34 203 Wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van het Zorginstituut Nederland naar het CAK

Nr. 11 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG

Ontvangen 17 december 2015

De regering heeft met belangstelling kennis genomen van het nader verslag van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Omdat de Tweede Kamer tevens een voortgangsrapportage is toegezegd over de voorbereidingen voor de overheveling, zijn beide samengevoegd tot een document. Deze nota bevat dus allereerst een overzicht van de laatste stand van zaken van de overheveling, onderverdeeld naar thema. Waar van toepassing wordt in de betreffende passages de beantwoording op de vragen uit het nader verslag meegenomen. Voor zover dit overzicht vragen uit het nader verslag niet beantwoordt, komen deze in het tweede deel van deze nota aan bod.

Zorgvuldigheid voorop

Zoals eerder gemeld gaan de burgerregelingen ongewijzigd over van het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) naar het CAK. Dit betekent dat de benodigde ICT-voorzieningen worden overgeheveld naar het CAK en dat de medewerkers ook overgaan naar het CAK met behoud van rechtspositie en arbeidsvoorwaarden. Dat hierin zo weinig mogelijk wijzigingen plaatsvinden zorgt er voor dat de continuïteit van de taakuitvoering zo veel mogelijk kan worden gewaarborgd.

Dat wil niet zeggen dat het om een eenvoudige operatie gaat en dat er geen risico’s zijn. De uitvoering van de betrokken burgerregelingen vereist een samenspel van contact met burgers, uitwisseling van data met partners zoals zorgverzekeraars, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Sociale verzekeringsbank (SVB) en koppeling met ICT-systemen voor inning en betaling. De benodigde ICT-voorzieningen inclusief de opgeslagen data maken onderdeel uit van de ICT-omgeving van het Zorginstituut. Voorafgaand aan de overheveling moet een deel van de voorzieningen worden ontvlecht en naar de CAK-omgeving overgebracht. Het berichtenverkeer met burgers en partners wordt direct naar het CAK geleid. Het kabinet is zich ervan bewust dat de voorgenomen overheveling van burgerregelingen een complex proces is, dat bovendien ingrijpend is voor de betrokken medewerkers.

De regering ziet zowel bij Zorginstituut als bij het CAK een sterk commitment om de overheveling van taken succesvol te laten verlopen. Om de systemen en mensen soepel te laten overgaan en de continuïteit van de uitvoering te kunnen waarborgen hebben beide organisaties gezamenlijk een projectorganisatie in het leven geroepen die alle noodzakelijke acties volgens een nauwkeurige planning uitvoert, bewaakt en zo nodig bijstuurt. Het inventariseren, analyseren en beheersen van alle mogelijke risico’s maakt onderdeel uit van deze aanpak, zoals hieronder in een aparte paragraaf zal worden beschreven. Het Zorginstituut en het CAK zijn als latende, respectievelijk ontvangende partij sterk van elkaar afhankelijk en werken daarom nauw samen in het opstellen en uitvoeren van de plannen en producten. Ze zijn zich tegelijkertijd bewust van hun specifieke verantwoordelijkheden als latende cq. ontvangende partij. Gezamenlijk met het Ministerie van VWS worden periodiek de vorderingen, kwaliteit en het risicomanagement besproken.

Uitstel noodzakelijk

De leden van de fracties van SP en CDA vragen naar de uitkomst en inhoud van de afweging of de overheveling per 1 januari 2016 doorgang kan vinden of niet («go/go later»). De leden van de SP-fractie vragen of inmiddels sprake is van «een point of no return» en zo nee, wanneer dat wordt bereikt.

Op 20 oktober jl. heeft de Minister van VWS in de brief aangaande de stand van zaken moties en toezegging1 de Tweede Kamer gemeld dat de overheveling is uitgesteld, met als beoogde nieuwe overgangsdatum 1 juli 2016. Hieronder wordt toegelicht wat de redenen zijn.

De voorbereidingen voor de overheveling zijn ruim anderhalf jaar geleden begonnen. Uitgangspunt is dat de overgang van de burgerregelingen van het Zorginstituut naar het CAK de continuïteit van de uitvoering niet in gevaar mag brengen en dat burgers en betrokken partijen geen hinder mogen ondervinden van de overheveling. In de nota naar aanleiding van het verslag2 heeft de regering aangegeven wat wordt verstaan onder een zorgvuldige overgang, wat daarvoor nodig is en welke voorbereidende stappen tot dan toe zijn en nog worden gezet. Belangrijk is dat de vorderingen nauwkeurig worden gemonitord en zo nodig bijgestuurd. Op een bepaald moment voorafgaand aan de overgang moeten het Zorginstituut en het CAK zekerheid hebben of alles op tijd en volgens planning gereed staat. Deze gereedheid wordt in een zogenaamde «readiness assessment» beoordeeld. De stappen die in de laatste fase worden gezet zijn namelijk alleen met grote inspanning omkeerbaar te maken. Zo moeten de ketenpartners van het Zorginstituut betrokken bij de uitvoering van de burgerregelingen op tijd weten of de overheveling doorgaat, zodat ze de benodigde aanpassingen in hun systemen in gang kunnen zetten. Concreet betekent dit dat uiterlijk drie maanden voor de beoogde overgangsdatum zekerheid vereist is of de overheveling definitief door kan gaan. Voor de beoogde overgang per 1 januari 2016 was daarom 1 oktober jl. het moment voor een gezamenlijke beoordeling van de «go/go later».

