34 195 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang

Nr. 9 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 september 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I, onderdeel C, wordt «beroepskracht meertalige kinderopvang» vervangen door: beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang.

2

In artikel I, onderdelen F, G, GA, en H, wordt «artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid» vervangen door: artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

3

In artikel I, onderdeel L, wordt «artikel 2.4c eerste lid en derde tot en met zevende lid» vervangen door: artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

4

In artikel I, onderdelen M, MA en N wordt «artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid» vervangen door: artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

5

Na artikel N wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

Onder vernummering van het tweede lid van artikel 2.29 tot derde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden worden gesteld aan de deelname aan een experiment.

6

Het in artikel I, onderdeel O, voorgestelde artikel 3.8j, komt te luiden:

Artikel 3.8j

1. Onze Minister verwerkt de gegevens van de personen die op basis van de artikelen 9a, 9b, 15a en 15b van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk onder de continue screening vallen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1.48d en artikel 2.4c tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Deze personen kunnen bij hun inschrijving gebruik maken van hun bestaande verklaring omtrent het gedrag.

2. Bij de personen, bedoeld in het eerste lid, en bij de overige personen die op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, 1.56b, derde lid en 2.6, derde lid, in het bezit dienen te zijn van een verklaring omtrent het gedrag, worden in verband met de verwerking van hun gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip geen kosten in rekening gebracht.

7

In artikel IA, onderdelen F, G en GA, wordt »artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid» vervangen door: artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

8

In artikel IA, onderdelen L, M en MA, wordt «artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid» vervangen door: artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

9

Artikel IB, onderdeel A, onder 2, komt te luiden:

2. In het tweede tot en met vierde lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» en wordt «derde tot en met zevende lid, gestelde regels» vervangen door: vierde tot en met zevende lid.

10

Artikel IB, onderdeel C, onder 2, komt te luiden:

2. In het tweede en derde lid wordt «de bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door: «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» en wordt «derde tot en met zevende lid, gestelde regels» vervangen door: vierde tot en met zevende lid.

Toelichting

Onderdeel 1

In de eerste nota van wijziging, waarbij de mogelijkheid van meertalige buitenschoolse opvang is opgenomen, is voorgesteld om aan artikel 1.50, tweede lid, een onderdeel toe te voegen dat bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige kinderopvang voldoet. Bedoeld was echter waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet. Dit wordt nu hersteld.

Onderdelen 2, 3, 4, 7, 8, 9 en 10

Om te mogen werken in de kinderopvang geldt straks naast de eis van het beschikken over een verklaring omtrent het gedrag (VOG), dat een persoon moet staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en voorts dat er een koppeling is met de houder. Abusievelijk was in het wetsvoorstel niet opgenomen dat het college ook zal toezien op de naleving van het bepaalde in artikel 1.48d, derde lid, en artikel 2.4c, derde lid, waarin is geregeld, dat de houder de koppeling, waardoor duidelijk wordt waar de ingeschreven persoon (inclusief de houder zelf) in de kinderopvang of bij een peuterspeelzaal werkzaam is, tot stand dient te brengen. Deze omissie wordt hiermee hersteld.

Onderdeel 5

Abusievelijk is in de experimenteerbepaling over innovatief peuterspeelzaalwerk (artikel 2.29) geen mogelijkheid opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorwaarden te stellen aan de deelname aan een experiment. Deze mogelijkheid bestaat wel bij het soortgelijke artikel over innovatieve kinderopvang (artikel 1.87). Die mogelijkheid is destijds ingevoegd bij de Verzamelwet kinderopvang 2012. Vergeten is toen die mogelijkheid ook op te nemen voor het peuterspeelzaalwerk. In de bepaling over peuterspeelzaalwerk wordt deze mogelijkheid nu alsnog opgenomen, omdat deze nodig is bij een pilot meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk. Voor een dergelijke algemene maatregel van bestuur geldt een zogenoemde voorhangprocedure bij het parlement.

Onderdeel 6

De overgangsbepaling is aangepast omdat de bepaling onvoldoende helder was. Verduidelijkt wordt dat het overgangsrecht alleen van toepassing is op personen die reeds onder de continue screening vielen op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel en dat deze personen voor hun inschrijving gebruik kunnen maken van hun bestaande verklaring omtrent het gedrag (VOG). Voor alle overige personen geldt derhalve dat zij voor hun inschrijving dienen zorg te dragen voor een actuele VOG op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, 1.56b, derde lid en 2.6, derde lid van het wetsvoorstel.

Verder is bepaald dat gedurende een bij ministeriële regeling vast te stellen termijn de inschrijving voor alle personen kosteloos is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven