ook een paar concrete voorbeelden genoemd worden, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Als de hoeveelheid gedekte deposito’s in de loop der jaren groeit, kan het doelbedrag van het SRM verhoogd worden. Zit er een plafond aan dit aan dit doelbedrag, vragen de leden van de fractie van de SP.
Het ligt in de rede dat DNB een termijn stelt waarbinnen de rechten opnieuw uit te geven aandelen moeten worden uitgeoefend. Welke termijn is daarbij redelijk, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Als uitgangspunt wordt gekozen dat eventueel bestaande beschermingsmaatregelen worden gerespecteerd, dan wel opnieuw worden opgezet, tenminste voor zover dit de verwezenlijking van de doelstellingen van afwikkeling niet belemmert. Is dit een specifieke Nederlandse invulling? Hoe hebben andere dat geregeld of gaan ze dat regelen?
Er zou een gevaar kunnen zitten door besmettingsgevaar als banken investeren in banken, en dat als 1 bank in de problemen komt, er daardoor meerdere ook direct in de problemen komen. Hoe wordt dit probleem getackeld, vragen de leden van de VVD-fractie.
In de verordening is bepaald dat tot afwikkeling van een instelling wordt overgegaan als aan drie voorwaarden is voldaan. De leden van de PvdA-fractie vragen om nader toe te lichten wat de voorwaarde «de afwikkeling van de instelling is noodzakelijk in het algemeen belang» inhoudt? De genoemde leden vragen in hoeverre er situaties denkbaar zijn waarin wordt besloten om een in problemen verkerende niet-significante bank af te wikkelen?
Sommige passiva kunnen worden uitgesloten van bail-in als daardoor het risico bestaat dat het probleem zich uitbreidt naar nadere instellingen. Om besmettingsgevaar te voorkomen vinden de leden van de PvdA-fractie dat het banken verboden moet worden om in elkaar te beleggen. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie welke type passiva kunnen worden uitgesloten van bail-in? De genoemde leden vragen hoe wordt voorkomen dat banken hierdoor een incentive hebben om in elkaars kapitaalinstrumenten en schuldpapier te investeren?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat meer duidelijkheid gewenst is over de hiërarchie van crediteuren bij het toepassen van bail-in. De genoemde leden vragen uiteen te zetten hoe bail-in precies in zijn werk gaat als bijvoorbeeld 8% van de passiva in aanmerking komt voor bail-in en deze bestaan uit veel vergelijkbare achtergestelde schuld, zeg 20%. Daarnaast stellen de leden van de PvdA-fractie vast dat de afwikkelingsautoriteit discretionaire ruimte heeft om passiva uit te sluiten van bail-in. De genoemde leden vragen wat het betekent voor andere schuldpapieren als de afwikkelingsautoriteit besluit een of twee categorieën uit te sluiten en zij zouden dit graag toelicht zien aan de hand van een voorbeeld. De leden van de PvdA-fractie vragen waar verliezen neerslaan als ook het instrument van bail-in niet toereikend blijkt?
In de memorie van toelichting wordt erkend dat de toepassing van het afwikkelingsinstrumentarium als onbedoeld neveneffect heeft dat de beschermingsmaatregel wegvalt, zo constateren de leden van de SP-fractie. Niettemin heeft de realisatie van de afwikkelingsdoelstellingen een hoge prioriteit. Immers, indien de afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat het respecteren van een beschermingsmaatregel het bereiken van deze doelstellingen belemmert of anderzijds daaraan in de weg staat, kan zij ervoor kiezen de beschermingsmaatregel niet te respecteren. Men heeft dus niet gekozen voor een verplichting voor de afwikkelingautoriteit om een beschermingsmaatregel te respecteren. Kan de regering toelichten waarom dat het geval is? Waarom worden in de richtlijn noch in de verordening regels gesteld omtrent de omgang met beschermingsmaatregelen, vragen de leden van de fractie van de SP.