Voor de doorgang laten vinden van de overheveling moet aan minstens drie basisvoorwaarden zijn voldaan:

  • De onderliggende wetswijziging is door het parlement aangenomen.

  • Er zijn voldoende waarborgen dat de benodigde ICT zonder noemenswaardige problemen overgaat en blijft functioneren, waardoor de continuïteit van de uitvoeringsprocessen is geborgd.

  • Er is voldoende deskundig en ervaren personeel bij het CAK beschikbaar voor een vlekkeloze overname van de uitvoering, hetgeen o.a. impliceert dat er voldoende medewerkers van het Zorginstituut de overstap naar het CAK maken.

Het Zorginstituut en CAK hebben in hun gereedheidbeoordelingen op deze drie aspecten gefocust om te beoordelen of de voorbereidingen voldoende ver waren gevorderd. Dit leidde tot onvoldoende hoge scores op de criteria die de organisaties zichzelf hadden opgelegd. De conclusie luidde allereerst dat met betrekking tot het gereed zijn van de wetswijziging geen zekerheid kon worden geboden. Op 1 oktober jl. bestond geen vooruitzicht dat de noodzakelijke wijziging van de Zvw door beide Kamers uiterlijk 31 december 2015 zou zijn aangenomen. Daarnaast is gekeken naar de voortgang van de voorbereidingen op de ICT-migratie. Die verlopen op de meeste onderdelen volgens planning. Enkele kritische onderdelen waren nog niet voldoende uitgewerkt en afgerond, zodat niet tot een «go» kon worden besloten. Het betrof:

  • de ketentesten die niet succesvol waren afgerond;

  • de nog niet in detail uitgewerkte maatregelen die een goede overgang moeten borgen;

  • enkele noodzakelijke ICT aanpassingen die later beschikbaar kwamen, waardoor de laatste testen onder druk stonden.

Ook aan de derde voorwaarde, die van de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd en deskundig personeel bij de overgang, kon niet met honderd procent zekerheid worden voldaan. Dit betrof met name enkele IT- beheerfuncties waarvan niet zeker was of de al getroffen maatregelen per 1 januari 2016 voldoende effect zouden hebben.

Al met al concludeerden betrokken partijen dat niet alle voorbereidingen op 1 oktober jl. zodanig waren afgerond of voldoende ver gevorderd dat overheveling per 1 januari 2016 mogelijk dan wel verantwoord was. Hoewel voortgang belangrijk is, mag dit niet koste gaan van de zorgvuldigheid.

Met het Zorginstituut en het CAK is nu afgesproken dat 1 juli 2016 de nieuwe streefdatum is voor de overheveling van taken. Beide organisaties blijven sturen op een gedegen overdracht en nemen alle noodzakelijke maatregelen om dat mogelijk te maken zoals projectplannen, risicoanalyses en externe toetsing (zie hieronder). Dat is voor alle betrokken medewerkers een helder uitgangspunt. Niettemin is uitstel vervelend voor het betrokken personeel van het Zorginstituut, dat hierdoor later overgaat naar het CAK. Op de vraag van de SP-fractie of de regering signalen bekend zijn dat het personeel van beide organisaties gepleit heeft voor uitstel om redenen van zorgvuldigheid, moet zij ontkennend antwoorden.

Uiterlijk 1 april 2016 zullen het Zorginstituut en het CAK opnieuw de gereedheid van hun eigen organisatie bepalen, waarbij minimaal de drie bovengenoemde basisvoorwaarden worden getoetst. Net zo min als na 1 oktober jl. het geval zou zijn geweest als de overheveling op 1 januari 2016 was doorgegaan, is na die datum sprake van een onomkeerbaar proces. Wel zullen de inspanningen om stappen terug te draaien die na 1 april 2016 worden gezet, aanzienlijk zijn. Het door de leden van de SP-fractie opgebrachte «point of no return» is pas bereikt als de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de burgerregelingen daadwerkelijk aan het CAK is overgedragen. Dit laatste gebeurt niet eerder dan nadat het wetsvoorstel is aangenomen.

