34 200 XVIII Jaarverslag en slotwet Wonen en Rijksdienst 2014

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2015

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 bij Wonen en Rijksdienst (XVIII)» (Kamerstuk 34 200 XVIII, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Vraag 1

P-Direkt werkt nog niet sluitend; kan aangegeven worden op welke termijn dat geregeld is?

Antwoord: De gesignaleerde onvolkomenheden betreffen niet het primaire proces van P-Direkt, alleen onderdelen van twee ondersteunende processen, t.w. technisch beheer personeelsadministratie (afwijkingen in autorisatie-inrichting) en leveranciersmanagement (onvolledige overeenkomsten of rapportages van sommige subcontractors). Voor beide processen zijn inmiddels herstelacties ondernomen en aanvullende controles ingericht op systeem- en beheerniveau. Beoordeling van de mate van procesbeheersing is onderdeel van de reguliere interne controles en audits door de ADR.

Vraag 2

Het inkoopbeheer bij de Rijksgebouwendienst, FMHaaglanden en HIS is niet op orde. Is er een plan van aanpak om dat spoedig rond te krijgen?

Antwoord: Het inkoopbeheer bij FMHaaglanden is in 2014 op orde gebracht. Bij het inkoopbeheer van de Rijksgebouwendienst is een onvolkomenheid geconstateerd in 2013. De Rijksgebouwendienst heeft in 2014 het grootste deel van de maatregelen van het verbeterplan inkoopbeheer Rijksgebouwendienst geïmplementeerd. In 2015 zal de implementatie verder worden doorgezet. Het inkoopbeheer van de HIS is een nieuw geconstateerde onvolkomenheid. Het verbeterplan wordt momenteel uitgewerkt en naar aanleiding van de constateringen van de Algemene Rekenkamer worden in 2015 maatregelen geïmplementeerd. De verschillende inkooporganisaties van BZK/WenR hebben onderling overleg en trekken lering uit elkaars ervaringen.

Vraag 3

De inkopen onder 50.000 euro zijn moeilijk te rijmen met de bedoeling van de Aanbestedingswet; op welke wijze zou dit idealiter opgelost moeten worden?

Antwoord: Naar aanleiding van de onvolkomenheid over de circulaire ben ik in gesprek gegaan met de Algemene Rekenkamer om te komen tot een voor de Algemene Rekenkamer aanvaardbare oplossing. De Algemene Rekenkamer en ik zijn tot de volgende oplossingsrichting gekomen: Er komt een nadere – verbeterde – toelichting bij de Inkoopcirculaire en in het inkoopdossier wordt zichtbaar gemaakt welke afweging ten grondslag ligt aan de keuze voor de gevolgde procedure.

Daarnaast overweeg ik een beleidslijn voor de keuze van ondernemers te ontwikkelen om zo te borgen dat Rijksbreed voldoende spreiding van aanbieders wordt gerealiseerd.

Voor het operationaliseren van zowel de afweging in het inkoopdossier als de beleidslijn zal ik procedures bij de inkooporganisaties onder de aandacht brengen en op naleving daarvan controleren.

Vraag 4

Er is onvoldoende zicht op beveiligingsrisico’s rijksoverheid. Is dat inmiddels opgelost en wat zijn de risico’s zo wel kwalitatief als kwantitatief?

Antwoord: Alle departementen hebben medio februari een In Control verklaring over het voldoen aan de Baseline informatiebeveiliging Rijk (BIR) afgegeven. Daarbij is ook aangegeven op welke gebieden de BIR nog niet (geheel) was ingevoerd. Uit deze In Control Verklaringen kan niet direct worden afgeleid welke risico’s de departementen lopen.

Ik ga daarom op basis van de informatie uit de In Control verklaringen (ICV) en de onderliggende dossiers snel met (de CIO’s van) de departementen in gesprek om duidelijkheid over de nog openstaande risico’s te krijgen.

Voor de goede orde: het is niet zo dat bij de implementatie van de BIR bij nul is begonnen. De BIR is enkele jaren geleden opgesteld ter vervanging van de al bestaande en niet veel van elkaar verschillende departementale baselines met beveiligingsnormen, zodat binnen de Rijksdienst één standaard ontstond.

Vraag 5

Kunt u onderbouwen waarom wordt gesteld dat het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst per 31 december 2014 succesvol is afgerond en waar nodig overgedragen aan bestaande organisatieonderdelen, terwijl de bezuinigingen niet zijn gehaald?