Onder de uitzonderingen van de bail-in in enge zin vallen naast deposito’s en lonen ook essentiële diensten. Kan er een overzicht worden gegeven van deze diensten, vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de D66-fractie vragen naar de discretionaire ruimte van de afwikkelingsautoriteit en met name de mogelijkheid om passiva uit te sluiten van bail-in indien dit nodig wordt geacht om een wijdverbreide besmetting te voorkomen. Deze leden vragen of «wijdverbreide besmetting» nader is gekwantificeerd. Is er, zeker in perioden van verhoogde stress op de financiële markten, niet altijd enig besmettingsgevaar? Tevens vragen deze leden naar de uitzondering voor passiva waarop bail-in niet «binnen een redelijke termijn» kan worden toegepast. Aan welke termijn wordt gedacht? Kan de regering voorbeelden geven van categorieën waarbij dit aan de orde zal zijn?
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat indien de afwikkelingsautoriteit voorziet dat het instrument van AFOMKI niet voldoende zal opleveren om alle verliezen in de probleeminstelling te dragen, de autoriteit verder moet gaan met neerleggen van verliezen bij de crediteuren. De autoriteit kan dit doen door middel van een of een combinatie van vier afwikkelingsinstrumenten. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten hoe er bepaald wordt welk instrument of de combinatie ervan zal worden toegepast.
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie waarom de bail-in beperkt is tot 8% van het balanstotaal en waarom er geen volledige bail-in zal plaatsvinden.
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten in welke gevallen de resolutieautoriteit precies kan besluiten op bepaalde eligible liabilities uit te sluiten van bail-in. Wat gebeurt er als de 8% bail-in niet wordt behaald, omdat bepaalde crediteuren door de resolutieautoriteit worden uitgesloten? Wordt de hele bail-in op deze wijze niet te politiek?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie de regering alle mogelijk situaties te schetsen waarbij er alsnog sprake kan zijn van een bail-out.
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten wat de rol van de ECB is bij de afwikkeling gelet op de huidige situatie in Griekenland en de ELA-steun.
In principe worden de afwikkelfondsen niet ingezet ten behoeve van herkapitalisatie van de entiteit in afwikkeling. Wat wordt er bedoeld met «in principe», vragen de leden van de fractie van de VVD.
Kleine banken (contributiebasis kleiner dan 300 miljoen euro en balanstotaal minder dan 1 miljard euro) worden vrijgesteld van contributie. De leden van de VVD-fractie vragen waarom deze grens is gekozen? In hoeverre is dit proportioneel? Hoeveel banken zullen vrijgesteld worden? Welke/hoeveel banken in Nederland gaan onder deze vrijstelling vallen?
Het afwikkelfonds zal in 2015 worden gevoed met ex ante bijdragen van banken, beleggingsondernemingen en EU-bijkantoren, volgens de memorie van toelichting. Dit moet toch zijn vanaf 2015, vragen de leden van de VVD-fractie.
Het nationaal afwikkelingsfonds zal na de inwerkingtreding van de overeenkomst nog slechts fungeren voor de afwikkeling van entiteiten die wel onder het toepassingsbereik van de richtlijn maar niet onder dat van de verordening vallen. Kunnen daar een paar voorbeelden van genoemd worden, vragen de leden van de fractie van de VVD.
In hoeverre zijn er nog participanten over met «covered desposits» bij de bepaling van het targetniveau van het Nederlandse resolutiefonds vanaf 2015, of is het targetniveau dan nul, vragen de leden van de VVD-fractie.
Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer er duidelijkheid komt over de bijdragen van de Nederlandse banken aan het afwikkelingsfonds. Kan de regering per bank aangeven hoe hoog de bijdragen zullen zijn aan het afwikkelingsfonds in 2016 en daarna?
Ook vragen de leden van de PVV-fractie naar een overzicht (per bank) waarin staat aangegeven wat we kwijt zijn aan toezichtkosten, aan DNB, de AFM en nu ook de ECB, aan afdrachten aan resolutiefondsen, aan bankenbelasting en aan depositogarantiestelsels.
Er is een lidstaatoptie met betrekking tot een ex-ante rechterlijke toets over maatregelen in het kader van vroegtijdige interventie en afwikkeling. De leden van de VVD-fractie vragen waarom Nederland daar geen gebruik van maakt. Welke landen maken hier wel gebruik van en wat is daarvan de reden?