Migratie van ICT

De leden van SP-fractie vragen de regering of ze niet te simpel denkt over de migratie van ICT en of ze niet vindt dat het proces heel behoedzaam en zorgvuldig aangepakt moet worden en dat een goede testperiode essentieel is. De leden van de CDA- fractie willen graag weten wat de stand van zaken is van de opbouw van een ICT-systeem in het datacenter van het CAK. Wat zijn de kosten van het in stand houden van dit systeem en wie is de feitelijke (ICT-)bouwer?

Zoals beschreven in de nota naar aanleiding van het verslag is in de afgelopen maanden binnen het datacenter van het CAK een exacte kopie van het ICT-platform van het Zorginstituut opgebouwd, dat bestaat uit alle informatiesystemen en databases die nodig zijn voor de uitvoering van de burgerregelingen. Het is dus identiek aan de ICT-systemen die bij het Zorginstituut de uitvoering van de burgerregelingen ondersteunen. De databases van het «schaduw» ICT-systeem bij het CAK worden dagelijks gesynchroniseerd, zodat de data van de productiesystemen bij het Zorginstituut en die in het CAK datacenter gelijk zijn. Het ICT-landschap bij het CAK is onderworpen aan functionele testen en testen met ketenpartners. De functionele testen laten zien dat alle informatiesystemen op dezelfde wijze functioneren als de versie die nu voor ondersteuning van de uitvoering van de burgerregelingen binnen het datacenter van het Zorginstituut wordt gebruikt. De kosten voor opbouw en hosting door het CAK zijn onderdeel van de projectkosten. De bouwer van de hardware en de infrastructuur is het CAK zelf, in nauwe samenwerking met leveranciers.

Uit de ketentesten is een aantal bevindingen naar voren gekomen die hebben geleid tot het identificeren van aanpassingen die nodig zijn voor het verzenden en afleveren van digitale berichten. De aanpassingen worden momenteel doorgevoerd en de testen worden nogmaals met alle betrokken partijen ingepland en uitgevoerd. De uitkomsten van de testen vormden input voor de gereedheidbeoordeling en waren mede de aanleiding voor de conclusie dat een overdracht per 1 januari 2016 niet verantwoord was.

Daar staat tegenover dat het uitstel meer tijd en ruimte geeft het beoogde migratieplan nog eens op onderdelen te bezien en zo nodig te herijken, mede aan de hand de uitkomsten van twee externe audits.

Nu meer voorbereidingstijd beschikbaar is, kan de migratie in twee stappen kan worden uitgevoerd. In de eerste fase migreert de ICT-ondersteuning van de regelingen naar het datacenter van het CAK, maar blijft het Zorginstituut de burgerregelingen uitvoeren. Het CAK host vanaf dat moment als ware voor de Zorginstituut het ICT-landschap voor uitvoering de burgerregelingen. Bij het Zorginstituut zijn de specifieke ICT-systemen voor de regelingen dan losgekoppeld van de algehele Zorginstituut ICT-infrastructuur. Tot de daadwerkelijke overgang blijft uiteraard een koppeling bestaan tussen het gehoste ICT-landschap bij het CAK en voor de uitvoering noodzakelijke functionaliteiten van het Zorginstituut zoals de digitale werkplek, randapparatuur en e-mail. Tot de datum van de overdracht is het Zorginstituut verantwoordelijk voor de goede werking van het gehele ICT landschap. Aan het einde van de tweede fase wordt het CAK bestuurlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen. Dit kan pas nadat de wetswijziging in werking is getreden. Het ICT-systeem op het CAK datacenter wordt dan verbonden met de noodzakelijke functionaliteiten binnen het CAK. De voordelen van deze «tweetrapsaanpak» zijn tweeledig. Het reduceert allereerst de foutenkans bij de overgang door het complexe proces van de overheveling in twee grote stappen op te knippen. Ten tweede kunnen eventuele fouten bij de datacenter migratie al in de eerste fase worden opgespoord en aangepakt. De eerste fase is een noodzakelijke stap voor de overheveling, maar geen onomkeerbare. Zou de overheveling om wat voor reden onverhoopt niet kunnen doorgaan, dan kan het systeem ter ondersteuning van de uitvoering in het CAK-datacenter gehost blijven.

Overgang van personeel

Over de meeste functies en medewerkers die zijn aangewezen om over te gaan naar het CAK, heeft de raad van bestuur van het Zorginstituut na een formele procedure een definitief besluit genomen over de overgang. Zoals eerder gemeld in de nota naar aanleiding van het verslag gaat het in totaal om een groep van 153 vaste medewerkers die werkzaam zijn voor de burgerregelingen. Voor een kleine groep is de besluitvorming vertraagd en wordt deze naar verwachting eind november 2015 afgerond. De termijn om de overplaatsing te kunnen weigeren is opgeschoven naar 1 april 2016. Door het opschuiven van de weigertermijn is de verwachting dat de meeste weigeringen pas tegen het einde van het eerste kwartaal 2016 duidelijk worden. Dit geeft voldoende ruimte om op de vrijkomende functies tijdig vóór de daadwerkelijke overheveling nieuw personeel te werven en op te leiden. Het aantal medewerkers dat zich tot nu toe heeft uitgesproken tegen overplaatsing is overigens zeer beperkt. De inschatting is dat de meeste mee over zullen gaan. Voor alle medewerkers die binnen het reorganisatiebereik van de overgang vallen is er de mogelijkheid om gebruik te maken van van-werk-naar-werk-begeleiding conform het ARAR. De termijn hiervoor is verlengd tot 1 juli 2016. Medewerkers kunnen kiezen voor volledige begeleiding of alleen een arbeidsmarktonderzoek en/of inkomenstoets laten uitvoeren.