Antwoord: Bij de aanvang van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst is een eerste inschatting gemaakt van het besparingspotentieel. Daarna is elk project financieel onderbouwd, waarvan acht projecten in de vorm van een businesscase. Gedurende de looptijd van het programma is het besparingspotentieel bijgesteld, met name als gevolg van politieke en economische omstandigheden of heroriëntatie op een eerder gekozen aanpak. Eén project is tussentijds stopgezet. De overige projecten zijn afgerond of zijn in uitvoering. Het grootste deel van de oorspronkelijk beoogde resultaten zal in 2020 zijn behaald. Voor de projecten die nog in uitvoering zijn is het niet nodig om een aparte programmastructuur in stand te houden naast de bestaande organisatiestructuur. Dit zou leiden tot overbodige ambtelijke drukte. De projecten zijn in de lijn ondergebracht en vallen daarmee onder de reguliere uitgavenbeheersing.

Vraag 6

Kunt u aangeven welk deel van de taakstelling om in 2018 4,1 miljard euro op de apparaatskosten te bezuinigen tot nog toe is gerealiseerd? Hoe ziet u er op toe dat het nog niet gerealiseerde deel ook daadwerkelijk gerealiseerd zal worden?

Antwoord: Het bedrag van € 4,2 mld. is het totaal aan taakstellingen dat sinds het Coalitieakkoord 2007 in opeenvolgende regeerakkoorden en overige begrotingsakkoorden is opgelegd aan de Rijksdienst en vanuit de rijksbegroting gefinancierde zbo’s. Elke keer dat een taakstelling is overeengekomen wordt deze verwerkt in departementale begrotingen, waardoor rijksbreed het apparaatsbudget met het bedrag van de taakstelling is verminderd. Daarnaast kunnen er redenen zijn voor kabinet en Tweede Kamer om te besluiten tot beleidsintensiveringen, die leiden tot extra apparaatsuitgaven. Bovendien is in 2013 met Verantwoord Begroten een scheiding aangebracht tussen programma- en apparaatsmiddelen waarna door boekhoudkundige mutaties de apparaatsuitgaven zijn toegenomen omdat een deel van de apparaatsmiddelen oorspronkelijk als programma was geboekt.

Het kabinet heeft in 2013 de afspraak gemaakt dat mutaties die leiden tot hogere apparaatsuitgaven, bijvoorbeeld als gevolg van tegenvallers of nieuwe beleidsprioriteiten, moeten worden opgevangen binnen het eigen apparaatsbudget van ministeries. Het is in beginsel niet toegestaan om extra uitgaven voor apparaat te dekken uit programmabudget, zoals in het verleden veelvuldig het geval was. In de aanbiedingsbrief bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk heb ik maatregelen aangekondigd om namens het kabinet strakker aan de voorkant te gaan sturen op de apparaatsuitgaven in de vorm van een apparaatskader en een onafhankelijke toets indien ministeries menen voorgenomen intensiveringen niet binnen het eigen apparaat te kunnen dekken.

Vraag 7

Kunt u een totaaloverzicht geven van de departementale realisaties van de afgeronde projecten van het programma Compacte Rijksdienst die een besparing moeten opleveren voor het Rijk?

Antwoord: In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014 zijn in hoofdstuk 1 per project de gerealiseerde baten opgenomen. Deze baten worden niet bijgehouden per departement, omdat departementen zelf verantwoordelijk zijn voor de invulling van de taakstelling.

Vraag 8

In hoeverre is de ambitie om uiterlijk in 2018 voor in totaal 4,1 miljard euro te bezuinigen op de apparaatskosten, daadwerkelijk tot nu toe gerealiseerd? Klopt het dat het voor 2014 een bedrag van 2,4 miljard euro stond gepland? Hoeveel hiervan is gerealiseerd?

Antwoord: Het bedrag van € 4,2 mld is het totaal aan taakstellingen dat in opeenvolgende regeerakkoorden en overige begrotingsakkoorden sinds het Coalitieakkoord 2007 is opgelegd aan de Rijksdienst en vanuit de rijksbegroting gefinancierde zbo’s. Elke keer dat een taakstelling is overeengekomen zijn deze verwerkt in departementale begrotingen. Elk departement heeft de taakstelling vertaald in een verlaging van de eigen meerjarenreeks. De € 2,4 mld waaraan wordt gerefereerd is het bedrag dat door opeenvolgende akkoorden tussen 2010 en 2014 aan taakstellingen is opgelegd (zie ook het antwoord op vraag 9). Dit bedrag is ook daadwerkelijk op de apparaatsbudgetten van departementen en zbo’s in mindering gebracht. Daarnaast kunnen er redenen zijn voor kabinet en Tweede Kamer om te besluiten tot beleidsintensiveringen, die leiden tot extra apparaatsuitgaven. Dit naast de boekhoudkundige mutaties als gevolg van de introductie van Verantwoord Begroten.