Nederland kiest ervoor geen gebruik te maken van de lidstaatoptie. Het Wetsvoorstel gaat uit van uitsluiting van ex ante rechterlijke toetsing voor afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Wel is een versnelde beroepsprocedure gekozen. De leden van de PvdA-fractie vragen nader toe te lichten waarom, als wordt besloten tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, ervoor is gekozen om niet de gewone rechtsbeschermingsprocedure op grond van de Awb van toepassing te laten zijn. De genoemde leden vragen of met het instellen van een versnelde beroepsprocedure de rechtszekerheid voldoende is gewaarborgd?
Hoe worden de aandeelhouders betrokken bij de voorbereiding van herstel- en afwikkelingsmaatregelen door de nationale afwikkelingsautoriteit mede in het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel? Hoe worden deze belangen meegewogen door de nationale afwikkelingsautoriteit, vragen de leden van de VVD-fractie.
De overdrachtsregeling blijft, met inbegrip van het rechtsbeschermingsregime, slechts nog gelden ten aanzien van verzekeraars. Waarom is dat, vragen de leden van de fractie van de VVD. Wat zijn daarvan de gevolgen? En hoe gaat dit werken als er een groep zowel een bank en een verzekeraar zit?
Waarom is het besluit tot het weigeren van het nemen van een besluit tot afwikkeling of het besluit tot het niet toepassen van een afwikkelingsinstrument, uitgesloten van bezwaar, beroep of hoger beroep? Is dit zo geregeld in de Europese regelgeving of is dit een keuze van Nederland, vragen de leden van de VVD-fractie.
In het nader rapport staat dat de rechterlijke toetsing van besluiten van een curator, bijzondere bewindvoerder of bijzondere bestuurder het beste plaats kan vinden door de bestuursrechter. Wat zou het verschil zijn indien dit bij de civiele rechter kwam te liggen, vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom bij een besluit van de afwikkelautoriteit tot afschrijving of omzetting van de kapitaalsinstrumenten de bestuursrechtelijke bezwaarfase is uitgesloten en staat alleen beroep in één instantie (bij het College van Beroep van het bedrijfsleven)? Waarom is de gewone rechtsbeschermingsprocedure op grond van de Awb niet van toepassing?
Waarom wordt ervoor gekozen om voor de verzekeraars wel de civielrechtelijke lijn te volgens voor het rechtsbeschermingsregime en voor de banken de bestuursrechtelijke lijn? Wat zijn de concrete verschillen tussen beide? In hoeverre is de civielrechtelijke lijn uitgebreider en biedt deze meer bescherming dan de bestuursrechtelijke lijn, vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de rechtsbescherming in de huidige interventiewet is geregeld?
De eisen aan de nationale handhavingsbevoegdheden uit de onderhavige richtlijn sluiten nauw aan op de handhavingsbevoegdheden zoals voorzien in de richtlijn kapitaalvereisten. Waar zit het verschil? Waarom is dit niet gewoon hetzelfde, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Op welke wijze en door welke instantie wordt er toegezien op de handhaving van de getroffen maatregelen die de onafhankelijke besluitvorming over de uitoefening van de afwikkelingstaak dienen te waarborgen bij DNB, vragen de leden van de fractie van de SP.
De leden van de D66-fractie constateren dat er zorgen leven in de sector over de samenwerking tussen de verschillende autoriteiten ten aanzien van de taakverdeling en eventueel tegengestelde belangen. Deze leden vragen of er, na de transitiefase, een evaluatie zal plaatsvinden van de samenwerking.
Voor de implementatie van onderdelen van de richtlijn uitsluitend ten behoeve van de restcategorie is in het wetsvoorstel zoveel mogelijk aangesloten bij de corresponderende inhoudelijke bepaling in de verordening. Waar zit het verschil? Waarom is er niet gewoon volledig aangesloten bij de verordening, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State wordt er een verbetertraject aangekondigd voor de Wft, omdat de toegankelijkheid in toenemende mate onder druk staat. Er wordt gewacht tot een daarvoor geschikt moment, waarop in elke geval de thans lopende grote implementatietrajecten zijn afgerond. De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer dit eventueel zou kunnen zijn.