Als gevolg van het uitstel van de overheveling beziet het Zorginstituut alle contracten voor de inhuurkrachten die werkzaam op de burgerregelingen en stelt samen met het CAK vast of nieuwe maatregelen (verlenging contract dan wel vervanging) nodig zijn; circa honderd inhuurkrachten hebben aangegeven mee te willen naar het CAK. De inhuurkrachten die geen belangstelling hebben om over te gaan naar het CAK worden vervangen. Dit betreft een relatief kleine groep. Voor hen zullen nieuwe tijdelijke krachten worden geworven en opgeleid. Dat gebeurt in afstemming met het CAK. Ook voor de IT-beheerfuncties is er op dit moment voldoende zekerheid dat de getroffen maatregelen ruim voor de overgangsdatum hun effect zullen hebben. De regie voor selectie en kwalificatie van tijdelijk personeel verschuift stapsgewijs naar het CAK. Opleiders van het CAK gaan voorts meelopen in dagelijkse operatie van het Zorginstituut en zullen in combinatie met informatie over werkprocessen en -instructies trainingsmodules ontwikkelen voor na de overgang.

Eigen risicoanalyses en onafhankelijk onderzoek

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is een gedegen en onafhankelijke risicoanalyse uit te voeren, omdat zij begrepen hebben dat de betrokken partijen het niet nodig zouden vinden een gedegen risicoanalyse uit te voeren. De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat de stand van zaken is van het verdiepend onderzoek naar de ICT-transitie, waarbij de borging van een betrouwbare overgang vanuit technisch-, functioneel-, applicatie- en dataperspectieven centraal staat.

Binnen het gezamenlijke project hebben het CAK en het Zorginstituut risicoanalyses per deelproject en op overall projectniveau gemaakt. Op basis hiervan zijn maatregelen benoemd. Gedurende de projectuitvoering worden de risico’s scherp bewaakt door het regelmatig bepalen van uitkomsten voor indicatoren die representatief zijn voor de risico’s. Indien nodig worden maatregelen getroffen. Daarnaast heeft zowel het Zorginstituut als het CAK elk aan een externe partij gevraagd een eigen audit uit te voeren, met de vraag welke eventuele witte vlekken zij in de plannen en de stand van zaken van de uitvoering konden ontdekken, in bijzonder met betrekking tot de ICT-migratie en gelet op de wens van een betrouwbare overgang vanuit technisch-, functioneel-, applicatie- en dataperspectief. Het CAK heeft de opdracht aan PricewaterhouseCoopers (PwC) verstrekt, het Zorginstituut aan Deloitte. PwC heeft het totale traject van de overheveling beoordeeld op risico’s die met de overdracht zijn verbonden. Deloitte heeft vooral gekeken naar de risico’s van de voorgenomen wijze van ICT-migratie. Beide organisaties hebben recent hun rapporten gepresenteerd aan de opdrachtgevers. Het betreffen beide momentopnames van de stand van zaken begin september (PwC) en half oktober 2015 (Deloitte). Wat betreft de ICT is de teneur van beide rapportages dat de gekozen oplossingsrichtingen voor reductie van complexiteit en risico’s bij de migratie de juiste zijn, maar dat een aantal randvoorwaarden nog niet voldoende is ingevuld en daarom aandacht behoeft. Het CAK en het Zorginstituut hebben de aanbevelingen van PwC respectievelijk Deloitte ter harte genomen en werken momenteel aan het doorvoeren van de geadviseerde maatregelen. Deze maatregelen en de wijze waarop de uitvoering is belegd en het moment waarop de maatregelen worden doorgevoerd, zullen in een overzicht worden gepresenteerd. Daarnaast zal de Chief Information Officer (CIO) van het Ministerie van VWS adviseren over de aanpak van de ICT-migratie. Ik zal u uiterlijk in januari 2016 over dit advies informeren en daarbij het overzicht van maatregelen en de auditrapportages meezenden.

Kosten en baten

Zowel de leden van de SP-fractie en als die van de CDA-fractie vragen naar een specifieke toelichting op cq. omvang en onderbouwing van de structurele besparingen van de overheveling.

