34 182 Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen)

Nr. 18 AMENDEMENT VAN HET LID LAÇIN C.S.

Ontvangen 21 november 2018

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel L, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «, onderdeel a,».

2. In onderdeel 1 wordt «In het eerste onderdeel» vervangen door «In onderdeel a, eerste onderdeel».

3. In onderdeel 2 wordt «In het tweede onderdeel» vervangen door «In onderdeel a, tweede onderdeel».

4. In onderdeel 3 wordt «In het derde onderdeel» vervangen door «In onderdeel a, derde onderdeel».

5. Aan onderdeel b wordt een zin toegevoegd, luidende: De geldigheidsduur wordt door het instituut na de geldigheidsduur, bedoeld in de eerste zin, eenmaal met zes maanden verlengd indien het instituut voor het einde van de geldigheidsduur de beoordeling van de laatste toegestane en gevolgde praktische bijscholing als onvoldoende vaststelt. Na de verlenging wordt de geldigheidsduur telkens verlengd met zes maanden gerekend vanaf de dag waarop praktische bijscholing is gevolgd waarvan de beoordeling als onvoldoende is vastgesteld.

II

Artikel I, onderdeel N, komt te luiden:

N

1. In het eerste lid wordt de komma aan het slot van onderdeel c vervangen door een punt en vervallen de onderdelen d en e.

2. Aan het tweede lid wordt toegevoegd «, tenzij de termijn, bedoeld in artikel 13, eerder is geëindigd».

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden, zendt de houder van het ongeldig verklaarde certificaat dat certificaat aangetekend aan het instituut of levert dat certificaat in bij het instituut.

III

In artikel I, onderdeel Na, wordt in het voorgestelde artikel 15a, eerste lid, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • aa. een verlenging als bedoeld in artikel 13, onderdeel b, derde zin,

Toelichting

Dit amendement regelt dat de sanctie op het niet behalen van de vijfjaarlijkse praktijkbegeleiding wordt veranderd. Nu is het zo dat een rijinstructeur van wie de praktijkbegeleiding niet als voldoende wordt beoordeeld de instructiebevoegdheid kan verliezen. De huidige sanctie hangt als een zwaard van Damocles boven het hoofd van rijschoolhouders en instructeurs. Ondernemers lopen de kans in een keer hun hele bedrijf kwijt te zijn. Die consequentie is buitenproportioneel. Met dit amendement moet de rijinstructeur die de praktijkbegeleiding niet voldoende afsluit binnen zes maanden opnieuw de praktijkbegeleiding volgen. De geldigheidsduur van het certificaat wordt daartoe telkens met een half jaar verlengd: voor de eerste keer met zes maanden gerekend vanaf het einde van de geldigheidsduur van vijf jaar, daarna met zes maanden gerekend vanaf de laatst gevolgde en onvoldoende beoordeelde praktische bijscholing. De rijinstructeur kan zodoende blijven opgaan voor herkansing zonder zijn instructiebevoegdheid te verliezen. Wanneer de rijinstructeur niet opgaat voor herkansing, verliest hij de instructiebevoegdheid.

Deze sanctie is al stevig genoeg, want het betekent onaantrekkelijke extra kosten voor een cursus en examen. Dit amendement regelt eveneens dat een bij de verlenging van de instructiebevoegdheid een VOG moet worden overgelegd. Dit is in aanvulling op de in het wetsvoorstel geregelde overlegging van de VOG. Ook dit kan dus extra kosten met zich mee brengen voor de rijinstructeur.

Laçin Van Aalst Sienot Von Martels

Naar boven