Er is voor gekozen om de huidige overdrachtsregeling en met betrekking tot verzekeraars in stand te laten. De leden van de VVD-fractie vragen waarom hiervoor is gekozen. In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Verzekeraars geeft het kabinet ook een aantal zaken aan over de herstel en afwikkeling van verzekeraars. Hoe sluit dit hierbij aan? Hoe wordt eventuele Nederlandse regelgeving afgestemd op de Europese regelgeving en ontwikkelingen op dit punt? Wat zijn de gevolgen voor de verzekeraars als Nederland hier weer eens voorop loopt of eenzijdig maatregelen neemt? In hoeverre gaat er rekening gehouden worden met het feit dat banken en verzekeraars zeer verschillende financiële instellingen die een ook een verschillende aanpak c.q. oplossing vragen? In hoeverre is de Minister van mening dat bankregels zonder meer ook van toepassing zouden kunnen zijn op verzekeraars? En meer specifiek als het gaat om bijvoorbeeld een bail-in instrument voor verzekeraars? Welke gevolgen heeft dit als dit uitsluitend op nationaal niveau wordt ingevoerd, en niet op EU-niveau, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Waarom kiest Nederland niet gewoon voor het afschaffen van de noodregeling voor banken? Wat is het bestaansrecht nog van deze regeling naast het afwikkelingsinstrumentarium van de richtlijn? Waar botst de noodregeling met de instrumenten uit de richtlijn c.q. waar conflicteren ze, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 22, eerste lid, van de Verordening bepaalt bijna hetzelfde en daarom behoeft artikel 37, 2e lid van de richtlijn geen implementatie. Waar verschillen de twee van elkaar, vragen de leden van de fractie van de VVD.
Deel 6 Wft (bijzondere maatregelen betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel ofwel de interventiewet). Bij de Evaluatiecommissie Nationalisatie SNS REAAL en Evaluatie Interventiewet heeft het kabinet aangegeven een groot aantal aanbevelingen te zullen verwerken bij deze implementatiewet. Kan een overzicht gegeven worden van welke aanbevelingen dat betrof en hoe deze in de voorliggende wet zijn verwerkt, vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat de risico’s zijn van het ongewijzigd handhaven van deel 6 van de Wft, waarbij voor ondernemingen die onder het bereik van het Europese kader vallen, nog meer dan nu al, zal fungeren als een uiterste terugvaloptie in zeer uitzonderlijke situaties? Wat zijn de verschillen tussen deel 6 Wft en het Europese kader? Kunnen de resterende delen (zoals onteigening en nationalisatie) in zeer uitzonderlijke situaties niet anderszins ook aangepakt worden op het moment dat het nodig mocht blijken? Zo nee, waarom niet? Waarom maken deze resterende delen geen onderdeel uit van de richtlijn c.q. verordening? Wat zijn zeer uitzonderlijke (nood-)situaties?
In hoeverre wordt hiermee vooruitgelopen op wijziging van het instrumentarium voor verzekeraars? Waarom worden dit soort uitspraken over mogelijke toekomstige regelgeving überhaupt in een memorie van toelichting opgenomen? Waarom wordt het wel of niet handhaven van de overdrachtsregeling voor verzekeraars niet meegenomen in de benodigde versterking en uitbreiding van het herstel- en afwikkelingskader voor verzekeraars, vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de VVD-fractie vragen in welke situaties deel 6 van de Wft (interventiewet) nog van toepassing is (aan welke situaties wordt gedacht) en hoe verhoudt de toepassing zich tot deel 3A van de Wft. In welke (nood)situaties zou het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme onverhoopt niet kunnen functioneren of tekort kunnen schieten?
In hoeverre zorgt dit soort extra nationale regelgeving voor een ongelijk speelveld voor Nederlandse banken, beleggingsondernemingen en verzekeraars? Bijvoorbeeld doordat het lastiger wordt om het benodigde vermogen aan te trekken ten opzichte van ondernemingen die alleen aan de Europese regels hoeven te voldoen? Welke landen hebben extra nationale regelgeving voor onteigening en nationalisatie, vragen de leden van de fractie van de VVD.
In welke gevallen is het denkbaar dat er wordt overgegaan tot de nationalisatie van een financiële instelling, gegeven het feit dat de interventiewet onderschikt is aan de SRM, vragen de leden van de fractie van de SP.
De leden van de D66-fractie vragen naar de verhouding met de huidige interventiewet, Deel 6 Wft. Deze leden constateren dat, in aanvulling op de opmerking van de Raad van State, in de sector behoefte bestaat aan een nadere toelichting op welke situaties Deel 6 van de Wft alsnog van toepassing zou kunnen zijn. Deze leden vragen de regering naar de mogelijkheden om dit nader in te kaderen.