Zoals eerder beschreven is de overheveling ingegeven vanuit de doelstelling om taken logisch te ordenen vanuit het perspectief van de kernactiviteit van afzonderlijke organisaties binnen het VWS-domein. Het CAK is beter dan het Zorginstituut geëquipeerd voor het uitvoeren van grootschalige administratieve regelingen. Als uitvoeringsorganisatie voor ook andere burgerregelingen heeft het CAK de belangrijkste functionaliteiten al in huis: een klantcontact center, een omvangrijke logistieke unit voor het ontvangen, doorgeleiden van al het berichtenverkeer en een rekencentrum. Door focus aan te brengen bij beide organisaties kan het CAK zich verder specialiseren als uitvoerder pur sang en het Zorginstituut tot kwaliteits- en adviesinstituut in de zorg.

De structurele besparingen liggen grotendeels in schaalvoordelen. De aanname daarbij is dat transitiekosten geringer zijn dan de structurele voordelen na integratie, omdat concentratie van burgertaken meer kwaliteit en doelmatigheid van processen en systemen met zich meebrengt. Desalniettemin zal het CAK de regelingen eerst een tijd in uitvoering moeten hebben alvorens inschattingen te kunnen maken over besparingspotentieel. Overigens zouden, ook als de regelingen bij het Zorginstituut zouden blijven, investeringen gedaan moeten worden in bijvoorbeeld de buitenlandregeling om de uitvoering verder te professionaliseren. Dat staat dan ook los van de overheveling zelf.

De leden van het CDA willen graag weten wat de noodzaak en kosten zijn van de integratie van de uitvoeringssystemen van de burgerregelingen in de eigen bestaande systemen van het CAK en of er een businesscase onder ligt.

De systemen van het Zorginstituut worden ongewijzigd overgenomen door het CAK. De eerste prioriteit in 2016 is de continuïteit van de dienstverlening aan de burger. Vanaf medio 2017 zal het CAK onderzoeken of er sprake is van overlappende functionaliteit tussen de huidige systemen en de overgenomen systemen voorde burgerregelingen. Per systeem zal een businesscase worden opgesteld om kosten en baten van een eventuele integratie te beoordelen.

Overige vragen

De leden van de SP-fractie vragen of de regering het geen vreemde gang van zaken vindt dat de Kamer de overheveling moet goedkeuren, terwijl de regering pas later zelf een besluit neemt op basis van onderzoek of de overheveling überhaupt wel doorgang kan vinden.

Aangezien de overheveling is uitgesteld acht de regering haar oordeel over het gestelde niet meer relevant. Zoals hierboven toegelicht was het door de leden van de SP-fractie aangehaalde onderzoek overigens niet gericht op of de overheveling überhaupt wel verantwoord is – die afweging is ten tijde van het indienen van het wetsvoorstel gemaakt en in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel toegelicht –, maar of de voorbereidingen ver genoeg waren gevorderd om de overheveling per 1 januari 2016 door te laten gaan.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering hun mening deelt dat de Kamer haar besluit over het wel of niet overhevelen van taken niet op het advies van de CIO-office kan baseren, omdat zij niet overtuigd zijn van de conclusies uit dat advies. De leden zijn niet overtuigd van de onafhankelijkheid van de CIO.

Zoals hierboven geschetst is het advies van de CIO van het Ministerie van VWS een van de bronnen waarop het besluit om de overheveling door te laten gaan of uit te stellen wordt gebaseerd. Dit advies is na zorgvuldig en onafhankelijk onderzoek en grondige weging van de verkregen informatie tot stand gekomen. De CIO blijft betrokken en adviseren. Daarnaast zijn op van te voren afgesproken peildata gereedheidbeoordelingen door het CAK en het Zorginstituut en externe audits uitgevoerd.

De leden van de SP-fractie zijn er geen voorstander van om de wet met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Zij willen eerst het parlementaire traject op de juiste wijze voltooien. Kan de regering aangeven wat zij van dit standpunt vindt? Ziet de regering zelf voor- en/of nadelen aan het met terugwerkende kracht invoeren van de voorgestelde wijziging? Zo ja, kan zij die voor- en nadelen dan benoemen en toelichten? Het voorstel om geen minimale invoeringstermijn van twee maanden te hanteren steunen de leden van de SP-fractie op dit moment dan ook niet. Kan de regering toelichten wat de mogelijke gevolgen en risico’s zijn van het niet aanhouden van deze minimale invoeringstermijn?

De regering deelt het standpunt van de leden van de SP-fractie dat eerst het parlementaire traject op de juiste wijze moet worden voltooid. De regering zal de wet niet laten terugwerken tot en met een tijdstip dat voor de aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is gelegen. Aanvaarding van het wetsvoorstel door de beide kamers van de Staten-Generaal biedt de zekerheid over de totstandkoming van de benodigde wettelijke basis voor de overheveling.