Vraag 9

Gaat u de besparing van € 4,1 miljard euro, waarvan nu € 0,4 miljard euro is gerealiseerd, ook daadwerkelijk halen? Welke deel van de € 4,1 miljard euro had volgens de oorspronkelijke planning en streefgetal in het jaar 2014 gerealiseerd moeten zijn?

Antwoord: In de Hervormingsagenda Rijksdienst is medio 2013 een overzicht opgenomen van de budgettaire effecten van opeenvolgende taakstellingen. De grondslag van deze taakstellingen had ook betrekking op de door het rijk gefinancierde zbo’s.

Deze bedragen zijn op het moment dat de taakstellingen zijn overeengekomen verwerkt in de departementale begrotingen. Daarna hebben zich van jaar tot jaar mutaties op de departementale begrotingen voorgedaan, waarover u via de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus wordt geïnformeerd.

Vraag 10

Hoe gaat de Kamer geïnformeerd worden of ingeboekte budgetkortingen ook daadwerkelijk op het apparaat worden ingevuld?

Antwoord: Sinds de invoering van Verantwoord Begroten (VB) zijn de apparaatsuitgaven zichtbaar gemaakt in de departementale begrotingen. De apparaatsuitgaven voor de kerndepartementen zijn terug te vinden in het centrale apparaatsartikel. Hierbij is ook een tabel opgenomen met de apparaatsuitgaven van de baten/lasten-agentschappen die onder dat departement vallen. Via de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus heeft de Tweede Kamer inzicht in de ontwikkeling van de apparaatsuitgaven per departement. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk leg ik namens het kabinet verantwoording af over de rijksbrede ontwikkeling van de apparaatsuitgaven.

Vraag 11

Kunt u een totaaloverzicht van departementale realisaties van de besparingen per departement verschaffen? Kan daarbij ook onderscheid gemaakt worden in gerealiseerde en nog te realiseren ombuigingen op enerzijds de beleidskernen en anderzijds de uitvoerende diensten?

Antwoord: De opgelegde taakstellingen zijn door de departementen verwerkt in hun begroting via een verlaging van de uitgavenbudgetten. Er wordt dus niet geregistreerd op het niveau van besparende maatregelen. Het gevraagde totaaloverzicht per departement is zodoende niet beschikbaar. Wel geeft elk departement inzicht in de gerealiseerde uitgaven voor het apparaat en verklaart waar nodig de afwijkingen van het budget.

Vraag 12

Kunt u aangeven hoe u denkt de generieke korting die oploopt tot 1,1 miljard euro structureel (Regeerakkoord kabinet-Rutte-Asscher)te gaan halen? Kunt u daarbij ook aangeven of de stappen die u in deze aanloop nu al heeft genomen op schema lopen? Kunt u een overzicht geven van de begrote en gerealiseerde taakstellingen naar departementen en uitvoeringsdiensten over 2014? Kunt u daarbij ook de beoogde taakstellingen geven voor 2015?

Antwoord: De taakstelling van € 1,1 mld. uit het regeerakkoord heeft betrekking op de jaren 2016 en verder en is verwerkt in de departementale begrotingen. In de begroting Wonen en Rijksdienst 2014 is in bijlage 5.7 inzicht gegeven in de verwerking van deze taakstelling. In het antwoord op vraag 9 vindt u een overzicht van alle taakstellingen die betrekking op de periode 2010–2018. Ook deze taakstellingen zijn verwerkt in de departementale begrotingen. De beschikbare apparaatsbudgetten voor 2015, waarin alle tot dan toe geldende taakstellingen zijn verwerkt, zijn terug te vinden in de departementale begrotingen voor het jaar 2015. In de aanbiedingsbrief bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering heb ik maatregelen aangekondigd om namens het kabinet strakker aan de voorkant te gaan sturen op de apparaatsuitgaven, onder meer in de vorm van een apparaatskader en een onafhankelijke toets indien ministeries menen voorgenomen intensiveringen niet binnen het eigen apparaat te kunnen dekken.