De kosten worden doorberekend aan de instellingen waarop de verordening kapitaalvereisten en deel 3a van de Wft van toepassing zijn. Waarom deze groepen, vragen de leden van de fractie van de VVD. Hoeveel zullen de toezichtkosten naar verwachting zijn die doorgerekend gaan worden?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat DNB informatie die zij vanuit haar rol binnen het SRM tot haar beschikking heeft aan de Minister van Financiën kan verstrekken. De leden benadrukken dat het voor de controlerende rol van de Tweede Kamer van belang is dat de Kamer zoveel mogelijk op de hoogte blijft van de macro-prudentiële risico’s in het Nederlandse bankenlandschap. Kan de regering toelichten in hoeverre de Kamer op de hoogte gehouden zal worden van dergelijke informatieoverdracht van de nationale afwikkelingsautoriteit aan het Ministerie van Financiën? De memorie meldt daarnaast dat het moeilijk is om van tevoren te duiden wanneer DNB zich genoodzaakt ziet om informatie met de Minister van Financiën te delen. De leden van de SP-fractie verzoeken de regering wel om in ieder geval het kader te schetsen waarin informatiedeling noodzakelijk geacht wordt.
Er wordt relatief veel tekst gewijd aan dit onderdeel, maar er komt vrijwel geen enkel bedrag in voor. Waarom kan dit niet gewoon gekwantificeerd worden, vragen de leden van de fractie van de VVD. Hoe moet dit dan gezien tot de monitoring die het kabinet doet van bijvoorbeeld de administratieve lasten voor het bedrijfsleven? In hoeverre heeft er over een inschatting van deze kosten overleg plaats gevonden met de sector?
Heeft de EC een impact assessment laten uitvoeren voor de Europese wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst, vragen de leden van de VVD-fractie.
Voor de verplichtingen die voortvloeien uit de verordening, wordt gesteld dat deze niet vallen onder de kosten van de Nederlandse wetgeving, die van de richtlijn wel. Dit jaar is een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht ook een inschatting te maken van dit soort kosten voor de Europese wet- en regelgeving met het oog op de monitoring van de lasten voor het bedrijfsleven. Wat zijn de kosten voor het bedrijfsleven die voortvloeien uit de verordening? Waarom is dat hier niet gebeurt? Kan dit alsnog gedaan worden, vragen de leden van de VVD-fractie.
Nederland heeft DNB aangewezen als instantie voor de onafhankelijke uitoefening van afwikkelingstaken. Er zijn in de consultatie twijfels geuit over de onafhankelijkheid, gelet op de andere rol en taak, die DNB ook heeft. Hoe is dit in andere landen geregeld, vragen de leden van de fractie van de VVD. Zijn daar nieuwe separate afwikkelautoriteiten opgericht of is het daar ook ondergebracht bij de centrale bank dan wel de toezichthouder voor de bancaire sector?
Klopt het dat de directeur die eindverantwoordelijk is voor de afwikkelingstaken ook verantwoordelijk is voor toezicht op banken voor wat betreft de Wwft en voor geschiktheid en betrouwbaarheid van bestuurders en commissarissen van banken? Zo ja, vindt de regering dit een wenselijke combinatie, die voldoende onafhankelijkheid waarborgt, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
In de consultatie is ook gevraagd naar de situatie waarin een af te wikkelen bank of bankengroep nauwe banden heeft met één of meerdere verzekeraars. Welke problemen en knelpunten kunnen daaruit voortvloeien? Hoe had veel overleg en dus tijdverlies in zo’n situatie voorkomen kunnen worden, vragen de leden van de VVD-fractie.
Allen & Overy heeft de vaste commissie voor Financiën op 23 juni jl. een uitgebreide brief gestuurd met commentaar op het wetsvoorstel1. Kan de regering een reactie geven op de voorstellen in de brief van Allen & Overy, vragen de leden van de fractie van de VVD.2
Artikel I Wijziging van de Wet op het Financieel toezicht
M en N
Artikel 1:76b
Hoe moet dit artikel worden gelezen? Welke contracten vallen onder dit artikel? Wat is de impact van dit artikel op bestaande overeenkomsten die niet onder de Europese regelgeving vallen, vragen de leden van de VVD-fractie.
