De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wetsvoorstel gesloten coffeeshopketen een overgangsregeling kent
waarbij coffeeshops, zolang het aanbod van gedoogde telers niet afdoende is, ook bij
niet-gedoogde telers mogen inkopen;
overwegende dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport moet zorgen voor
voldoende gedoogbesluiten waardoor er voor coffeeshops een volledig dekkend aanbod
van wiet en hasjiesj ontstaat;
van mening dat het onwenselijk is dat er naast een gedoogd aanbod een niet-gedoogd
aanbod in stand blijft;
van mening dat het wetsvoorstel onvoldoende prikkels biedt voor coffeeshophouders
om zo snel als mogelijk over te stappen op enkel de inkoop van gedoogde wiet en hasjiesj;
van mening dat bij algemene maatregel van bestuur een fasering moet worden opgenomen
met jaarlijks oplopende percentages waaruit het aanbod van gedoogde wiet en hasjiesj
ten opzichte van de totale vraag moet bestaan;
van mening dat aan het einde van deze fasering er sprake moet zijn van een volledig
aanbod van gedoogde wiet en hasjiesj;
van mening dat die fasering zo kort als redelijkerwijs mogelijk moet zijn;
verzoekt de regering, uiterlijk bij het in werking treden van dit wetsvoorstel bij
algemene maatregel van bestuur bovengenoemde fasering op te nemen;
verzoekt de regering tevens, de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van
die vastgestelde fasering,
en gaat over tot de orde van de dag.