Het zou kunnen dat de aanvaarding door de Eerste Kamer kort vóór de beoogde datum van overheveling plaatsvindt. Het voorgestelde artikel XV bewerkstelligt in de eerste plaats dat voor de inwerkingtreding geen twee maanden na de mededeling in de Staatscourant omtrent het referendabel zijn van de wet behoeft te worden gewacht. Het voorgestelde artikel XV bewerkstelligt in de tweede plaats dat de wet kan terugwerken tot en met de beoogde datum van overheveling. De regering zal zoals reeds is opgemerkt de wet alleen laten terugwerken tot en met de beoogde datum van overheveling, indien die na de aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is gelegen. Het voorgestelde artikel XV garandeert dat na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer het personeel op de voorgenomen datum toch kan overgaan naar het CAK en voorkomt dat het proces van de ICT-migratie onnodig moeten worden stil gelegd. De regering ziet geen nadelen in de terugwerkende kracht van de wet omdat het niet om belastende wijzigingen gaat. Het afwijken van de termijn voor inwerkingtreding van de Wet raadgevend referendum acht de regering voor dit wetsvoorstel geen groot risico, aangezien het niet de verwachting is dat de voorgestelde overheveling onderwerp van een raadgevend referendum zal worden. Immers de regelingen waarop het wetsvoorstel betrekking heeft wijzigen zelf niet, alleen de uitvoerder verandert.

De leden van SP-fractie vragen wat de (financiële) gevolgen zijn als per datum overdracht bepaalde taken niet uitgevoerd kunnen worden.

Voor (bijna) alle regelingen hanteert zowel het Zorginstituut als het CAK een werkwijze waarin met definitieve jaarafrekeningen en eindafrekeningen wordt gewerkt. Dat maakt dat uiteindelijk de financiële gevolgen in een situatie waarin de uitvoering onverhoopt enkele weken en zelfs meer dan een maand stilligt, zeer beperkt zullen zijn. Bedragen die door uitval niet op dat moment in rekening kunnen worden gebracht, komen alsnog bij de jaar- respectievelijk eindafrekening aan bod.

De andere gevolgen in een situatie waarin het fout gaat per datum overdracht zijn sterk afhankelijk van de tijd die nodig is om de fout te herstellen. Wanneer de fout binnen een week te herstellen is, wordt geen significante impact voor burgers en ketenpartners verwacht. In een situatie waarin het herstel van fouten een maand of langer duurt, heeft dat impact voor klanten en partners. Naast deze aanpak wordt een draaiboek uitgewerkt, waarin is opgenomen wat de gevolgen van mogelijke fouten voor klanten en partners zijn en hoe deze gevolgen zo goed mogelijk met tijdelijke maatregelen kunnen worden opgevangen. Mocht uitval van informatiesystemen aan de orde zijn, dan is in elk geval voorzien in capaciteit en een werkwijze om de grootste problemen op te vangen. Overigens blijft de mogelijkheid bestaan dat wordt teruggevallen op het Zorginstituut ICT-systeem als de migratie naar het CAK-datacenter compleet zou falen. Dit moet worden gezien als de ultieme fall back optie. De kans dat deze benut moet worden, wordt zeer klein geacht gezien het uitvoerig testen van het systeem en bovenbeschreven maatregelen.

De leden van de SP-fractie vragen om de visie van het CAK op de doorontwikkeling van de overgehevelde taken.

De productieomgeving voor de burgerregelingen blijft na de overheveling voorlopig onafhankelijk van de ICT-omgeving van het CAK. De integratie binnen het systeemlandschap zal later plaatsvinden. De (organisatorische) kaders hiervoor, zoals gevraagd door de leden van de SP-fractie, zijn nog in ontwikkeling. Het CAK is, zoals andere overheidsorganisaties, bezig om de dienstverlening continu aan te laten sluiten op de belevingswereld van de klant. Dit betekent in ieder geval dat het CAK zal werken aan het digitaliseren van de dienstverlening, zoals zij dat ook doet voor de andere regelingen die zij uitvoert. Ook zal het CAK kritisch kijken naar het vereenvoudigen van de uitvoering van de burgerregelingen om, waar nodig, het voor burgers eenvoudiger en begrijpelijker te maken. Het CAK zal de visie op en kaders voor de doorontwikkeling van de burgerregelingen opstellen als het voldoende ervaring heeft opgedaan met de uitvoering. Naar verwachting heeft het CAK daar ongeveer een half jaar voor nodig.

De leden van de SP-fractie vragen wat bedoeld wordt met positieve profiling van wanbetalers zoals geformuleerd in de PIA? Is, ondanks het wellicht positieve doel van de positieve profiling, de privacy van deze groep wel gegarandeerd?