MM
Artikel 3: 265e
Hier staat dat ingevolge het nieuwe artikel 212ra Fw aan deposito’s een bevoorrechte status op de faillissementsladder is toegekend. Dit betreft toch uitsluitend gegarandeerde deposito’s tot 100.000 euro?
In gevolge artikel 10 van de richtlijn dienen lidstaten ervoor te zorgen dat de beschikbare financiële middelen van een DGS uiterlijk op 3 juli 2024 tenminste een streefbedrag gelijk aan 0,8% van het bedrag van de gegarandeerde deposito’s belopen. Is dit percentage vastgelegd in de richtlijn? En hoe moet dit gezien worden tot de inzet van de Minister van Financiën om dit percentage te verlagen naar 0,5%? Hoeveel ruimte hebben lidstaten daarbij? Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit streven om ook de stapeling van kosten voor de banken te beperken, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:13
In hoeverre is er door het Ministerie van Financiën onderzoek gedaan naar de (mogelijk) hogere financieringskosten van banken door de bail-in clausule? Wat zijn de gevolgen voor de hoogte van de financieringskosten van de bail-in clausule? Op welke termijn moeten banken hun contracten herzien met het oog op artikel 3A:13, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:20
DNB moet op zo kort mogelijk termijn na de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten een onafhankelijke derde een (ex post) waardering laten verrichten. Wat is «op zo korte mogelijk termijn»? Waarom kan dit pas zodra de afwikkeling is afgerond, want dit kan jaren duren, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:21 en 3A:43
Hoe passen coöperatieve banken in dit stramien? Hoe passen ledencertificaten hierin, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:40
Een overbrugginginstelling kan ontheffing krijgen om gedurende korte tijd niet aan de voorschriften inzake kapitaalvereisten of de staatssteunregels van de EU te voldoen. Wat wordt bedoeld met «korte tijd»? En wanneer kan er een ontheffing gegeven worden, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:42
Om welke nadere regels kan het hier gaan, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A: 44
Via een AmvB kunnen nadere regels gesteld worden. Aan wat voor soort nadere regels kan gedacht worden, vragen de leden van de fractie van de VVD en van de fractie van de ChristenUnie. Voorts vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of de regering kan toelichten welke redenen aanleiding kunnen zijn om van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Artikel 3A:50
Waarom heeft DNB de bevoegdheid nodig om de rechtsvorm van de entiteit te kunnen wijzigen? Welke rechtsvorm kan een probleem opleveren in het geval van afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten of om het instrument van bail-in toe te kunnen passen en waarom? Hoeveel banken of beleggingsondernemingen hebben die rechtsvorm in Nederland? Hoe snel kan een rechtsvorm gewijzigd worden en levert een daardoor ontstaan tijdsverlies niet extra problemen op, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:56
Dit artikel bepaalt dat de AFM op verzoek van DNB bepaalde bevoegdheden uitoefent. Zou de AFM niet ook verplicht moeten zijn om opdrachten van prudentiële toezichthouders elders in de Europese Unie uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Gaat het hier nu niet om een puur nationale benadering? Wordt er wel voldoende rekening gehouden met de internationale aspecten van de effectenmarkten, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A:60
Het derde lid is bondiger geformuleerd dan de corresponderende bepalingen in de richtlijn. Waarom? Wat is het verschil? Wat is het risico? Waarom is niet eenzelfde formulering gekozen, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A: 64 t/m 67
In deze artikel wordt gesproken over rechtsbescherming in afdeling 3A:3.6 Wft. Is dit correct, want de rechtsbescherming staat 3A:2.6 en beslaat slechts de artikelen 3A:64 en 3A:65 Wft, vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel 3A: 68
Door een AmvB kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van het afwikkelingsfonds, het bestuur van het fonds en de verantwoording door het fonds. Om wat voor regels kan het hier gaan, vragen de leden van de VVD-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie.