Vraag 13

Klopt het dat een belangrijk deel van de beoogde besparingen van het programma programma Compacte Rijksdienst, tussen 254 en 304 miljoen euro, nog onzeker is? Zo ja, hoe wordt dit verklaard? Zo niet, wat is dan precies het bedrag en waarom is dit niet onzeker?

Antwoord: Het totale besparingspotentieel van het Uitvoeringsprogamma Compacte Rijksdienst in de periode tot en met 2020 bedraagt tussen de € 606–656 mln. euro. Medio 2014 is bijna € 350 mln. reeds gerealiseerd. Voor de nog lopende projecten houd ik een bandbreedte aan voor het besparingspotentieel. In de periode 2015–2020 zullen de besparingen tenminste oplopen tot € 606 mln en in het gunstigste geval tot € 656 mln. Ik heb geen reden om aan te nemen, dat de besparingen lager uitkomen dan de ondergrens van deze bandbreedte.

Vraag 14

Wat is de stand van zaken tot en met 2014, als het gaat om de totale taakstelling voor de apparaatskosten, die tot en met 2018 4,1 miljard euro bedraagt, mede gezien tabel 1 op pagina 9, waarin het dalende besparingspotentieel over de afgelopen jaren is weergegeven?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 6.

Vraag 15

Klopt het dat het Rijk voor een bedrag tussen 137 en 187 miljoen euro alternatieven zal moeten vinden om de beoogde besparingen van het programma Compacte Rijkdienst op de apparaatsuitgaven te realiseren? Zo ja, welke alternatieven zijn er en op welke termijn wordt dit alsnog gerealiseerd? Zo nee, wat is het exacte bedrag, hoe en op welke termijn wordt dit als nog gerealiseerd?

Antwoord: De taakstellingen die rijksbreed zijn opgelegd op het apparaatsbudget zijn verwerkt in de departementale begrotingen. Het is aan de ministeries om maatregelen te treffen om uit te komen met het beschikbare budget. De besparingen als gevolg van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst kunnen zij hiervoor gebruiken. De daling van het besparingspotentieel van Compacte Rijksdienst, onder meer als gevolg van veranderende politieke en economische omstandigheden of heroriëntatie op een eerder gekozen aanpak, betekent dat ministeries zelf andere maatregelen moeten treffen om de taakstelling te realiseren.

Vraag 16

Hoeveel van de nog te realiseren besparingen (tussen 254 en 304 miljoen euro) van het programma Compacte Rijksdienst is nog niet onderbouwd door middel van een business case?

Antwoord: Alle projecten beschikken over een financiële onderbouwing, waarvan acht in de vorm van een businesscase. Uit deze financiële onderbouwing volgt een bandbreedte voor het nog te realiseren besparingspotentieel van € 50 mln.

Vraag 17

Waarom wordt de afronding van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst (CRD) «succesvol» geacht als het programma minder aan besparingen op de apparaatskosten zal opleveren dan bij de start geraamd (tussen 601–651 miljoen euro in plaats van 788 miljoen euro)?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 5.

Vraag 18

Kunt u aangeven of de besparingen van de Compacte Rijksdienst gehaald zullen worden, daar een belangrijk deel van de besparingen van de Compacte Rijksdienst moet komen uit projecten die nog lopen? Om welke bedragen per project gaat het precies?

Antwoord: Het totale besparingspotentieel van het Uitvoeringsprogamma Compacte Rijksdienst in de periode tot en met 2020 bedraagt tussen de € 606–656 mln euro. Medio 2014 is bijna € 350 mln reeds gerealiseerd. Voor de nog lopende projecten houd ik een bandbreedte aan voor het besparingspotentieel. In de periode 2015–2020 zullen de besparingen tenminste oplopen tot € 606 mln en in het gunstigste geval tot € 656 mln. Ik heb geen reden om aan te nemen, dat de besparingen lager uitkomen dan de ondergrens van deze bandbreedte. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014 is per project gespecificeerd wat het besparingspotentieel is en wat de reeds gerealiseerde besparingen zijn.

Vraag 19

Hoeveel geld is sinds 2010 bespaard op beleidsgelden in plaats van op apparaatskosten?