«Positieve profiling» sluit aan bij de visie van het CAK om haar klanten zo klantvriendelijk mogelijk en persoonsgericht te begeleiden. Een voorbeeld van positieve profiling is wanbetalers die hun bestuursrechtelijke premie keurig voldoen, bij hun zorgverzekeraar aanmelden om te kijken of de zorgverzekeraar (alsnog) een regeling met hen kan treffen. Hierbij wordt hun privacy uiteraard geborgd, zoals ook in de PIA vermeld.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de burgerregelingen bij het Zorginstituut Nederland ooit gebouwd zijn. Is er sprake van systemen die in een keer gebouwd zijn, en daarna niet gewijzigd zijn, of zijn het systemen die in de loop van de jaren «organisch"gegroeid zijn? Indien de systemen «organisch» gegroeid zijn, hoe weet men dan hoe het ICT-systeem precies in elkaar steekt?

Voor de ondersteuning van de regelingen voor wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden en onverzekerbare vreemdelingen is het standaard informatiesysteem Oracle Health Insurance (OHI), dat gebruikt wordt door de zorgverzekeraars, aangeschaft en geïmplementeerd. Voor het noodzakelijke gegevensverkeer met ketenpartners zijn maatwerk interfaces ontwikkeld. Bij aanschaf van OHI waren Zorginstituut-specifieke aanpassingen nodig (het Zorginstituut is immers geen reguliere zorgverzekeraar), maar veel van deze aanpassingen zijn door Oracle opgenomen in de systeemkern waarvan het goed functioneren onder zijn verantwoordelijkheid valt. Door de leverancier worden jaarlijks aanpassingen doorgevoerd die voortkomen uit wettelijke aanpassingen en (gemeenschappelijke) wensen van OHI-klanten. Daarnaast worden aanpassingen in de voor het Zorginstituut specifiek ontwikkelde maatwerk doorgevoerd. Dit zijn aanpassingen die samenhangen met de aanpassingen in OHI of die voortkomen uit verbeteringen in de uitvoering van de regelingen. Alle aanpassingen worden uitgewerkt, goedgekeurd en ingevoerd aan de hand van een wijzigingproces. Alle wijzigingen zijn gedocumenteerd.

Voor de ondersteuning van de buitenlandtaken (o.a. heffing en inning van de verdragsbijdrage) wordt een door het Zorginstituut zelf ontwikkeld informatiesysteem gebruikt. Dit systeem is door de jaren heen verbeterd en aangepast op basis van geconstateerde gebreken en verbeteringen in de uitvoering van de regelingen. Dit systeem heeft inmiddels een respectabele levensduur en is daardoor onderhoudsgevoeliger. Daar staat tegenover dat de gebruikersorganisatie goed in staat is de werking te doorgronden en ingrijpende procesverbeteringen heeft doorgevoerd. Overigens is nieuwe software ontwikkeld om de meest onderhoudsgevoelige delen van de applicatie te vervangen.

De leden van de CDA-fractie willen graag weten wie de ketenpartners zijn, welke ICT-systemen aangepast moeten worden, en wat de kosten hiervan zijn en wat de stand van zaken is.

Ketenpartners waarmee het Zorginstituut met behulp van digitaal berichtenverkeer gegevens uitwisselt zijn: de zorgverzekeraars, het UWV, de SVB, de Belastingdienst, het Centraal Justitieel Incassobureau, de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, pensioenfondsen en levensverzekeraars, werkgevers en deurwaarderskantoren. De meeste uitwisselingen door middel van digitaal berichtenverkeer vinden plaats via het landelijk schakelpunt het Routerings Instituut(inter)Nationale InformatieStromen (RINIS), dan wel met behulp van webportals.

De overdracht vergt bij de partners met name aanpassingen in de gegevensuitwisselingsystemen. Omdat de regelingen ongewijzigd («as is») overgaan, zijn in de «back office» systemen bij deze partijen slechts in beperkte mate aanpassingen noodzakelijk.

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie naar de additionele kosten bij de partners.

Uitgangpunt bij wetswijzigingen waarbij de uitvoering ongewijzigd blijft, is dat partijen de eventuele kosten bij dergelijke overdrachtsmaatregelen zelf dragen, binnen de bestaande budgetten. Dat is met het onderhavige wetsvoorstel niet anders. Een uitzondering daarop heb ik gemaakt voor het UWV, de partij waarmee het meest intensief persoons- en uitkeringsgegevens worden gewisseld, waaronder ten behoeve van de wanbetalersregeling.

In een uitgebrachte uitvoeringstoets heeft het UWV de eenmalige uitvoeringskosten vooralsnog begroot op € 130.000,–. Ik heb het UWV toegezegd deze kosten te vergoeden.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de extra kosten als gevolg van het uitstel.

Het uitstel brengt voor de overheveling geen wijzigingen met zich mee. Het principe van de «as is» overheveling blijft overeind. De extra kosten zijn gelegen in de verlenging van het project. Deze kosten zijn nog niet definitief vastgesteld.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts om aan te geven hoeveel de beheerskosten van de over te hevelen regelingen bedragen.