Artikel 3A: 71 en 72
Hoe wordt gegarandeerd dat de niet-herroepbare betalingstoezeggingen daadwerkelijk opeisbaar zijn indien daar een beroep op wordt gedaan? Hoe wordt er in andere lidstaten omgegaan met deze mogelijkheid tot het accepteren van garantstellingen, vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe kan worden gegarandeerd dat aan betalingstoezeggingen ook daadwerkelijk voldaan zal worden? Waarom wordt er niet gekozen voor inleg in cash? Heeft de regering inzicht op welke manier financiële instellingen zullen gaan voldoen aan de betalingstoezeggingen en hoe er controle plaats zal vinden op de hardheid van de betalingstoezeggingen
Artikel 3A:74
Het afwikkelfonds kan indien het over onvoldoende vooraf bijeengebracht middelen beschikt en de ex post bijdragen niet tijdig beschikbaar zijn, geld lenen van derden. Dit kan bij een ander afwikkelfonds. Wat gebeurt als er in tijden van een financiële crisis daar onvoldoende middelen te lenen zijn? Waar kan het afwikkelfonds dan het benodigde geld nog ophalen? Staat de belastingbetaler dan weer aan de lat? Welke nadere regels is de Minister voornemens om te stellen met betrekking tot het verstrekken van leningen, vragen de leden van de VVD-fractie.
Mocht het afwikkelingsfonds voor een benodigde bijdrage over onvoldoende middelen beschikken en de ex post bijdragen niet tijdig beschikbaar zijn, dan wordt voorzien in de mogelijkheid om leningen te sluiten met derden en bij financieringsregelingen van andere lidstaten. De leden van de ChristenUnie-fractie ontvangen graag een toelichting welke nadere regels en voorwaarden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur hieraan zullen worden gesteld.
Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal aanvullende, inhoudelijke wijzigingen door te voeren (buiten die door de Raad van State zijn aangegeven). Dit zijn er wel heel veel. Hierover heeft de Raad van State geen advies kunnen geven en heeft ook geen consultatie plaats kunnen vinden. En daarmee is dit in principe onwenselijk. Waarom waren al deze inhoudelijke wijzigingen nodig, vragen de leden van de fractie van de VVD. En in hoeverre heeft over dit soort wijzigingen nog overleg plaats gevonden met de sector?
De leden van de CDA-fractie vragen wat dit wetsvoorstel betekent voor de risico’s die de Nederlandse staat loopt binnen de bankenunie. Kan de regering schematisch weergeven welke maximale blootstelling aan risico’s en garantstellingen er over blijven na implementatie van deze verordening ten opzichte van de situatie toen er nog geen bankenunie was?
De leden van de CDA-fractie vragen naar een goed functionerend stelsel van verantwoording en controle als het gaat om afwikkeling van instellingen. Kan de regering duidelijk maken hoe de (Europese) Rekenkamer kan controleren of de besluiten tot afwikkeling voldoende zijn onderbouwd en voldoen aan de daartoe gestelde regelgeving?
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie naar hoe de toetreding tot de BRRD nu is geregeld voor nieuwe banken of nieuwe landen. Worden die ook aan een Comprehensive Assessment onderworpen?
De leden van de CDA-fractie delen de zorgen van de Raad van State over de overzichtelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van de Wft. Kan de regering verduidelijken hoe deze zorgen, die zij zegt te delen, in de nabije toekomst kan worden omgezet in concrete voorstellen ter verbetering?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State opmerkt dat de Wft op sommige onderdelen niet meer zelfstandig leesbaar is en op essentiële onderdelen niet meer de kern bevat van de financiële toezichtregelgeving. Ook geven verschillende marktpartijen aan dat zij de Wft niet meer goed werkbaar vinden. Deze leden vragen of de regering een indicatie kan geven wanneer gestart kan worden met een moderniseringstraject en hoe dit aangepakt zal worden.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering schematisch weer te geven waar de verschillen tussen SRM/SSM en BRRD precies zitten als het gaat om welke instellingen onder welk regime vallen en waar de overlap zit.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de regering van mening is dat de banken een gelijke uitgaanspositie moeten hebben. De leden van de PVV-fractie willen voortbouwend hierop graag weten of alle 130 banken inmiddels voldoende gekapitaliseerd en stressbestendig zijn. Zo niet, welke banken zijn dit nog niet?
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden
De vaste commissie voor Financiën heeft de brief van Allen & Overy onderhands aan het Ministerie van Financiën doen toekomen. Deze brief staat bij de Kamer geregistreerd onder zaaknummer 2015Z12310.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34208-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.