Antwoord: Sinds 2013 zijn als gevolg van de operatie Verantwoord Begroten (VB) de apparaatsuitgaven afzonderlijk zichtbaar gemaakt in de begroting. Deze boekhoudkundige scheiding is een majeure operatie die nog niet volledig is voltooid zodat een eenduidig inzicht in overhevelingen tussen programma en apparaat in genoemde periode niet mogelijk is. Voor de jaren 2013 en 2014 heb ik mij in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk namens het kabinet verantwoord over de ontwikkeling van de apparaatsuitgaven. In 2013 heeft het kabinet besloten om strakker te gaan sturen op apparaatsuitgaven en een einde te maken aan het automatisme om gewenste intensiveringen op apparaat te dekken uit programmamiddelen. Vorig jaar heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst voor het eerst bij begrotingsmomenten alle voorgenomen mutaties getoetst. Op basis van de ervaringen van vorig jaar heeft het kabinet besloten tot een aantal aanscherpingen, waaronder het ontwikkelen van een apparaatskader en een aanvullende onafhankelijke toets als departementen menen gewenste intensiveringen niet uit eigen apparaat te kunnen dekken.

Vraag 20

Kunt u aangeven hoe de tekortkomingen in het inkoopbeheer van de Rijksgebouwendienst, die ondanks het opgestelde verbeterplan nog niet zijn weggenomen, verbeterd zullen worden?

Antwoord: De onvolkomenheid Inkoopbeheer Rgd stamt uit het AR Verantwoordingsonderzoek 2013. In 2014 zijn veel verbeteringen in het Inkoopbeheer doorgevoerd en geïmplementeerd. Het betreft:

  • 1. de Regeling Aanbestedingsprocedures Rijksvastgoedbedrijf;

  • 2. de aanpak van de interne controles in de eerste helft van 2014;

  • 3. de juistheid en volledigheid van de contractenregisters;

  • 4. de vastlegging van verschillende inkoopbeslissingen en de bijbehorende motiveringen.

Met betrekking tot al deze punten zijn in de afgelopen periode verbeteringen aangebracht. De implementatie van de maatregelen en de goede werking wordt in nauw overleg met de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer gemonitord.

Rekening houdend met de opmerkingen van de AR zijn de volgende actie zijn ondernomen:

  • 1. De oude Regeling aanbestedingsregels is vervangen door de RAR 2015 die per 1 april 2015 in werking is getreden.

  • 2. Over de tweede helft van 2015 is een aangepast IC-onderzoek uitgevoerd en een dergelijk onderzoek wordt ook uitgevoerd in 2015. Hierbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de implementatie (en werking) van de maatregelen van het verbeterplan inkoopbeheer.

  • 3. Vanaf 1 april 2015 worden verlengingsopties opgenomen in het contractenregister, het te hanteren format is op 1 juni aangepast net als de implementatie van niet-bouwgerelateerde contracten

  • 4. Op 1 mei 2015 is er een aanbestedingsformulier ingevoerd waarop de vastlegging plaatsvindt van de inkoopbeslissingen en argumenten.

Vraag 21

Kunt u aangeven wanneer de Baseline Informatiebeveiliging Rijk nu wel rijksbreed ingevoerd zal worden?

Antwoord: Dit verschilt per departement. Ik ga op basis van de informatie uit de door de departementen medio februari afgegeven «In Control verklaringen» (ICV) en de onderliggende dossiers snel met (de CIO’s van) de departementen in gesprek om op korte termijn heldere afspraken te maken over de afronding van de implementatie van de BIR. Na het uitvoeren van deze afspraken wordt de invoering van de BIR als afgerond beschouwd; er treedt dan een fase van onderhoud in. Daarnaast blijft de Rijksdienst veranderen en zal er altijd gewerkt moeten worden aan het op orde houden van de processen, systemen en de beveiliging daarvan.

Vraag 22

Kunt u toelichten welke maatregelen er zullen worden genomen om tot een structurele oplossing te komen voor de overschrijding van het budget voor huurtoeslag?

Antwoord: De overschrijding in 2014 wordt vooral veroorzaakt door een groter dan verwachte instroom. Om dit tekort op te lossen, wordt een maatregel op de huurtoeslag voorbereid, waarbij de definitieve vormgeving van de dekking wordt betrokken bij de koopkrachtbesluitvorming in augustus 2015.

Toekomstige overschrijdingen zijn gezien het open einde karakter van de regeling moeilijk met zekerheid te voorkomen. In de ramingen wordt zo goed mogelijk met de recente informatie rekening gehouden om het budget in lijn te brengen met de recent geobserveerde extra instroom.

Naar boven