Op basis van de door het Zorginstituut ingediende begroting 2015 is de omvang van de direct aan de burgerregelingen toe te rekenen kosten € 22,9 mln. Dit betreft de uitvoeringkosten van de regelingen. Ze staan dus los van de overheveling.

De leden van de CDA-fractie vinden het opvallend dat voor de regeling voor wanbetalers en onverzekerden bijna evenveel mensen in vaste als in tijdelijke dienst zijn. Graag krijgen zij een toelichting van de regering waarom zoveel mensen in tijdelijke dienst zijn in verhouding tot mensen in vaste dienst.

De verhouding tussen het aantal vaste en tijdelijke medewerkers laat zich als volgt verklaren. De regelingen voor wanbetalers en onverzekerden zijn vanaf 2009 respectievelijk 2011 ingegaan. In de eerste jaren van de uitvoering bestond onduidelijkheid over de structurele omvang van de werkzaamheden en daarmee samenhangend de structureel benodigde personele capaciteit. Daarom is gekozen voor een jaarlijks opnieuw vast te stellen incidentele financiering en daarop afgestemde samenstelling van de groep medewerkers die de burgerregelingen uitvoert.

Daar komt bij dat vanaf 2012 duidelijk werd dat de uitvoering van de burgerregelingen mogelijk naar een andere organisatie zou overgaan. Met het oog daarop is besloten om de verhouding vaste en tijdelijke medewerkers niet structureel aan te passen.

De leden van de CDA-fractie willen graag van de regering weten hoe zij tegen de constatering van de VNG aankijkt waarin staat dat de inning van eigen bijdragen door het CAK, voor in het bijzonder het beschermd wonen, nog niet goed verloopt. Zij vragen ook welke oorzaken de moeizame inning heef, en welke gevolgen dit heeft voor de nieuw over te dragen burgerregelingen.

De constatering dat de inning van de eigen bijdragen voor beschermd wonen moeizaam verloopt, wordt niet herkend. Deze is namelijk gelijk aan de inning in 2014. Het CAK hanteert broninhouding bij de inning van de eigen bijdragen voor beschermd wonen. Dit betekent dat de eigen bijdrage wordt ingehouden op de uitkering of AOW van de klant. De uitkerende instanties, het UWV en de SVB, storten de eigen bijdrage vervolgens door naar het CAK en het CAK stort de eigen bijdrage door aan gemeenten. Verder speelt bij beschermd wonen dat een groep cliënten pas eind tweede kwartaal door Achmea werd aangemerkt als beschermd wonen. De eigen bijdrage is wel gewoon opgelegd en geïnd. Echter de afdracht had plaatsgevonden aan het Fonds langdurige zorg in plaats van aan de gemeenten. Dit wordt nu gecorrigeerd.

Voor wat betreft de stand van zaken over inning van de eigen bijdragen Wmo heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd over de acties die worden ondernomen, bij brief van 9 oktober jl. en in de derde voortgangsrapportage HLZ.3 In een volgende voortgangsrapportage HLZ zal hij u ook over de structurele aanpak informeren.

Tenslotte vinden de leden van de CDA-fractie het jammer dat de regering deze wetswijziging niet ter advisering heeft voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens. Zij willen graag van de regering meer uitleg over het volgende. Enerzijds begrijpen deze leden dat de regering de zogenaamde burgerregelingen onder een organisatie wil brengen die veel ervaring heeft met de uitvoering van de zogenaamde burgerregelingen, maar anderzijds vinden zij ook dat deze burgerregelingen strikt gescheiden moeten worden uitgevoerd, en dat privacy van mensen gewaarborgd moet blijven. Kan de regering hier nog eens op reageren, zeker in het licht van het voornemen van het CAK om de nieuwe systemen in hun huidige systemen te integreren?

De afzonderlijke burgerregelingen zullen te allen tijde strikt gescheiden worden uitgevoerd van de overige regelingen die het CAK uitvoert. Vanuit de Wet bescherming persoonsgegevens geldt dat gegevens die worden verzameld voor het ene doel, niet mogen worden gebruikt ten behoeve van een ander doel. Dit geldt dus ook voor de verschillende burgerregelingen onderling. Met integratie wordt bedoeld integratie in het gehele systeemlandschap van het CAK, dus niet integratie van verschillende systemen onderling. Voorbeeld: de persoonsgegevens die voor de wanbetalersregeling worden opgeslagen, zullen strikt gescheiden blijven van de persoonsgegevens die voor een eigen bijdrageregeling worden opgeslagen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVI nr. 11

X Noot
2

Kamerstukken II 2015–2016, 34 203, nr. 8

X Noot
3

Kamerstukken II, 2015/16, 29 538, nr. 197, respectievelijk 34 104, nr. 83.

Naar boven